ECLI:NL:RBNHO:2025:9410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11624298
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de rechten van passagiers

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter S.N. Schipper van de Rechtbank Noord-Holland, hebben vier passagiers een verzoek ingediend tegen de vervoerder EasyJet Europe Airline GmbH. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Ibiza op 25 mei 2023, die door de vervoerder werd geannuleerd. De passagiers vroegen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat niet was aangetoond dat de vlucht geen doorgang kon vinden. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.400,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vervoerder in het ongelijk werd gesteld en dat de passagiers recht hadden op compensatie, ondanks de argumenten van de vervoerder over de omstandigheden van de annulering. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11624298 \ CV FORM 25-2165
Uitspraakdatum: 13 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

4. [verzoeker 4]

allen wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 31 maart 2025;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 20 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 25 mei 2023 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Ibiza Airport (Spanje), met vlucht EC7891 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
Passagiers sub 1 en sub 4 hebben het vermeende vorderingsrecht van hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan zichzelf gecedeerd.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of de passagiers in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Vast staat dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op het moment van het indienen van het verzoek niet bekwaam waren om zelfstandig in rechte op te treden, omdat zij minderjarig waren. De kantonrechter is echter, mede gelet op de deformaliseringstendens in de rechtspraak van de Hoge Raad [2] , in de gegeven omstandigheden van oordeel dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. De passagiers sub 1 en sub 4 hebben het vermeende vorderingsrecht van hun minderjarige kinderen namelijk rechtsgeldig aan zichzelf overgedragen. Het formulier A zal daarom als verbeterd worden gelezen, in die zin dat het uitsluitend is ingediend door de meerderjarige passagiers, hetgeen al in de kop van deze beschikking is verwerkt.
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van de vervoerder faalt. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.5.
De vervoerder stelt dat de vlucht (Amsterdam – Ibiza) vanwege (een doorwerking van) buitengewone omstandigheden dusdanig was vertraagd, dat het niet langer mogelijk was om de opvolgende vlucht (Ibiza – Amsterdam) uit te voeren zonder daarbij de nachtsluiting van Schiphol te schenden. De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, niet is gebleken dat de vlucht geen (vertraagde) doorgang kon vinden. De vlucht maakte onderdeel uit van de rotatie Amsterdam – Ibiza – Amsterdam. Slechts de terugvlucht naar Amsterdam werd onderworpen aan het nachtregime te Schiphol. Wellicht heeft de vervoerder keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren, maar dit ontslaat hem niet van zijn verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren.
4.6.
De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. De passagiers hebben immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de passagiers vergoeding verzoeken, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [4]

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 257,00 aan griffierecht en € 204,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015.