ECLI:NL:RBNHO:2025:8388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
15/067077-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op opticien en opzetheling van een scooter

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot overval op een opticien en opzetheling van een scooter. De verdachte, geboren in 2004 en momenteel gedetineerd in J.C. Zaanstad, heeft op 4 maart 2025 samen met anderen geprobeerd om brillen te stelen uit een winkel in Purmerend. Tijdens deze poging heeft hij geweld gebruikt en medewerkers van de winkel bedreigd met een hamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen verweer gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een bivakmuts en een hamer, verbeurd worden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/067077-25 (P)
Uitspraakdatum: 1 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in J.C. Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere en waarnemend voor mr. I. Stas, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om diverse brillen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (opticien/winkel) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerker(s) van [slachtoffer 1] , te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekking en/of met een helm op het hoofd de winkel binnen is/zijn gekomen/gerend en/of
- een of meerdere hamers, althans een dergelijk (slag)voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dreigend met die hamer(s) op voornoemde medewerker(s) is/zijn afgerend en/of
- daarbij tegen voornoemde medewerker(s) heeft/hebben geroepen ‘meekomen’ en/of
- met die hamer(s) heeft/hebben uitgehaald/geslagen in de richting van voornoemde medewerker(s) en/of
- tijdens de vlucht (opnieuw dreigend) die hamer(s) heeft/hebben getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van diverse brillen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde(n) door
- een of meerdere hamers, althans een dergelijk (slag)voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dreigend met die hamer(s) op voornoemde medewerker(s) is/zijn afgerend en/of
- met die hamer(s) heeft/hebben uitgehaald/geslagen in de richting van voornoemde medewerker(s) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter/bromfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 (eerste alternatief) en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen tot de bewezenverklaring van de feiten 1 (eerste alternatief) en 2. Daarbij zal zij, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
Feit 1:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 17 juni 2025 afgelegd;
  • Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] op 4 maart 2025 (pagina 14 e.v.);
  • Een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2025 (pagina 67 e.v.);
  • Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 3] van 4 maart 2025 (pagina 115 e.v.).
Feit 2:
  • De verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 17 juni 2025 afgelegd;
  • Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 18 maart 2025 (pagina 168 e.v.);
  • Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever] op 24 februari 2025 (pagina 19 e.v.);
  • Een proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) van 9 maart 2025 (pagina 98 e.v.).
De hiervoor genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij op 4 maart 2025 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om diverse brillen, die aan (opticien/winkel) [slachtoffer 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen vergezellen en te doen volgen door bedreiging met geweld tegen medewerkers van [slachtoffer 1] , te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking en met een helm op het hoofd de winkel binnen zijn gekomen en
- een hamer hebben getoond en dreigend met die hamer op voornoemde medewerkers zijn afgerend en
- daarbij tegen voornoemde medewerker(s) hebben geroepen ‘meekomen’ en
- tijdens de vlucht (opnieuw dreigend) die hamer hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2hij op 4 maart 2025 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een bromfiets, voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging tot diefstal, vergezeld met en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2: medeplegen van opzetheling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht af te wijken van de richtlijnen, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorschrijven, en in plaats daarvan een grotendeels voorwaardelijke sanctie op te leggen, aangevuld met bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft hierbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op jurisprudentie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een overval. Hij is samen met zijn medeverdachte de winkel van [slachtoffer 1] binnengegaan met het doel dure merkbrillen mee te nemen. De verdachten droegen helmen en hebben geschreeuwd tegen het aanwezige winkelpersoneel. De medeverdachte heeft een hamer getoond en de hamer dreigend in de lucht gehouden. De eigenaar van de winkel en een medewerker hebben de verdachten met stoelen van zich afgehouden, waarna de verdachte en de medeverdachte op de vlucht zijn geslagen. Toen de verdachte buiten op de (gestolen) vluchtscooter zat heeft zijn medeverdachte nogmaals de hamer dreigend omhoog gehouden in de richting van het winkelpersoneel dat hen naar buiten was gevolgd.
Overvallen zijn ernstige strafbare feiten, die heel beangstigend zijn voor de slachtoffers. Door samen met een ander een overval te willen plegen, heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij niet stilstaat bij de (psychische) gevolgen die zijn daden kunnen hebben voor de slachtoffers en dat hij geen respect heeft voor het bezit van anderen. Kennelijk heeft de verdachte zich enkel laten leiden door zijn wens om snel en gemakkelijk aan geld of kostbare voorwerpen te komen. Daar komt bij dat een dergelijk feit gevoelens van angst en onrust kan veroorzaken in de samenleving. Dit geldt in dit geval ook voor andere winkeleigenaren in de buurt die zijn geconfronteerd met de verdachte en zijn mededader toen zij op de vlucht sloegen en later hebben gehoord van de overval. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 23 mei 2025, waaruit blijkt dat hij de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van de reclassering van 29 mei 2025 dat over de verdachte is uitgebracht. Uit dit rapport blijkt dat er zorgen bestaan over de verdachte ten aanzien van zijn financiën, pro-criminele houding, sociale netwerk en psychosociaal functioneren. Hoewel de verdachte al meerdere keren is gewezen op de gevolgen van crimineel gedrag lijkt hij telkens opnieuw de keuze te maken voor delict-gedrag en de reclassering ziet een beginnend delict-patroon ten aanzien van vermogensfeiten (al dan niet met geweld). De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld tot hoog en adviseert om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte rekening houden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bekennende proceshouding.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de impact die dergelijke feiten hebben op slachtoffers, zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank, naast hetgeen hiervoor is overwogen, ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het overvallen van een winkel (waarbij sprake is van dreigen met geweld, dan wel licht geweld) is een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het in dit geval bij een poging overval is gebleven. Voor de opzetheling van de scooter zijn door de rechtspraak geen oriëntatiepunten ontwikkeld, maar de rechtbank weegt dit wel mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat hiervan acht maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. De rechtbank acht een fors voorwaardelijk deel passend, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, en wil hiermee bereiken dat de verdachte gemotiveerd blijft geen nieuwe (gewelds- en vermogens)feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel, zodat de verdachte zijn leven na de detentie met behulp van de reclassering een positieve wending kan geven en probleemgebieden in het leven van de verdachte die tot nieuw delict gedrag kunnen leiden worden aangepakt. Het door de reclassering voorgestelde locatieverbod zal de rechtbank (overeenkomstig de eis van de officier van justitie) niet opleggen nu de rechtbank daar geen noodzaak toe ziet.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
  • 1 STK bivakmuts (Omschrijving: PL1100-2025047179-1705175);
  • 1 STK handschoen (Omschrijving: PL1100-2025047179-1705178);
  • 1 STK helm (Omschrijving: PL1100-2025047179-G1705228).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit onder 1 met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47, 57, 312, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien (18) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot acht (8) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen (tussen 09:00 uur en 12:00 uur) na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Reclassering op het [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door ForFACT Almere of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer er een plek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de [medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
5. Openheid tonen ten aanzien van zijn sociaal netwerk
De veroordeelde toont openheid ten aanzien van zijn sociaal netwerk van vrienden/kennissen/contacten.
6. Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
7. Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, werkt de veroordeelde mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaard
verbeurd:
1. STK bivakmuts (Omschrijving: PL1100-2025047179-1705175);
1. STK handschoen (Omschrijving: PL1100-2025047179-1705178);
1. STK helm (Omschrijving: PL1100-2025047179-G1705228).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.H. Bakker, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. M.E. Olthof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025.