ECLI:NL:RBNHO:2025:766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23/1978
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiseres op 16 augustus 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Op 18 november 2021 heeft het college besloten op het verzoek, waarbij persoonsgegevens en financiële informatie zijn weggelakt. Eiseres ging in bezwaar tegen dit besluit, waarna het college op 13 mei 2022 aankondigde een nadere zoekslag uit te voeren. Op 5 oktober 2022 werd een beslissing op bezwaar genomen, waarbij het college deels tegemoetkwam aan de bezwaren van eiseres. Na een tweede zoekslag heeft het college op 4 juni 2024 een gewijzigd besluit genomen, waartegen eiseres op 18 juni 2024 haar beroep handhaafde.

De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld. Tijdens de zitting is afgesproken dat het college een nieuw besluit op bezwaar zou nemen. Dit leidde tot een nieuwe beslissing op 26 augustus 2024, waarop eiseres op 11 september 2024 reageerde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat partijen geen tweede zitting wensten.

Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van de zoekslag en stelde dat er documenten ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had gemotiveerd dat alle relevante stukken openbaar waren gemaakt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er meer documenten onder het college berusten en dat het college al het mogelijke had gedaan om aan de verzoeken te voldoen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor de besluiten van 5 oktober 2022 en 4 juni 2024, maar ongegrond voor het besluit van 26 augustus 2024. Het college moet het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1978

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: T.P. Berghouwer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: mr. C.J.A. Boere).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 16 augustus 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Op 18 november 2021 is beslist op het verzoek van eiseres. In de documenten die openbaar worden gemaakt zijn persoonsgegevens en financiële informatie weggehaald. De documenten die niet openbaar zijn gemaakt, bevatten persoonsgegevens, bedrijfs- en fabricagegegevens of kunnen bij openbaarmaking de betrokkenen onevenredig benadelen. Ook zijn er documenten niet openbaar gemaakt in verband met de in artikel 11 van de Wob genoemde weigeringsgronden (persoonlijke beleidsopvattingen).
1.2.
Eiseres is in bezwaar gegaan. Het college heeft op 13 mei 2022 vermeld dat een nadere zoekslag wordt uitgevoerd en op 5 oktober 2022 (bestreden besluit 1) is een beslissing op bezwaar genomen. Daarin is het college deels tegemoet gekomen aan het bezwaar van eiseres. Er is nog een tweede zoekslag uitgevoerd.
1.3.
Het college heeft het bezwaar van eiseres doorgestuurd om als beroepschrift in behandeling te nemen.
1.4.
Het college heeft op 4 juni 2024 naar aanleiding van de beroepsgronden een gewijzigd besluit (bestreden besluit 2) genomen [1] .
1.5.
Hierop heeft eiseres op 18 juni 2024 een reactie verstuurd, waarbij zij heeft vermeld dat zij haar beroep handhaaft.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] . Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
1.7.
Ter zitting is met de gemachtigden van het college afgesproken dat het college een nieuw besluit op bezwaar zal nemen naar aanleiding van de beroepsgronden gericht tegen het besluit van 4 juni 2024. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
1.8.
Het college heeft op 26 augustus 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 3).
1.9.
Eiseres heeft op 11 september 2024 een reactie gegeven op de nieuwe beslissing op bezwaar.
1.10.
Het college heeft op 25 september 2024 een nadere reactie gegeven.
1.11.
Partijen hebben aangegeven geen tweede zitting te wensen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Standpunt eiseres

