Op 22 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een B.V. uit Broek op Langedijk, een voorlopige voorziening vroeg tegen een last onder dwangsom die haar was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. Deze last verplichtte verzoekster om een afzuiginstallatie met containers te verwijderen en verwijderd te houden, omdat deze zonder omgevingsvergunning was geïnstalleerd. Verzoekster was het niet eens met deze last en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, waarbij zij verschillende gronden aanvoerde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang was bij het treffen van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet had aangetoond dat het verwijderen van de afzuiginstallatie onomkeerbare gevolgen zou hebben of dat zij in een financiële noodsituatie zou verkeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat een enkel financieel belang niet voldoende is voor het aannemen van spoedeisend belang. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter heeft ook de belanghebbendheid van een derde-partij, die stank- en geluidsoverlast ondervond van de afzuiginstallatie, voorlopig aangenomen, maar deze derde-partij moet in de bezwaarprocedure nader onderbouwen waarom zij als belanghebbende moet worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.