ECLI:NL:RBNHO:2025:9968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
11210520 \ CV EXPL 24-4951
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor instapweigering van passagiers door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van Singapore Airlines wegens een instapweigering op vlucht SQ323 van Amsterdam naar Singapore op 11 juli 2022. De kantonrechter heeft eerder het voornemen uitgesproken om vragen van uitleg te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in een andere aanhangige procedure. Vanwege procedurele ontwikkelingen in die andere procedure heeft de kantonrechter besloten om ook in deze zaak vragen aan het Hof te stellen. De passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim, stellen dat de vervoerder hen moet compenseren op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, terwijl de vervoerder aanvoert dat de instapweigering was gebaseerd op redelijke gronden, namelijk een verplichting van Schiphol om het aantal vertrekkende passagiers te beperken vanwege veiligheidsredenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich aanvullend uit te laten over het voornemen om vragen aan het Hof te stellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11210520 \ CV EXPL 24-4951
Uitspraakdatum: 27 augustus 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]3. [eiser 3]
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Singapore Airlines Ltd.
gevestigd te Singapore
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)
De zaak in het kort
Aviclaim heeft namens de passagiers compensatie gevorderd wegens een instapweigering. De kantonrechter heeft aanvankelijk het voornemen uitgesproken om in een andere aanhangige procedure vragen van uitleg te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Partijen hebben zich in deze procedure wel uitgelaten over de in die andere procedure te stellen vragen. Vanwege procedurele ontwikkelingen in de andere aanhangige procedure, ziet de kantonrechter aanleiding om op de aanvankelijke weigering ook in de onderhavige procedure vragen te stellen terug te komen. Hoewel partijen hun zienswijzen al eerder hebben gegeven, zullen zij uit het oogpunt van een goede procesorde nog in de gelegenheid worden gesteld om zich over dit voornemen (aanvullend) uit te laten bij een tegelijkertijd te nemen akte.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- het tussenvonnis van 8 januari 2025 waarin mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht met aanvullende producties van de passagiers;
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2025 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de brief van Singapore Airlines van 23 juni 2025;
- de akte van de passagiers van 23 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 11 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Singapore, naar Cebu City, Filipijnen, met vluchtcombinatie SQ323 en SQ8556.
2.2.
De vervoerder heeft de passagiers de instap geweigerd op vlucht SQ323 van Amsterdam naar Singapore (hierna: de vlucht).
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van vertraagde aankomst van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof . De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de instapweigering op de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de instapweigering was gebaseerd op redelijke gronden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Invulling van het begrip ‘redelijke gronden’
4.2.
Ter beoordeling van de vraag of sprake is van een instapweigering in de zin van de Verordening, die recht geeft op compensatie, moet worden beoordeeld of de vervoerder redelijke gronden had om de passagiers de instap te weigeren. Deze redelijke gronden kunnen onder meer redenen zijn die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging of ontoereikende reisdocumenten. [3] Het Hof heeft geoordeeld dat het hierbij gaat om een niet-limitatieve lijst. [4]
4.3.
Volgens de vervoerder was er in de zomer van 2022 sprake van chaos op Schiphol vanwege een tekort aan beveiligingspersoneel. Dit leidde tot zeer lange wachtrijen voor de beveiliging. Daarom heeft de luchthaven luchtvaartmaatschappijen verplicht om het aantal vertrekkende passagiers te verminderen. Dit betekende dat de vervoerder het aantal gevulde stoelen op de vlucht moest beperken. Daarom is de boeking van de passagiers geannuleerd, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren, onder verwijzing naar de jurisprudentie van het Hof, aan dat het bij redelijke gronden moet gaan om redenen die toerekenbaar zijn aan de passagier die niet mocht instappen. In dit geval was het niet aan hen toerekenbaar dat zij niet in mochten stappen. Zij stellen voor om vragen van uitleg te stellen aan het Hof over het ‘redelijke gronden’-criterium.
4.5.
Het Hof heeft het volgende geoordeeld over het herverdelen van vluchten door een luchtvaartmaatschappij vanwege buitengewone omstandigheden:
“Deze herverdeling is verricht om te vermijden dat de betrokken passagiers van de wegens buitengewone omstandigheden geannuleerde vluchten niet het slachtoffer zouden worden van al te lange wachttijden. Deze reden is echter niet vergelijkbaar met die welke uitdrukkelijk in artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 zijn vermeld, aangezien zij absoluut niet toerekenbaar is aan de passagier die niet mocht instappen.” [5]
4.6.
