ECLI:NL:RBNHO:2025:9278

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
10341053 \ CV EXPL 23-994
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van vervoersovereenkomst en terugbetaling ticketprijzen na annulering van vluchten naar Nepal

In deze zaak heeft ARAG SE, vertegenwoordigd door mr. R. Schreuders, namens een aantal passagiers de ontbinding van de vervoersovereenkomst en terugbetaling van ticketprijzen gevorderd van de vervoerder Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines) naar aanleiding van geannuleerde vluchten van en naar Nepal. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor zowel de heen- als terugvlucht, maar de vervoerder stelde dat hij niet verplicht was tot terugbetaling omdat hij al had terugbetaald aan D-Reizen, het reisbureau waar de tickets waren geboekt. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen had voldaan, aangezien de Verordening (EG) nr. 261/2004 niet van toepassing was op de terugvlucht, maar wel op de heenvlucht. De kantonrechter oordeelde dat ARAG voldoende had aangetoond dat zij de vordering op last en in opdracht van de passagiers had ingesteld. De vervoerder werd veroordeeld tot terugbetaling van de ticketprijzen van de heenvlucht en de ontbinding van de vervoersovereenkomst werd toegewezen. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op terugbetaling van de ticketprijzen, ondanks dat de vervoerder had betaald aan D-Reizen, omdat de passagiers geen terugbetaling van D-Reizen hadden ontvangen. De vordering tot vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten werd ook toegewezen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10341053 \ CV EXPL 23-994
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de Europese vennootschap
ARAG SE
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: ARAG
gemachtigde: mr. R. Schreuders
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., handelend onder de naam
Turkish Airlines
gevestigd te Ankara, Turkije
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
De zaak in het kort
ARAG heeft namens een aantal passagiers ontbinding en terugbetaling van de vervoerder gevorderd van de ticketprijzen van een aantal geannuleerde vluchten van en naar Nepal, op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 dan wel het Burgerlijk Wetboek. De vervoerder stelt dat hij niet gehouden is om terug te betalen omdat hij al heeft terugbetaald aan D-Reizen. Het betoog van de vervoerder slaagt niet. De Verordening is echter niet van toepassing op de terugvlucht van de passagiers. Het subsidiaire beroep van ARAG op de ontbinding van de vervoersovereenkomst slaagt wel. Daarom wordt de vervoersovereenkomst ontbonden en de vordering van ARAG grotendeels toegewezen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juni 2023 waarin de bij dagvaarding ingeleide procedure is gesplitst in 22 afzonderlijke zaken, waarvan de procedure in kwestie er een is;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eiseres, tevens wijziging en vermeerdering van eis;
- de akte gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem, [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (hierna gezamenlijk: de passagiers) op 8 en 9 november 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Istanbul, Turkije, en naar Kathmandu, Nepal, met vluchtcombinatie TK1954 en TK0726 (hierna gezamenlijk: de heenvlucht).
2.2.
Op grond van de vervoersovereenkomst moest de vervoerder de passagiers ook op 3 december 2020 vervoeren van Kathmandu, Nepal, via Istanbul, Turkije, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtcombinatie TK0727 en TK1955 (hierna gezamenlijk: de terugvlucht).
2.3.
Alle bovenstaande vluchten zijn geannuleerd.
2.4.
De vervoerder heeft de ticketprijzen terugbetaald aan Airtrade. Airtrade heeft de ticketprijzen terugbetaald aan D-Reizen, via welk reisbureau [betrokkene 1] de vluchten had geboekt. De passagiers hebben geen terugbetaling van de ticketprijzen van D-Reizen ontvangen.
2.5.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.
2.6.
ARAG heeft daarom namens de passagiers terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd.
2.7.
De vervoerder heeft niet uitbetaald aan ARAG.

3.Het geschil

3.1.
ARAG vordert ontbinding van de vervoersovereenkomst.
3.2.
