ECLI:NL:RBNHO:2025:769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
11204863 \ CV EXPL 24-2296
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na tekortkoming in uitvoering aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat gedaagde, [gedaagde], hen schadevergoeding betaalt van € 25.000,00. De kantonrechter heeft op 5 februari 2025 geoordeeld dat gedaagde niet gehouden is deze schade te vergoeden. De zaak draait om de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de aanneemovereenkomsten die in 2021 zijn gesloten. Eisers hebben in 2021 een aanbouw aan hun woning gebouwd en hebben gedaagde ingehuurd voor bepaalde werkzaamheden. In augustus 2023 en februari 2024 hebben eisers lekkages geconstateerd en gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hierdoor hebben geleden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Bij de eerste lekkage was er onduidelijkheid over de aanheling van de kilgoot aan de bestaande woning. De kantonrechter heeft geoordeeld dat uit de offerte van gedaagde blijkt dat het aanhelen niet tot de werkzaamheden behoorde. Bij de tweede lekkage was er onvoldoende bewijs dat deze was veroorzaakt door de aanwezigheid van noodhout, omdat eisers geen deskundigenbewijs hebben overgelegd. De kantonrechter heeft daarom de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11204863 \ CV EXPL 24-2296 WD
Vonnis van 5 februari 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.D.S. Lasonder.
De zaak in het kort
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] gehouden is de door [eisers] geleden schade te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] geen schade aan [eisers] hoeft te vergoeden. Dat [gedaagde] de uitvoering van de door partijen gesloten aanneemovereenkomsten tekort is geschoten, is niet komen vast te staan. De kantonrechter legt hieronder uit waarom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2024;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 25 september 2024;
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling door [eisers] ingediende akte wijziging eis en overlegging nadere producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] hebben in 2021 in eigen beheer een aanbouw aan hun woning gebouwd.
2.2.
Op 12 juli 2021 hebben partijen twee aannemingsovereenkomsten gesloten.
2.3.
Eén overeenkomst zag op het realiseren van een kap op de door [eisers] gebouwde aanbouw.
2.4.
De tweede overeenkomst zag op het aanbrengen door [gedaagde] van een zoldervloer en een scheidingswand in de aanbouw.
2.5.
In juli 2021 heeft [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden uitgevoerd. Na voltooiing heeft [gedaagde] het werk aan [eisers] opgeleverd en hebben [eisers] de overeengekomen aanneemsom betaald.
2.6.
In augustus 2023 hebben [eisers] lekkage in hun woning geconstateerd.
2.7.
In februari 2024 hebben [eisers] wederom lekkage in hun woning geconstateerd, maar nu op een andere plaats.
2.8.
[eisers] hebben [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg van de lekkages geleden schade. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid betwist.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 25.000,00.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] gehouden is de door [eisers] gestelde schade van € 25.000,00 te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het bedrag niet aan [eisers] hoeft te vergoeden. De kantonrechter legt hieronder uit waarom.
4.2.
[eisers] hebben twee maal te kampen gehad met lekkages. De kantonrechter overweegt over beide lekkages als volgt.
De eerste lekkage van augustus 2023
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat deze lekkage is veroorzaakt doordat de door [gedaagde] gerealiseerde kilgoot, die deel uitmaakt van de door [gedaagde] gerealiseerde kap op de aanbouw, niet deugdelijk is aangeheeld (bevestigd) aan de reeds bestaande woning van [eisers] .
4.4.
Degene die verantwoordelijk is voor de aanheling van de kilgoot aan de reeds bestaande woning, moet de schade dragen. Wie verantwoordelijk is voor de aanheling, hangt af van wat partijen hierover in de aanneemovereenkomst hebben afgesproken.
4.5.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de gemaakte afspraken. [eisers] zijn van mening dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden was om de kilgoot aan te hechten aan de reeds bestaande woning. Op de mondelinge behandeling hebben zij verklaard dat als zij met een aannemer als [gedaagde] afspreken dat deze een kilgoot aanbrengt, zij mogen verwachten dat de kilgoot ook deugdelijk zou worden aangeheeld.
[gedaagde] brengt daar tegenin dat uit de door [eisers] geaccepteerde offerte duidelijk blijkt dat [gedaagde] de kilgoot niet zou aanhelen.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een verschil van mening over de inhoud van een overeenkomst, moet worden opgelost door uitleg van de overeenkomst. Door het uitleggen van de overeenkomst bepaalt de kantonrechter wat partijen precies hebben afgesproken. De hoogste rechter van Nederland [1] heeft in een arrest uitgemaakt welke maatstaf de kantonrechter moet hanteren bij het uitleggen van een overeenkomst [2] .
