ECLI:NL:RBNHO:2025:7870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/15/364127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing en omgangsregeling na beëindiging relatie met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2025, is een kort geding aanhangig gemaakt tussen een vrouw en een man die samen twee minderjarige kinderen hebben. De relatie tussen partijen is beëindigd, maar zij wonen nog samen in een huurwoning. De vrouw vordert dat de man de woning per direct verlaat, terwijl de man op zijn beurt vordert dat de vrouw de woning verlaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de vrouw grotendeels wordt toegewezen, mede in het belang van de kinderen. De man moet de woning vóór 19 juni 2025 verlaten, maar kan de woning gebruiken voor contact met de kinderen op bepaalde uren. De voorzieningenrechter overweegt dat de spanningen tussen partijen hoog zijn opgelopen, mede door drugsgebruik van de man, en dat dit een onhoudbare situatie creëert voor de kinderen. De vrouw heeft de zorg voor de kinderen in overwegende mate gedragen en het is in hun belang dat zij in de vertrouwde omgeving blijven wonen. De man heeft een groot belang bij het behoud van de woning, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de kinderen zwaarder wegen. De vordering van de vrouw om de man te veroordelen tot het opzeggen van de huur wordt afgewezen, maar de man moet zich uitschrijven van het adres van de woning. De voorzieningenrechter kent een voorlopige alimentatieverplichting toe van € 25 per kind per maand aan de vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/364127 / KG ZA 25-210
Vonnis in kort geding van 5 juni 2025
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.I. Vervest,
tegen
[de man],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. I.M. Thieme.
De zaak in het kort
De relatie van partijen is geëindigd, maar zij wonen met hun twee minderjarige kinderen nog in de gezamenlijke huurwoning. Er zijn inmiddels hoog oplopende spanningen tussen partijen. De vrouw vordert dat de man de woning per direct verlaat en op zijn beurt vordert de man dat de vrouw de woning verlaat. De voorzieningenrechter oordeelt mede in het belang van de kinderen dat de vordering van de vrouw grotendeels wordt toegewezen; de man moet de woning vóór 19 juni 2025 verlaten, maar hij kan voor contact met de kinderen tijdens bepaalde uren van de week wel gebruik maken van de woning.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties
- aanvullende producties 7 en 8 van de man
- aanvullende producties 5 en 6 van de vrouw
- de mondelinge behandeling van 22 mei 2025 waarbij mr. Vervest namens de vrouw spreekaantekeningen heeft overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Partijen hebben samen twee minderjarige kinderen; [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [plaats 2] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [plaats 3] (hierna: de kinderen). De man heeft de kinderen erkend en partijen hebben samen het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
Tot 8 mei 2024 woonden partijen apart; laatstelijk de vrouw met de kinderen in een eigen sociale huurwoning in [plaats 3] en de man in een eigen sociale huurwoning in [plaats 4] .
2.3.
Vanaf 8 mei 2024 huren partijen samen een gezinswoning aan de [adres] in [plaats 1] (hierna: de woning) van een wooncorporatie. Partijen zijn beiden contractuele huurders van deze woning. De woning is verkregen met de inschrijfduur van de man.
2.4.
Naar aanleiding van een incident tussen partijen waarbij de politie was betrokken, hebben partijen op 10 januari 2025 onder begeleiding van Veilig Thuis veiligheidsafspraken gemaakt. De veiligheidsafspraken houden onder meer in dat er geen drugs in de woning worden gebruikt en dat wanneer de man weer drugs gebruikt, hij zich laat opnemen in een afkickkliniek, dat er geen fysiek geweld plaatsvindt tussen de vrouw en de man en dat partijen gaan uitzoeken hoe en wanneer een van partijen de woning kan verlaten om ergens anders te gaan wonen.
2.5.
Bij brief van 20 maart 2025 heeft de advocaat van de vrouw aan de man verzocht te bevestigen dat hij de woning zal verlaten en afstand zal doen van zijn huurrecht, zodat de vrouw in de woning kan blijven wonen en huurtoeslag kan aanvragen. De man heeft hier niet mee ingestemd.
2.6.
Partijen verblijven met de kinderen in de woning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert - samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man met onmiddellijke ingang de toegang tot de woning te ontzeggen en hem te dwingen zich binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis uit te schrijven van het adres van de woning op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft,
II. de man te veroordelen om vanaf zeven dagen na betekening van dit vonnis de huur voor zichzelf van de woning op te zeggen op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft,
III. indien de man niet binnen de gestelde termijn voldoet aan het onder I en/of II vermelde en aldus een dwangsom van in totaal € 15.000 is verbeurd, te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de man,
IV. te bepalen dat de man met een bedrag van € 25 per maand per kind dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de spanningen tussen partijen mede als gevolg van drugsgebruik van de man zo hoog zijn opgelopen dat er sprake is van een onhoudbare situatie. De man gebruikt cocaïne en laat
ponypacks(envelopjes waar drugs in kunnen worden bewaard) rondzwerven binnen het bereik van de kinderen. Het hele gezin loopt op de tenen wanneer de man in de woning is.