Daarnaast vordert ARAG dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.318,05, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 649,84 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
ARAG baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kantonrechter begrijpt dat ARAG primair stelt dat zij van de passagiers last en opdracht heeft gekregen om een procedure tegen de vervoerder te starten en dat de vervoerder daarom en vanwege de annulering van de vluchten haar de kosten van de vliegtickets terug moet betalen. [1] Subsidiair stelt zij dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen tussen de passagiers en de vervoerder. Zij vordert ontbinding van deze vervoersovereenkomst en terugbetaling van de ticketprijzen als ongedaanmaking daarvan. [2]
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagiers last en opdracht hebben gegeven aan ARAG om de vordering in te stellen. Hij voert aan dat de door ARAG overlegde lastgevingsovereenkomst pas op 24 november 2022 door de passagiers is ondertekend, terwijl de dagvaarding al op 31 maart 2022 aan hem is betekend. ARAG heeft daar tegenin gebracht dat de passagiers al op 25 maart 2022 per e-mail last en opdracht aan haar hebben gegeven om de vordering tegen de vervoerder in te stellen. De vervoerder heeft daar tegenin gebracht dat deze e-mail alleen afkomstig is van [betrokkene 3]. Daarom blijkt daaruit niet zonder meer dat ook de overige passagiers ARAG voorafgaand aan de procedure last en opdracht hebben gegeven om de procedure op te starten, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter oordeelt echter dat ARAG met de door haar overgelegde stukken en haar toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat zij de vordering op last en in opdracht van de passagiers heeft ingesteld. Het betoog van de vervoerder slaagt daarom niet.
Toepasselijkheid van de Verordening
4.4.
De kantonrechter moet ambtshalve onderzoeken of de Verordening op de onder 2.1. en 2.2. genoemde vluchten van toepassing is. Het Hof heeft geoordeeld dat heen- en terugvluchten afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook als deze deel uitmaken van één boeking. [3] Voor de heen- en terugvlucht moet dus afzonderlijk worden beoordeeld of de Verordening daarop van toepassing is.
4.5.
De Verordening is van toepassing op vluchten die vertrekken vanaf een luchthaven gelegen in een lidstaat. [4] Dit geldt voor de heenvlucht. De Verordening is echter alleen van toepassing op vluchten die vertrekken vanaf een luchthaven buiten de Europese Unie naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, als de vervoerder een communautaire luchtvaartmaatschappij is. [5] De terugvlucht voldoet hier niet aan. Weliswaar vertrok de terugvlucht vanaf een luchthaven buiten de Europese Unie (Kathmandu, Nepal) naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat (Amsterdam-Schiphol Airport), maar de vervoerder is gevestigd in Turkije en dus niet in een EU-lidstaat. De vervoerder kan daarom niet over de vereiste exploitatievergunning beschikken en is daarom geen communautaire luchtvaartmaatschappij. [6] De conclusie is dan ook dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht. Met betrekking tot de heenvlucht overweegt de kantonrechter als volgt.
Verplichting tot terugbetaling heenvlucht conform Verordening
4.6.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij al aan zijn verplichtingen uit hoofde van de Verordening heeft voldaan door de prijs van de vliegtickets aan D-Reizen terug te betalen. Deze betaling moet volgens de vervoerder als bevrijdend worden gezien. Volgens de vervoerder is hiervoor bepalend dat de passagiers in eerste instantie D-Reizen hebben ingeschakeld om de terugbetaling van de ticketprijs voor hen te bewerkstelligen. ARAG heeft dit gemotiveerd weersproken.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de vordering primair is gebaseerd op de Verordening. Deze maakt deel uit van het recht van de Europese Unie (het Unierecht). Dat Unierecht heeft in beginsel voorrang op nationaal recht en kan rechtstreekse werking bezitten. Bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht moet niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstelling van de regeling waarvan zij deel uitmaakt. De Verordening is bindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk. Daar waar een rechtstreeks werkende regel van Unierecht onverenigbaar is met een regel van nationaal recht, moeten laatstgenoemde regels op grond van het Unierecht terzijde geschoven worden.
