Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
1.3. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2025 uitspraak gedaan over een klacht van een betrokkene die zich verzette tegen het toedienen van dwangmedicatie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die zwanger is, had een klacht ingediend tegen de zorgverantwoordelijke, een psychiater van GGZ Noord-Holland Noord, en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank moest beoordelen of het toedienen van dwangmedicatie in dit geval gerechtvaardigd was, gezien de zwangerschap van de betrokkene en de risico's voor zowel haar als het ongeboren kind. De rechtbank concludeerde dat de risico's van het staken van de medicatie voor de baby zo groot waren dat aan het wilsbekwame verzet van de betrokkene kon worden voorbijgegaan. De zorgverantwoordelijke had voldoende rekening gehouden met de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid bij de beslissing om de medicatie voort te zetten. De klacht van de betrokkene werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.