Deze overweging lijkt op het eerste gezicht steun te bieden aan het standpunt van de passagiers omdat de capaciteitsbeperking van Schiphol niet aan hen toerekenbaar was. Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat uitzonderingen op bepalingen die rechten verlenen aan passagiers strikt moeten worden uitgelegd. [6] Dit pleit ervoor om het begrip ‘redelijke gronden’ strikt uit te leggen en deze situatie niet onder dit begrip te laten vallen. Ten slotte kan een luchtvaartmaatschappij bij instapweigering geen beroep doen op buitengewone omstandigheden, zoals een reorganisatie van vluchten. [7]
4.7.
Tegen het standpunt van de passagiers dat daarom in dit geval geen sprake is van redelijke gronden valt evenwel het volgende in te brengen:
- De Verordening noemt als een voorbeeld van redelijke gronden redenen die te maken hebben met ‘veiligheid of beveiliging’. De verplichting, opgelegd door de leiding van Schiphol aan de vervoerder om het aantal passagiers op de luchthaven te beperken is een reden die te maken heeft met de veiligheid op de luchthaven; [8] - Het Hof heeft daarnaast geoordeeld dat het bij de in de Verordening opgenomen voorbeelden van redelijke gronden gaat om een niet-limitatieve lijst. [9] In dit geval was de reden van de instapweigering niet verwijtbaar aan de vervoerder. Hij werd immers door Schiphol verplicht om het aantal vertrekkende passagiers te beperken. Er was daarom geen sprake van een vrije keuze van de vervoerder.
4.8.
Gelet op het bovenstaande rijst de vraag hoe de begrippen ‘instapweigering’ en ‘redelijke gronden’ in de zin van artikel 2, sub j, van de Verordening moeten worden uitgelegd, meer specifiek of daarvan sprake kan zijn als een luchtvaartmaatschappij passagiers de instap weigert op een vlucht omdat de luchthaven hem in verband met de veiligheid op de luchthaven heeft verplicht om het aantal passagiers op die dag te verminderen.
Procesverloop en voornemen stellen vragen van uitleg
4.9.
Omdat in een andere, gelijktijdig aanhangige procedure dezelfde vragen speelden, heeft de kantonrechter aanvankelijk het voornemen uitgesproken om in die procedure vragen van uitleg te stellen aan het Hof. Partijen zijn in deze procedure in de gelegenheid gesteld om zich per brief uit te laten over de stellen vragen. De vervoerder heeft hierop per brief gereageerd, de passagiers bij akte. Daarin hebben partijen zich onder meer uitgelaten over de formulering van de te stellen vragen.
4.10.
De vervoerder heeft vervolgens verzocht om de vragen ook in deze procedure te stellen (of een andere aanhangige procedure waarin de vervoerder betrokken is). De kantonrechter heeft dit verzoek toen geweigerd omdat het voornemen was om de vragen in de eerder genoemde andere, gelijktijdig aanhangige procedure te stellen en er geen reden was om de vragen eveneens in deze procedure te stellen.
4.11.
Vanwege procedurele ontwikkelingen in de andere aanhangige procedure, ziet de kantonrechter echter aanleiding om op deze weigering terug te komen. Dit betekent dat de kantonrechter nu voornemens is, alvorens verder te beslissen, in deze procedure vragen van uitleg aan het Hof te stellen. Hoewel partijen hun zienswijzen al eerder hebben gegeven, zullen zij uit het oogpunt van een goede procesorde nog in de gelegenheid worden gesteld om zich over dit voornemen (aanvullend) uit te laten bij een tegelijkertijd te nemen akte. In afwachting daarvan wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 24 september 2025 voor het nemen van een akte door beide partijen als bedoeld in overweging 4.12 van dit tussenvonnis
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 2, aanhef en sub j van de Verordening.
3.Artikel 2, aanhef en sub j van de Verordening.
4.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.
5.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604., ro. 33.
6.HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C: 2008:771, ro. 17 en HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604, ro. 38.
7.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604, ro. 38.
8.Rb. Noord-Holland 27 november 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:12628; Rb. Noord-Holland 4 december 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:13433; Rb. Noord-Holland 4 december 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:13425.
9.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604, ro. 30 en HvJEU 4 oktober 2012, C-321/11, ECLI:EU:C:2012:609, ro. 30.