ECLI:NL:RBNHO:2025:692

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
11348315 \ CV EXPL 24-7187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden van Unigarant schadeverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2025 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen Unigarant N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Unigarant N.V., heeft een vordering ingesteld tot betaling van € 341,34 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst getoetst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit de wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht. Daarnaast heeft de kantonrechter, in lijn met het Dexia-arrest, onderzoek gedaan naar de eerlijkheid van de bedingen in de algemene voorwaarden. Hierbij is vastgesteld dat een beding met betrekking tot incassokosten oneerlijk is, omdat het de consument in een nadelige positie plaatst.

De kantonrechter heeft het oneerlijke beding vernietigd en de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De gevorderde hoofdsom en rente zijn toegewezen, en de gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11348315 \ CV EXPL 24-7187
Uitspraakdatum: 5 februari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Unigarant N.V.
te 's-Gravenhage
de eisende partij
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 341,34 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de informatieplichten
2.2.
Tussen partijen is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst geldt als een financieel product zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder o van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 6:230h lid 2 onder b BW is bepaald dat daarop niet alle informatieplichten uit die afdeling van toepassing zijn. Als een verzekerings- overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten dan zijn daarop de informatieplichten van toepassing zoals bedoeld in paragrafen 1 en 6 van Afdeling 2b, Titel 5 van Boek 6 BW, artikel 4:20 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de paragrafen 8.1.1, 8.1.4, 8.1.6 en 8.1.7 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
In de toepasselijke algemene voorwaarden staat een beding dat onder meer ziet op incassokosten (artikel 10). Dit beding luidt, voor zover relevant, als volgt:

Wanneer moet de premie betaald worden? (…)
2. Eerste premie (…)
a. Betaal je de eerste premie niet binnen veertien dagen nadat je deze moet betalen? Dan is er vanaf de ingangsdatum van de verzekering geen dekking. (…)
b. Als wij besluiten de eerste premie alsnog te incasseren dan komen alle bijkomende kosten voor jouw rekening. (…)
3. Vervolgpremie (…)
b. Moeten wij de vervolgpremie via een incassobureau of via een andere externe procedure innen? Dan komen alle bijkomende kosten voor jouw rekening. (…)”
2.6.
In een eerdere zaak [2] heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen om dit beding in de algemene voorwaarden met betrekking tot de bijkomende kosten te vernietigen en de buitengerechtelijke kosten af te wijzen. De eisende partij heeft hierop bij akte laten weten haar vordering met het bedrag van de incassokosten te verminderen en heeft de oneerlijkheid van het beding niet betwist. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om anders over de oneerlijkheid van het incassobeding te denken. Daarom vernietigt de kantonrechter dit beding en worden de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Conclusie en proceskosten
2.7.
De gevorderde hoofdsom komt de kantonrechter overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
2.8.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 341,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39;
griffierecht € 130,00;
salaris gemachtigde € 82,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
2.ECLI:NL:RBNHO:2024:13457 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2024:12682 (eindvonnis), te vinden op rechtspraak.nl.