ECLI:NL:RBNHO:2024:12628

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11008254 \ CV EXPL 24-2009
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding van kosten door passagiers na instapweigering door vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie en vergoeding van kosten van de vervoerder omdat zij niet mee mochten met een vlucht van Amsterdam naar Mexico City. De vervoerder, American Airlines, stelt dat de passagiers niet konden worden vervoerd vanwege een capaciteitsbeperking die was ingesteld door Schiphol. De kantonrechter oordeelt dat er sprake was van een instapweigering, maar dat de beperkingen van Schiphol redelijke gronden vormden om de passagiers de instap te weigeren. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten en waren omgeboekt naar een alternatieve vlucht, maar arriveerden meer dan twee dagen later op hun eindbestemming. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.360,01 aan compensatie en € 204,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de weigering om de passagiers te vervoeren was gebaseerd op redelijke gronden, en wijst de vorderingen van de passagiers af. De passagiers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11008254 \ CV EXPL 24-2009
Uitspraakdatum: 27 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
American Airlines
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. M. Lustenhouwer en mr. D.H.A. Delger (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie en vergoeding van kosten van de vervoerder gevorderd omdat zij niet mee mochten met een vlucht. Volgens de vervoerder kwam dit omdat er een capaciteitsbeperking was ingesteld door Schiphol. Daarom moest het aantal passagiers op de vlucht beperkt worden. De vervoerder betwist dat het hierbij ging om een instapweigering. De kantonrechter oordeelt dat hier wel sprake was van een instapweigering. De beperkingen van Schiphol waren echter redelijke gronden om de passagiers de instap te weigeren. Daarom wordt de vordering van de passagiers afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de mondelinge behandeling van 5 november 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 9 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Dallas Fort Worth International Airport, Verenigde Staten, naar Juarez International Airport, Mexico City, Mexico, met de vluchtcombinatie AA221 en AA2417.
2.2.
De vluchtcombinatie is uitgevoerd, maar de passagiers zijn niet meegevlogen.
2.3.
De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vluchtcombinatie vanaf Brussel, België. Daarmee zijn zij meer dan twee dagen later op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.360,01, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen direct na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 204,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen – na wijziging van eis – dat de vervoerder hen tegen hun wil de instap op vlucht AA221 van Amsterdam naar Dallas (hierna: de vlucht) heeft geweigerd. Zij stellen dat de vervoerder hen vanwege deze instapweigering moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening). Daarnaast stellen zij dat de vervoerder hen € 160,01 aan kosten moet vergoeden die zij hebben gemaakt voor vervoer per trein naar de luchthaven van Brussel en voor een hotelovernachting (artikel 9 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Volgens de vervoerder konden de passagiers niet aan boord van de vlucht worden vervoerd vanwege een capaciteitsbeperking op Schiphol. Er was in de zomer van 2022 een tekort aan beveiligingspersoneel. Schiphol heeft luchtvaartmaatschappijen verplicht om het aantal passagiers terug te brengen omdat de luchthaven de passagiersstromen niet aankon. Daarom moest het aantal gevulde stoelen op de vlucht beperkt worden en zijn de passagiers in kwestie omgeboekt naar de alternatieve vluchten. De vlucht is wel uitgevoerd, maar met minder passagiers aan boord.
4.3.
De vervoerder betwist primair dat het hierbij ging om een instapweigering tegen de wil van de passagiers. Hij voert aan dat de oplossing in overleg met de passagiers tot stand is gekomen. Daarnaast heeft hij niet geweigerd om de passagiers te vervoeren, maar heeft hij een instructie van de luchthaven gekregen om het aantal te vervoeren passagiers te verminderen. Daar moest hij zich aan houden. Hij had ook niet de wil om de passagiers te weigeren maar hij was gebonden aan het besluit van de luchthaven. Ten slotte hebben de passagiers zich ook niet voor het instappen gemeld en hadden zij na de omboeking ook geen bevestigde boeking meer voor de vlucht, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagiers hebben hier tegenin gebracht dat er feitelijk sprake is van een instapweigering. Zij hadden immers een bevestigde boeking voor de vlucht, maar mochten uiteindelijk toch niet mee. Daarbij is de wil van de vervoerder of de achterliggende reden daarvan niet van belang, aldus de passagiers.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat een instapweigering in de zin van de Verordening een weigering is om passagiers op een vlucht te vervoeren, als zij zich wel voor het instappen hebben gemeld. Daarvoor is vereist dat zij een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben (artikel 2 onder j van de Verordening). Als aan deze voorwaarden is voldaan, en de passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, hebben zij recht op compensatie, bijstand en verzorging (artikel 4 lid 3 van de Verordening). Er is echter geen sprake van een instapweigering als de weigering is gebaseerd op redelijke gronden (artikel 2 onder j van de Verordening).