4.8.
Op grond van artikel 5 van de Verordening moet de luchtvaartmaatschappij bij annulering de passagier bijstand bieden als bedoeld in artikel 8 van de Verordening. In dat laatste artikel wordt aan de passagier de keuze voor volledige terugbetaling van de ticketprijs geboden. Blijkens de considerans bij de Verordening wordt met de Verordening een hoog niveau van bescherming van passagiers beoogd. Om een effectieve toepassing van de Verordening te waarborgen, rusten alle verplichtingen uit de Verordening op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert (of laat uitvoeren). Ook in de jurisprudentie van het Hof staat een hoog niveau van bescherming van passagiers voorop, terwijl daaruit ook volgt dat alle verplichtingen uit de Verordening op de luchtvaartmaatschappij rusten. [7]
4.9.
In het licht van het voorgaande moeten de artikelen 5 en 8 van de Verordening zo worden begrepen dat de verplichting om de ticketprijs bij annulering terug te betalen, rust op de luchtvaartmaatschappij. Het is daarmee ook de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om te bewerkstelligen dat de restitutie bij de passagier terecht komt. De luchtvaartmaatschappij moet op grond van artikel 5 van de Verordening immers bijstand verlenen aan de passagier (en niet aan enig ander). Dat betekent dat wanneer een passagier op grond van artikel 8 van de Verordening kiest voor terugbetaling van de originele ticketprijs, die terugbetaling moet plaatsvinden aan de passagier in kwestie. Dat dit anders zou (kunnen) zijn als een passagier zijn ticket heeft geboekt via een reisbureau zoals D-Reizen, volgt niet uit de Verordening of de jurisprudentie daarover. Evenmin volgt daaruit dat de omstandigheid dat D-Reizen bij het boeken van de reis handelt in opdracht van de passagiers, tot een ander oordeel zou moeten leiden.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat ARAG namens de passagiers op grond van de Verordening van de vervoerder kan verlangen dat deze aan haar de ticketprijs terugbetaalt, ook nu de passagiers de tickets via D-Reizen hadden geboekt. Daaruit volgt ook dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen jegens ARAG dan wel de passagiers heeft voldaan in de situatie waarin hij via Airtrade de ticketprijs heeft terugbetaald aan D-Reizen en D-Reizen die ticketprijzen vervolgens niet heeft doorbetaald aan de passagiers. Anders dan de vervoerder betoogt, komt op grond van voormelde uitleg van de Verordening niet zozeer het risico van het faillissement van D-Reizen voor zijn rekening, maar het risico van de keuze van de vervoerder om altijd terug te betalen aan het reisbureau.
Geen bevrijdende betaling aan D-Reizen
4.11.
De vervoerder heeft daarnaast aangevoerd dat hij al bevrijdend heeft betaald omdat er sprake is van vertegenwoordiging van de passagiers door D-Reizen. De kantonrechter overweegt dat een luchtvaartmaatschappij slechts bevrijdend betalen aan een derde, zoals een reisagent, als de passagier heeft beoogd deze als vertegenwoordiger aan te wijzen en sprake is van een ‘uitdrukkelijke machtiging’ aan deze derde om de restitutie namens de passagier(s) te innen. Daarbij moet voor de luchtvaartmaatschappij ook kenbaar zijn dat de passagier een derde heeft gemachtigd om restitutie namens hen te innen. [8] Vast staat dat de passagiers D-Reizen hebben ingeschakeld als vertegenwoordiger om de vluchten voor hen te boeken. Daar kan echter niet zonder meer uit worden afgeleid dat de passagiers D-Reizen óók hebben gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketprijzen voor hen terugbetaald te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen te staan.