Vanaf de geboorte van de kinderen draagt de vrouw de zorg voor hen. De man komt en gaat wanneer het hem uitkomt en bemoeit zich niet met de kinderen en het huishouden.
Op de dagen dat de vrouw werkt en de man thuis is brengt alsnog regelmatig een buurvrouw de kinderen naar school. De vrouw komt niet in aanmerking voor een vervangende sociale huurwoning, want zij heeft haar huurwoning in [plaats 3] opgezegd en heeft nog geen wachttijd opgebouwd in de regio waar ze nu woont. Gezien deze omstandigheden moet de man uit de woning vertrekken en ook de huur voor zichzelf opzeggen en zich van het adres van de woning uitschrijven zodat zij toeslagen kan aanvragen, aldus de vrouw.
3.3.
De man voert verweer. Hij betwist ten eerste dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Er is geen sprake van een bedreiging van de gezondheid, veiligheid of bestaanszekerheid van de vrouw noch die van de kinderen, die een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt.
De man heeft verder de indruk dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van zijn lange inschrijftijd om de huidige woning toegewezen te krijgen. Hij staat pas sinds kort weer ingeschreven bij Woningnet en komt niet op korte termijn in aanmerking voor een vervangende woonruimte, terwijl dat voor de vrouw anders is. Het ligt daarom meer voor de hand dat de vrouw de woning verlaat.
Dit geldt nog meer omdat de man kampt met schizofrenie en afhankelijk is van een veilige, stabiele situatie. Het is hem inmiddels gelukt een positieve draai te geven aan zijn leven, want na een lange periode van werkloosheid heeft hij sinds januari 2025 een passende baan.
Wanneer hij gedwongen op straat zou komen te staan, zou dat ingrijpende psychische risico’s met zich meebrengen. Dit wordt onderschreven door zijn behandelaar. Behoud van de woning door de man draagt ook bij aan het behoud van een stabiele en veilige ouder-kindrelatie, terwijl een gedwongen verhuizing een reëel risico vormt op afbrokkeling daarvan. De man betwist zich niet met de kinderen te bemoeien. Partijen verdelen de zorgtaken van de kinderen gelijk, in die zin dat wanneer de vrouw werkt, de man de kinderen naar school brengt en hen daarvan ophaalt en andersom. Dat hij actief betrokken is bij de kinderen heeft de basisschool van de kinderen ook bevestigd. Tot slot stelt de man dat hij 2,5 maand geleden voor het laatst drugs heeft gebruikt en dat hij niet verslaafd is. De
ponypacksdie de vrouw heeft gevonden in de voortuin van de woning waren niet van hem, aldus de man.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.
in reconventie
3.5.
Indien en voor zover de voorzieningenrechter de kwestie voldoende spoedeisend acht om in kort geding te behandelen, vordert de man - samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het voorlopig gebruiksrecht van de woning per direct aan de man toe te wijzen, met bepaling dat de vrouw de woning niet langer mag betreden, anders dan met toestemming van de man, alsmede de zich in de woning bevindende inboedel ter vrije beschikking aan de man te stellen, dan wel per een zodanige datum die de voorzieningenrechter juist acht,
II. te bepalen dat de vrouw een dwangsom van € 250 verbeurt bij iedere handeling waarbij zij nalaat aan het onder I bepaalde gehoor te geven,
III. aan de man verlof te verlenen om elke overtreding van de onder I genoemde verboden te handhaven met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
3.6.
De man baseert zijn vorderingen in reconventie op dezelfde feiten en omstandigheden die hij heeft aangevoerd als verweer in conventie. De vrouw voert verweer gelijk aan haar stellingen in conventie.
3.7.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
Spoedeisend belang
4.1.
Voor het toewijzen van een vordering in kort geding is vereist dat de eisende partij daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft, dat van hem of haar niet kan worden gevergd de beslissing in een bodemprocedure af te wachten.
4.2.
De spoedeisendheid van de zaak vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort uit het feit dat de spanningen dusdanig hoog zijn opgelopen dat politie erbij betrokken is geweest en partijen veiligheidsafspraken hebben moeten maken. Aannemelijk is dat partijen niet langer samen in de woning kunnen verblijven zonder dat er spanningen ontstaan en dat dit weerslag heeft op het welzijn van de kinderen. Aangezien in een nog te starten bodemprocedure niet op korte termijn duidelijkheid kan worden verkregen over de vraag wie voorlopig in de woning mag blijven wonen, is het spoedeisend belang voor de tussenliggende periode een gegeven.