2. Eiseres stelt dat het college een onduidelijke inventarislijst heeft gebruikt, dat de zoekslag onzorgvuldig en onvolledig is geweest en dat 19 documenten ten onrechte integraal geweigerd zijn. Ook is eiseres het niet eens met de weigeringsgronden bij een deel van de wel verstrekte documenten. Ook is in het bestreden besluit geen vermelding gemaakt van zienswijzen van derde-belanghebbenden. Eiseres mist ook na de aanvullende zoekslagen nog een aantal zaken in de zoekslag, zo stelt zij. Zo ontbreken volgens eiseres de zoektermen Opportunity en Opportunity Vastgoed B.V. Volgens eiseres heeft de eigenaar van het vastgoed haar naam in oktober 2021 gewijzigd naar Opportunity Vastgoed B.V. Ook is niet gezocht in de systemen Mozard, Squit en naar de afdeling DIV. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat het de vraag is of niet meer documenten zijn te vinden in de mailboxen van oud-medewerkers dan wel dat oude mailboxen hersteld moeten worden, aangezien bij elke zoekslag toch iets nieuws wordt gevonden. Volgens eiseres kan worden geprobeerd de gevraagde documenten te achterhalen bij de partijen waarmee deze documenten zijn uitgewisseld, zoals het onderzoeksbureau BijBoom, het architectenbureau PPHP en de projectontwikkelaar.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
3. Omdat het besluit op bezwaar genomen is na 1 mei 2022, de datum van invoering van de Wet open overheid (Woo), vormen de bepalingen van die wet voor zover de al dan niet openbaarmaking nog in geschil is, bij de beoordeling van het bestreden besluit het toetsingskader.
Omvang van het geschil
4. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit 1 van rechtswege mede betrekking op de bestreden besluiten 2 en 3.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het college in de aanvullende besluiten 2 en 3 (deels) tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van eiseres. Het geschil beperkt zich nog tot de vragen of het college de juiste zoekslag heeft gehanteerd, of het college nader onderzoek had moeten doen naar ontbrekende documenten en of artikel 5.5 van de Woo van toepassing is op document i-100c. De reikwijdte van het verzoek is de periode 1 februari 2021 tot en met 16 augustus 2021.
Overwegingen
5. De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan voldoende inzichtelijk moet maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn. Het voldoende inzichtelijk maken van de zoekslag kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld specifiek te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt [2] .
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt, dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat het document toch onder het bestuursorgaan berust. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat het college in de bestreden besluiten en de reactie van 25 september 2024 voldoende heeft gemotiveerd dat zij alle daartoe in aanmerking komende stukken openbaar heeft gemaakt die binnen de reikwijdte van het verzoek liggen.
Het college heeft in de bestreden besluiten van 4 juni 2024 en 26 augustus 2024 toegelicht welke zoekslagen zij heeft verricht en waarom. Daarnaast heeft het college in haar aanvullende reactie van 25 september 2024 uiteengezet dat zij zich tot het uiterste hebben ingespannen om alle documenten te verstrekken. Zonder nadere onderbouwing zijdens eiseres, die ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de zoekslag onzorgvuldig is geweest. Eiseres volstaat in haar reactie van 11 september 2024 slechts met het opperen van mogelijkheden, onduidelijkheden en het stellen van vragen. Een onderbouwing met concrete feiten en omstandigheden ontbreekt. Een onderbouwing had ter zitting kunnen worden gegeven, maar zowel eiseres, als haar gemachtigde, hebben daarvan afgezien.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er toch meer stukken onder het college berusten. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het naar het oordeel van de rechtbank ook niet nodig om oude-mailboxen van medewerkers te gaan herstellen, voor zover dat al mogelijk is. [4] Ook ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat het college de stukken had moeten achterhalen bij partijen waarmee zij (mogelijk) zijn uitgewisseld. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank al hetgeen gedaan wat redelijkerwijs tot haar mogelijkheden behoort.
Artikel 5.5 van de Woo
8. Eiseres heeft in haar beroepschriften vermeld dat zij het document 100a wel heeft verkregen, maar dat in het document kennelijk de persoonsgegevens van eiseres zijn weggelakt. Dit had volgens eiseres op grond van artikel 5.5 van de Woo beoordeeld moet worden. In haar nadere reactie van 11 september 2024 geeft zij aan dat zij een ander document heeft bedoeld, namelijk document i-100c.
8.1.
Eiseres heeft in haar beroepschrift en aanvullend beroepschrift van 18 juni 2024 vermeld dat het ging om document 100a. Pas in haar reactie van 11 september 2024 vermeldt eiseres dat ze een ander document heeft bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het kader van de goede procesorde niet van het college worden verwacht op deze nieuwe beroepsgrond nog te reageren. Deze nieuwe beroepsgrond wordt daarom, wegens strijd met de goede procesorde, buiten beschouwing worden gelaten, zodat daarop niet hoeft te worden beslist.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2 is gegrond, omdat het college met het bestreden besluit 2 en met het bestreden besluit 3 een nieuwe zoekslag heeft uitgevoerd en nog extra documenten (gedeeltelijk) openbaar heeft gemaakt. Gelet op het bestreden besluit 3 en de beoordeling daarvan, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten 1 en 2 in stand laten.
9.1.
Het beroep tegen het bestreden besluit 3 is ongegrond.
9.2.
Omdat het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de besluiten van 5 oktober 2022 en 4 juni 2024;
- vernietigt de besluiten van 5 oktober 2022 en 4 juni 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 26 augustus 2024; en
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzitter, en mr. A.R. ten Berge en mr. H.H. Riemeijer, leden, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 januari 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2024:367 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/vindplaats?id=ECLI:NL:RVS:2024:367&uitgever=http%3a%2f%2fwww.rechtspraak.nl%2f&keyword=ECLI%3aNL%3aRVS%3a2024%3a367+).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1223 en van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:781.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4776.