4.12.
Vast staat dat de vervoerder, zoals te doen gebruikelijk, zonder eerst bij de passagiers te informeren, heeft terugbetaald via zijn eigen interne systeem. De vervoerder kan dus niet van de passagiers zelf hebben vernomen dat zij D-Reizen als vertegenwoordiger hebben aangewezen. Uit de omstandigheid dat de passagiers D-Reizen hebben ingeschakeld om vluchten voor hen te boeken kan verder niet worden afgeleid dat de passagiers D-Reizen óók hebben gemachtigd om bij annulering van de vluchten de restitutie te verzorgen, althans om de terugbetaling aan D-Reizen te laten plaatsvinden. Hieruit kan slechts een impliciete machtiging worden afgeleid, hetgeen onvoldoende is. Er moet immers sprake zijn van een voor de luchtvaartmaatschappij kenbare uitdrukkelijke machtiging van D-Reizen door de passagiers. Die ontbreekt in dit geval.
4.13.
Daarnaast heeft de vervoerder aangevoerd dat hij uit de omstandigheid dat de passagiers via D-Reizen de reis hebben geboekt en via D-Reizen om terugbetaling van de ticketprijs hebben verzocht, mocht afleiden dat hij bevrijdend aan D-Reizen kon betalen. [9] Dit beroep kan niet slagen. De vervoerder heeft op grond van deze bepaling alleen bevrijdend betaald aan de onbevoegde ontvanger indien hij meende dat hij betaalde aan de schuldeiser, althans aan iemand aan wie
moestworden betaald. Onvoldoende is dat de vervoerder meende dat hij aan D-Reizen mocht betalen, bijvoorbeeld omdat hij dacht dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Voor zijn veronderstelling dat hij aan D-Reizen moest betalen, moet de vervoerder bovendien redelijke gronden hebben gehad. Aan deze vereisten is niet voldaan. De vervoerder heeft niet toegelicht dat en waarom hij meende aan D-Reizen te moeten betalen, anders dan dat terugbetaling altijd plaatsvindt via
“the original form of payment”en hij uit inschakeling van D-Reizen door de passagiers, meende dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Dat is niet voldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6:34 BW, nog daargelaten dat de vervoerder gelet op de Verordening niet kon menen dat hij aan D-Reizen
moestbetalen.
4.14.
Dit betekent dat de vervoerder op grond van de Verordening gehouden is om de kosten van de heenreis aan ARAG te betalen.
Ontbinding
4.15.
De kantonrechter begrijpt dat ARAG subsidiair stelt dat de vervoerder tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de vervoersovereenkomst tussen de passagiers en de vervoerder. Dit rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst, aldus ARAG. Vanwege deze ontbinding moet de vervoerder de reissom van de vluchten terugbetalen als ongedaanmaking van de door de passagiers verrichte prestatie, aldus ARAG. De kantonrechter begrijpt het betoog van de vervoerder zo dat hij aanvoert dat hij geen contractuele relatie heeft met D-Reizen. D-Reizen bemiddelt in het tot stand komen van een overeenkomst tot dienstverlening door Airtrade. Volgens deze overeenkomst dient Airtrade te zorgen voor de reisdienst tegenover de passagiers. De passagiers hadden er ook voor kunnen kiezen om rechtstreeks te boeken bij Airtrade of de vervoerder. De passagiers hebben erkend dat D-Reizen is opgetreden als bemiddelaar bij de totstandkoming van de overeenkomst. Ook Airtrade is echter opgetreden als bemiddelaar. Dit blijkt ook uit de algemene voorwaarden van Airtrade. Door bemiddeling van D-Reizen en Airtrade is daarom een vervoersovereenkomst tussen de passagiers en de vervoerder tot stand gekomen, aldus de passagiers.