4.3.
Door het aannemen van een spoedeisend belang is de aan de reconventionele vordering verbonden voorwaarde ingetreden. De voorzieningenrechter zal, gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie beide geschillen hierna gezamenlijk behandelen.
Voorlopige maatregel
4.4.
Als er een conflict bestaat tussen samenwonende medehuurders kan de rechter bepalen wie van hen de woning moet verlaten. [1] In dit kort geding beoordeelt de voorzieningenrechter of vooruitlopend op de uitkomst van de nog aanhangig te maken bodemprocedure aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige maatregel over het gebruik van de woning en zo ja, aan wie het gebruiksrecht van de woning voorlopig moet worden toegewezen. De laatste vraag wordt beantwoord door een belangenafweging waarbij alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen.
De man moet de woning voorlopig verlaten
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat beide partijen een groot belang hebben bij de woning, maar acht het voorshands voldoende aannemelijk dat de belangenafweging in een bodemprocedure in het voordeel van de vrouw zal uitvallen. De voorzieningenrechter vindt hiervoor de volgende omstandigheden doorslaggevend.
4.6.
In de eerste plaats neemt de voorzieningenrechter de belangen van de kinderen in overweging, zoals het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind voorschrijft. [2] Een beslissing over wie de woning mag blijven gebruiken gaat immers ook de kinderen aan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in het belang van de kinderen om in de woning te blijven wonen, om in de inmiddels vertrouwde omgeving naar school te gaan en niet (weer) te verhuizen.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is voldoende aannemelijk geworden dat de vrouw sinds de geboorte van de kinderen in overwegende mate de zorg voor de kinderen heeft gedragen. Dat volgt alleen al uit het feit dat partijen pas in mei 2024 zijn gaan samenwonen en voordien bij de vrouw woonachtig waren. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dit patroon zich tijdens de samenwoning heeft voortgezet. De vrouw is dan ook de meest in aanmerking komende ouder om de primaire verzorging van de kinderen voort te zetten.
4.8.
Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de man tijdens de mondelinge behandeling op vragen naar zijn drugsgebruik heeft verklaard dat hij ‘pas sinds kort uit nieuwsgierigheid cocaïne gebruikt, 2 à 3 keer in [plaats 4] en in de nieuwe woning’. De voorzieningenrechter vindt het recente gebruik zorgwekkend, al heeft de man aangevoerd dat cocaïne niet iets is dat hij herhaaldelijk blijft gebruiken en dat een drugstest van 14 april 2025 negatief was. De voorzieningenrechter is van oordeel dat al uit het erkende drugsgebruik in combinatie met de veiligheidsafspraken volgt dat er bij drugsgebruik door de man – nog meer in combinatie met schizofrenie - een situatie in de woning kan ontstaan die door de vrouw als onveilig kan worden ervaren.
4.9.
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat hij een sterker recht heeft op het gebruik van de woning, omdat de sociale huurwoning is verkregen op basis van zijn lange inschrijfduur. Maar de huurovereenkomst is op naam van zowel de man als de vrouw gesloten. Partijen hebben daarom in beginsel evenveel recht op het gebruik van de woning.
4.10.
Niet ontkend kan worden dat ook de man vanwege zijn kwetsbare positie een groot belang bij het behoud van de woning en dat het niet eenvoudig is om vervangende woonruimte te vinden. Dat laatste geldt echter ook voor de vrouw en de minderjarige kinderenDe vrouw heeft gemotiveerd betwist dat zij op de korte termijn in aanmerking komt voor een vervangende sociale huurwoning en de man heeft zijn stelling op dit punt niet nader onderbouwd. Bovendien is het voor drie personen (de vrouw met twee kinderen) moeilijker om tijdelijk onderdak elders te vinden dan voor de man als alleenstaande.
Verder acht de voorzieningenrechter het niet is uitgesloten dat de man (voorlopig) bij zijn familie in de regio [plaats 5] kan verblijven.
4.11.
Al met al zie de voorzieningenrechter voldoende reden om het gebruik van de woning voorlopig aan de vrouw te gunnen, totdat in een nog te starten bodemprocedure is beslist wie van partijen op grond van artikel 7:267 lid 7 BW de huur van de woning niet langer voortzet. Met het belang van de man dat hij de kinderen kan blijven zien zal op de volgende wijze rekening worden gehouden.
4.12.
De voorzieningenrechter neemt aan dat de situatie waarin de man zich na het vertrek uit de woning enige tijd zal bevinden een behoorlijk contact met de kinderen niet toelaat.
De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat de vrouw de woning, ten behoeve van het
contact tussen de man en de kinderen:
  • iedere woensdagmiddag gedurende vier uur en
  • op een door de man te kiezen vaste dag in het weekend, overdag, gedurende zes uur
exclusief aan de man ter beschikking van de man moet stellen.