4.7.
In dit arrest heeft de Hoge Raad de volgende maatstaf vastgelegd:
“de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.”
4.8.
Aan de hand van deze maatstaf komt de kantonrechter tot het oordeel dat de overeenkomst op die manier moet worden uitgelegd dat [gedaagde] de kilgoot niet hoefde aan te helen aan de reeds bestaande woning van [eisers] . De kantonrechter zal uitleggen waarom.
4.9.
De voor deze overeenkomst door [gedaagde] uitgebrachte offerte bevat de volgende passage:
“Kap huisincl. kielgoot
(…)EXCLUSIEF(…)Ex aanhelen dak bestaande aanbouw / dakbedekking”
4.10.
Uit deze passage hebben [eisers] redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het aanhelen aan de bestaande aanbouw (de al bestaande woning van [eisers] ) niet tot de door [gedaagde] aangenomen werkzaamheden behoorde. Dit volgt uit de betekenis die het in de offerte voorkomende woord: “exclusief” in het dagelijks taalgebruik heeft.
[eisers] hebben hier tegen ingebracht dat als zij met een aannemer als [gedaagde] afspreken dat deze een kilgoot aanbrengt, zij mogen verwachten dat de kilgoot ook deugdelijk zou worden aangeheeld. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [eisers] hebben namelijk niet uitgelegd waar deze verwachting op is gebaseerd.
4.11.
Gelet op wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, is niet komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de aanneemovereenkomst. Hij is daarom niet gehouden de door [eisers] als gevolg van de lekkage van augustus 2023 geleden schade te vergoeden.
De tweede lekkage van februari 20244.12. [eisers] stellen dat deze lekkage is veroorzaakt doordat [gedaagde] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden noodhout heeft geplaatst, maar dit ondanks verzoek daartoe niet heeft verwijderd.
[gedaagde] betwist dat de aanwezigheid van noodhout de door [eisers] ondervonden lekkage heeft veroorzaakt.
4.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Om [gedaagde] aansprakelijk te houden voor de door [eisers] geleden schade en hem te veroordelen deze schade te vergoeden, is vereist dat de kantonrechter kan vaststellen dat de lekkage is veroorzaakt door de aanwezigheid van noodhout.
4.14.
De kantonrechter kan dit om de volgende redenen niet vaststellen. [gedaagde] betwist dat de oorzaak van deze lekkage is gelegen in de aanwezigheid van noodhout. Dat brengt mee dat (deskundigen)bewijs nodig is om vast te stellen dat, zoals [eisers] stellen, het noodhout de lekkage heeft veroorzaakt.
4.15.
De kantonrechter stelt vast dat [eisers] dit deskundigenbewijs niet hebben overgelegd. De twee door hen overgelegde deskundigenberichten zien alleen op de in augustus 2023 opgetreden lekkage.
Op de mondelinge behandeling hebben [eisers] nog verklaard dat een derde deskundige ( [naam] ) zou hebben vastgesteld dat het noodhout de lekkage heeft veroorzaakt. [eisers] hebben dit rapport echter niet in het geding gebracht. De kantonrechter kan de zienswijze van [naam] daarom niet in het oordeel kan betrekken.
4.16.
Daarbij komt dat herstel al heeft plaatsgevonden en dat het noodhout inmiddels is verwijderd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat een nieuw deskundigenonderzoek ter plaatse naar het eventuele verband tussen de aanwezigheid van noodhout en de opgetreden lekkage niet meer mogelijk is.
4.17.
Gelet op wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, is niet komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de aanneemovereenkomst. Hij is daarom niet gehouden de door [eisers] als gevolg van de lekkage van februari 2024 geleden schade te vergoeden.
4.18.
De door [eisers] ingestelde vordering ligt voor afwijzing gereed.
4.19.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De kantonrechter begroot deze kosten als volgt:
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2,0 punten x tarief € 543,00)
- nakosten € 135,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.221,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van [gedaagde] (inclusief nakosten), te begroten op € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en (bij vervroeging) in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad der Nederlanden
2.Hoge Raad 13 april 1981 , (Haviltex), op rechtspraak.nl te vinden onder nummer: ECLI:NL:HR:1981:AG4158