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat er in dit geval sprake was van een weigering van de vervoerder om de passagiers op de vlucht te vervoeren. Vast staat namelijk dat de passagiers feitelijk niet mee mochten vliegen met de vlucht. Het Hof heeft geoordeeld dat het begrip ‘instapweigering’ geldt voor alle gevallen waarin een luchtvaartmaatschappij weigert een passagier te vervoeren. [1] Dit betekent dat het in dit verband niet uitmaakt dat deze weigering het gevolg was van de door Schiphol opgelegde beperkingen of dat de vervoerder dit schijnbaar niet wilde.
4.7.
Ook de omstandigheid dat de passagiers zich, na het horen dat zij niet op de vlucht toegelaten zouden worden, niet alsnog op de luchthaven voor het inchecken hebben gemeld, maakt dit niet anders. Het Hof heeft immers geoordeeld dat een luchtvaartmaatschappij die een passagier van tevoren ervan in kennis heeft gesteld dat zij hem tegen zijn wil de toegang zal weigeren tot een vlucht waarvoor hij een bevestigde boeking heeft, deze passagier ook compensatie moet betalen als hij zich niet voor het instappen heeft gemeld. [2] De kantonrechter zal eveneens voorbijgaan aan het betoog van de vervoerder dat de passagiers na het omboeken geen bevestigde boeking meer hadden voor de vlucht in kwestie, nu hij in zijn conclusie van dupliek uitdrukkelijk heeft erkend dat zij dat daarvóór wel hadden.
4.8.
Ter beoordeling van de vraag of ook sprake is van een instapweigering in de zin van de Verordening, die recht geeft op compensatie, moet ten slotte beoordeeld worden of de vervoerder redelijke gronden had om de passagiers de instap te weigeren. Deze redelijke gronden kunnen onder meer redenen zijn die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging of ontoereikende reisdocumenten (artikel 2 onder j van de Verordening). Het Hof heeft geoordeeld dat het hierbij gaat om een niet-limitatieve lijst. [3]
4.9.
De vervoerder stelt dat de weigering was gebaseerd op redelijke gronden. De instructies van Schiphol over het beperken van het aantal passagiers zijn namelijk redenen die te maken hebben met de veiligheid en beveiliging van de luchthaven, zoals bedoeld in de Verordening. De passagiers betwisten dit. Volgens hen moeten deze gronden altijd liggen in de persoonlijke sfeer van een passagier, zoals dronkenschap of het niet voorhanden hebben van een geldig identiteitsbewijs.
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat hij door de leiding van Schiphol bepaalde doelstellingen heeft opgelegd gekregen om het aantal passagiers te verminderen op de dag van de vlucht. Hij heeft eveneens voldoende onderbouwd dat hij daarvoor het aantal passagiers op de vlucht in kwestie moest verminderen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn dit gronden die te maken hebben met de veiligheid op de luchthaven. Niet vereist is dat deze redenen gelegen waren in de persoonlijke omstandigheden van de passagiers in kwestie, zodat dit betoog van de passagiers niet slaagt. Daarom was de weigering gebaseerd op redelijke gronden.
4.11.
Daarom was er weliswaar sprake van een feitelijke instapweigering, maar is geen sprake van een instapweigering in de zin van de Verordening. Daarom kunnen de passagiers geen aanspraak maken op compensatie en vergoeding van kosten en zullen hun vorderingen worden afgewezen.
4.12.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 612,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.
2.HvJEU 26 oktober 2023, C-238/22, ECLI:EU:C:2023:815.
3.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.