Dit totdat partijen tot andere afspraken komen of een rechter anders beslist.
Voor begeleiding bij het afspreken van een zorgregeling kunnen partijen zich desgewenst wenden tot het wijkteam, Centrum voor Jeugd en Gezin of een andere professionele derde.
4.13.
In zoverre zullen de vorderingen onder I over toekenning het gebruik van de woning aan de vrouw worden toegewezen.
De man moet de woning vóór 19 juni 2025 verlaten
4.14.
De vrouw heeft verder gevorderd de man te veroordelen per direct de woning te verlaten. De man heeft voor dit geval een langere ontruimingstermijn verzocht. Een afweging van de wederzijdse belangen van partijen brengt mee dat aan de man een termijn van twee weken na datum van dit vonnis wordt geboden om met zijn persoonlijke spullen de woning te verlaten. Dit betekent dat de man de woning uiterlijk donderdag 19 juni 2025 moet hebben verlaten.
4.15.
De door de vrouw gevorderde en door de man niet bestreden dwangsom zal voor zover het betreft het gedwongen verlaten van de woning door de man worden toegewezen, zij het gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing is vermeld.
Geen veroordeling tot opzeggen huur of uitschrijven
4.16.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de vrouw dat de man de huur van de woning voor zichzelf moet opzeggen afwijzen, want hij kan in deze procedure met het oog alleen een voorlopige maatregel treffen. Het opzeggen van de huurovereenkomst zou de rechtsverhouding van de man als medehuurder van de woning definitief beëindigen.
4.17.
De vordering van de vrouw dat de man zich moet uitschrijven van het adres van de woning zal de voorzieningenrechter toewijzen, met dien verstande dat die verplichting zal worden uitgesteld tot het moment dat de man een adres heeft waarop hij zich kán inschrijven. De vordering van de vrouw dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de man, de voorzieningenrechter begrijpt: voor wat betreft het opzeggen en uitschrijven, zal worden afgewezen, omdat dit een te groot risico voor executieproblemen oplevert.
voorlopige alimentatieverplichting
4.18.
De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan de vordering van de vrouw te bepalen dat de man € 25 per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding moet bijdragen.
4.19.
De vordering van de vrouw betreft de vaststelling van kinderalimentatie. Omdat de onderhoudsplicht van ouders rechtstreeks uit de wet voortvloeit kan de voorzieningenrechter, anders dan de man betoogt, in een kortgedingprocedure bij wijze van noodmaatregel één van de ouders veroordelen tot het betalen van een voorschot op de nog vast te stellen alimentatie.
4.20.
De man heeft niet betwist dat zijn maandinkomen € 1.450 netto bedraagt en dat hij € 25 per kind per maand in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen kan bijdragen. Dit bedrag sluit ook aan bij de aanbeveling over de minimale draagkracht zoals opgenomen in Rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie. [3] De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook toewijzen en wel vanaf 1 juli 2025.
Dit geldt totdat de man aantoont dat hij eigen woonlasten heeft.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.21.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
bepaalt dat met ingang van 19 juni 2025 totdat in een bodemprocedure is beslist wie van partijen op grond van artikel 7:267 lid 7 BW de huur van de woning aan de [adres] in [plaats 1] niet langer voortzet, de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn gebruik te maken van de woning,
5.2.
bepaalt dat de man de woning uiterlijk 19 juni 2025 moet hebben verlaten en zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de vrouw niet meer mag betreden,
5.3.
bepaalt in afwijking van de beslissing onder 5.1 en 5.2 dat de man het recht behoudt om de woning ten behoeve van zijn contact met de kinderen, tot zijn exclusieve beschikking te hebben:
  • iedere woensdagmiddag gedurende vier uur, en
  • op een door de man te kiezen vaste dag in het weekend, overdag, gedurende zes uur.
5.4.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.1 en 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.5.
Bepaalt dat de vrouw alleen recht op dwangsommen kan doen gelden indien en zo lang zij zich houdt aan het bepaalde in 5.3.
5.6.
veroordeelt de man tot het betalen van een voorschot op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de moeder van € 25,00 per kind per maand, met ingang van 1 juli 2025, bij vooruitbetaling te voldoen, totdat de man eigen woonlasten heeft, partijen wat anders afspreken of in een bodemprocedure anders wordt beslist,
5.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vordering af,
5.11.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op
5 juni 2025.
1680

Voetnoten

1.artikel 7:267 lid 7 Burgerlijk Wetboek (BW) kan naar analogie worden toegepast wanneer sprake is van contractuele medehuurders die niet gehuwd noch geregistreerd partner zijn, vergelijk arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964, rov. 3.4 en verder.
2.artikel 3 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
3.te raadplegen op