Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juni 2025 in de zaak tussen
de stichting Fauna4Life, gevestigd in Amstelveen,
Animal Rights, gevestigd in Den Haag,
gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder
Samenvatting
Procesverloop
9. Er mogen in het uitvoeringsgebied, welke bestaat uit de jachtvelden van Vereniging Jagerscombinatie Wieringen, in de periode van 1 januari tot 1 oktober maximaal 1.000 kauwen en maximaal 210 zwarte kraaien gedood worden.
Beoordeling door de rechtbank
aangetoonddat weidevogels gepredeerd worden door de kauw en de zwarte kraai. Volgens eisers is de
aannemelijkheidhiervan onvoldoende om de noodzakelijkheid van het doden van de kauw en de zwarte kraai ter bescherming van de weidevogels aan te tonen.
aannemelijkwordt gemaakt dat het doden van de kauw en de zwarte kraai zorgt voor een betere bescherming van de weidevogels. Daarbij hoeft het precieze aandeel van de kauw en de zwarte kraai in de predatie van de weidevogels niet bekend te zijn. [6]
Inmiddels staat de weidevogelpopulatie op Wieringen dusdanig onder druk, dat elke vorm van tegenslag een ernstige bedreiging vormt voor deze groep van vogels. Kauw en zwarte kraai zijn hier mede onderdeel van. Beide vogelsoorten zijn zeer intelligent en hebben zich in relatief korte tijd aangepast aan de menselijke omgeving. Beide soorten zijn alles-eters en maken op een opportunistische manier gebruik van de bronnen die in hun leefgebied aanwezig zijn, om aan voedsel te komen. Het voedsel bestaat uit ongewervelde dieren, fruit, zaden, aas en afval, soms ook eieren en jonge vogels.
voor jagers, omdat de bomen nog niet in blad zijn en de nesten daarmee goed zichtbaar zijn. Het gaat hier dus om afschot van kraaien en nesten, en niet het vangen en doden van kraaien (en kauwen) met een vangkooi dan wel kastval. Verder staat in het predatiebeheerplan dat grote groepen kauwen in het voorjaar niet te onderschatten schade kunnen aanrichten aan net uitgekomen weidevogelkuikens. Dit is vooral het geval bij slechte weersomstandigheden, maar niet alleen dan.
Aangezien de kauw in Nederland een standvogel is en groepen kauwen op agrarische percelen veelal na de broedtijd ontstaan en gedurende het voorjaar weer kleiner worden omdat de daarin aanwezige broedparen op zoek gaan naar nestgelegenheid, is een populatiebeheer uitsluitend in het broedseizoen van de weidevogels onvoldoende. De periode van bestrijding zou jaarrond kunnen plaatsvinden, maar is het meest effectief in de periode van 1 januari tot 1 oktober. Met name in de vestigingsfase van de eerste weidevogels februari-maart, zijn er nog grote groepen kauwen in de graslanden en op akkerbouwpercelen aanwezig. Vanaf 1 januari, in aanloop naar het broedseizoen van weidevogels, en gedurende de vestigingsfase van weidevogels kunnen dan effectief (grote) groepen kauwen worden geweerd uit de weidevogelgebieden. Indien groepen kauwen uitwijken naar gebieden waar geen weidevogelbeheer plaatsvindt, zal dit ten goede komen voor de rust in de broedperiode van weidevogels en leiden tot een beter broedsucces van de weidevogels. […] Na de broedtijd is het aantal individuen van kauw het grootst en kunnen in de zomer en begin van het najaar (tot 1 oktober) worden teruggebracht tot in het gebied toelaatbare aantallen. Vanaf het najaar troepen kauwen dagelijks samen op de grote slaapplaatsen, waarbij er tevens uitwisseling plaatsvindt van andere (deel)populatie uit de (wijde) omgeving. Om zowel de broedvogelpopulatie van kauw als het aantal individuen van 1e jaars, nog niet geslachtrijpe, kauwen te beperken is een populatiebeheer van ieder geval 1 januari tot oktober noodzakelijk.”
Voor zwarte kraai gelden andere criteria, aangezien deze vogel sterk territoriaal is. Alleen niet geslachtsrijpe vogels of zwarte kraaien die geen broedterritoria konden vinden, vormen soms kleine foeragerende groepen in het buitengebied. Daarentegen is zwarte kraai, in vergelijking met kauw, wel een geduchte rover van weidevogelnesten en -pullen, waardoor populatiebeheer in weidevogelgebieden een gunstig effect kunnen hebben op de weidevogelstand. Door het sterk territoriale gedrag van zwarte kraai kan populatiebeheer jaarrond plaatsvinden, maar zal mogelijk in het voorjaar een hogere intensiteit kennen, omdat vrijgekomen territoria wellicht snel opgevuld worden.”
Op basis van bovenstaande informatie kan er vanuit worden gegaan dat met het populatiebeheer van kauw en zwarte kraai binnen de weidevogelleefgebieden op Wieringen, er geen sprake is van de verslechtering van de staat van instandhouding. Ook met betrekking tot de kauw als niet-broedvogel, is het niet aannemelijk dat de bestrijding een negatief effect heeft op de Staat van Instandhouding. Zoals in figuur 14 en 15 is te zien, zijn ondanks de actieve bestrijding van kauw de aantallen in de winterperiode op en rond Wieringen de afgelopen decennia verder toegenomen.”