Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 maart 2025 op Schiphol werd aangehouden met een koffer waarin 11.953,6 gram cocaïne was verstopt. De verdachte, een drugskoerier, ontkende te weten dat er cocaïne in zijn bagage zat. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, gezien het gewicht van de koffer en zijn gedrag tijdens de controle. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd en legde een gevangenisstraf van 48 maanden op. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder de schending van de verbaliseringsplicht en het ontbreken van een vertaling van het bevel tot inverzekeringstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de reden van zijn aanhouding en dat er geen schending van zijn belangen was. De opgelegde straf was in lijn met de oriëntatiepunten voor het invoeren van harddrugs.