4.16.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen tussen de passagiers en de vervoerder. Ook heeft de vervoerder niet betwist dat de annulering gezien kan worden als een tekortkoming in de nakoming van zijn verbintenis om de passagiers te vervoeren. Daarom kunnen de passagiers een geslaagd beroep doen op de ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter zal de overeenkomst echter slechts ontbinden voor wat de terugvlucht betreft, nu in het voorgaande al geoordeeld is dat de vervoerder gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijs van de heenreis op grond van de Verordening.
Hoogte van de vordering
4.17.
De conclusie is dat de gevorderde terugbetaling van de ticketkosten kan worden toegewezen. Resteert de vraag naar de hoogte van de ticketkosten. ARAG heeft bij akte de grondslag van haar eis gewijzigd. Daarin heeft zij ook de hoogte van de vordering verhoogd van € 3.228,60 naar € 3.318,05. Zij heeft in de akte niet toegelicht wat de reden voor deze verhoging is. In de dagvaarding heeft zij gesteld dat de passagiers € 3.228,60 voor de vliegtickets hebben betaald. Daarom is de hoofdsom slechts toewijsbaar tot dat bedrag.
4.18.
De vordering tot vergoeding van wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar nu het geen handelsovereenkomst betreft. Op grond van artikel 8 van de Verordening krijgen passagiers bij annulering van een vlucht de keuze tussen terugbetaling van de vliegtickets indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan geen zin meer heeft of een nieuwe vlucht. Uit het artikel volgt niet op welk moment de termijn van zeven dagen begint te lopen. In geval van annulering op initiatief van de luchtvaartmaatschappij zal dit vaak dezelfde dag zijn (de dag van de vlucht).
4.19.
Omdat de passagiers een keuze krijgen, zal de termijn echter niet eerder kunnen aanvangen dan vanaf de dag waarop de passagiers hun keuze kenbaar hebben gemaakt bij de vervoerder. ARAG heeft niet gesteld op welk moment de passagiers dan wel ARAG voor het eerst expliciet hebben verzocht om restitutie van de vliegtickets.
4.20.
Uit de door ARAG verstuurde sommatie van 6 april 2021 volgt dat ARAG restitutie van de ticketprijzen verzocht, zodat naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval vanaf dat moment voor de vervoerder duidelijk was dat de passagiers restitutie van de ticketprijzen verlangden. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag zal dan ook worden toegewezen vanaf 21 april 2021. Dat is de dag nadat de termijn van veertien dagen in de sommatie van ARAG was verstreken.
4.21.
ARAG heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering niet betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 541,91 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is als onbetwist eveneens toewijsbaar.
4.22.
De vervoerder zal grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij zullen de kosten van de dagvaarding echter niet worden toegewezen omdat deze al in een eerdere procedure zijn toegewezen en deze procedure, vanwege de splitsing, met dezelfde dagvaarding aanhangig is gemaakt als die eerdere procedure. [10] Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door ARAG worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan ARAG van € 3.770,51, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.228,60 vanaf 21 april 2021, en over € 541,91 vanaf heden, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van ARAG tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
griffierecht € 487,00;
salaris gemachtigde € 677,50;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten, voor zover ARAG daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 5 lid 1 en artikel 8 van de Verordening.
2.Artikel 6:265 en 6:271 BW.
3.HvJEU 10 juli 2008, C-173/07, ECLI:EU:C:2008:400.
4.Artikel 3 lid 1 sub a van de Verordening.
5.Artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening.
6.Zie Verordening (EEG) nr. 2407/92.
7.Zie HvJEU 10 juli 2019, C 163/18, ECLI:EU:C:2019:585 en HvJEU 11 mei 2017, C 302/16, ECLI:EU:C:2017:359.
8.Zie HvJ EU 11 mei 2017, C 302/16, ECLI:EU:C:2017:359 en Hof Den Haag19 december 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2464.
9.Op grond van artikel 6:34 BW.
10.Rb. Noord-Holland 9 juli 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:7814.