ECLI:NL:RBNHO:2025:5989

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
15/267656-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 4 oktober 2021 te Den Helder, waar de verdachte samen met anderen de aangever op een agressieve manier benaderde en hem in zijn auto bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem in zijn auto in te sluiten en hem te dwingen naar zijn boot te rijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met inachtneming van de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot afpersing, maar wel de subsidiaire poging tot diefstal met geweld bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft een taakstraf van 240 uur opgelegd, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/267656-21
Uitspraakdatum: 27 mei 2025
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. J.A. Zwinkels en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. A. Aïssal, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Den Helder, althans in het arrondissement Noord-Holland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- het portier van de auto van die [benadeelde] open te trekken en/of
- in de auto van die [benadeelde] naast en/of achter die [benadeelde] plaats te nemen en/of
- de auto van die [benadeelde] te doorzoeken en/of
- ( in de auto) tegen die [benadeelde] beledigende en/of dreigende woorden te schreeuwen en/of
- ( in de auto) die [benadeelde] een of meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of
- ( in de auto) die [benadeelde] aan zijn schouder te schudden en/of
- tegen de borst van die [benadeelde] te hebben geduwd en/of gedrukt en/of
- die [benadeelde] te zeggen dat hij naar zijn boot moest rijden, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders in de auto zat(en);
2
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Den Helder, althans in het arrondissement Noord-Holland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of laptop en/of passen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n),
-het portier van de auto van die [benadeelde] heeft/hebben opengetrokken en/of
-in de auto van die [benadeelde] naast en/of achter die [benadeelde] plaats heeft/hebben genomen (waardoor die [benadeelde] werd ingesloten)
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] een of meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [benadeelde] een of meermalen aan zijn schouder heeft/hebben geschud en/of
- tegen de Borst van die [benadeelde] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of
- tegen de (auto)ruit heeft/hebben geslagen en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geschreeuwd de woorden ‘Ik zet je naam op internet, ik maak je leven kapot, ik bel je vrouw” danwel woorden van gelijke strekking, en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geschreeuwd dat verdachte en/of zijn mededader(s) de telefoon en/of laptop van die [benadeelde] wilde(n) hebben en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben gedwongen naar diens boot te rijden en/of
- die [benadeelde] bij diens gezicht heeft/hebben vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een mobiele telefoon en/of laptop en/of passen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- het portier van de auto van die [benadeelde] heeft/hebben opengetrokken en/of
- in de auto van die [benadeelde] naast en/of achter die [benadeelde] plaats heeft/hebben genomen (waardoor die [benadeelde] werd ingesloten) en/of
- in de auto van die [benadeelde] heeft hebben gezocht naar passen en/of autosleutels
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] een of meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [benadeelde] een of meermalen aan zijn schouder heeft/hebben geschud en/of
- tegen de Borst van die [benadeelde] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of
- tegen de (auto)ruit heeft/hebben geslagen en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geschreeuwd de woorden “Ik zet je naam op internet, ik maak je leven kapot, ik bel je vrouw’ danwel woorden van gelijke strekking, en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geschreeuwd dat verdachte en/of zijn mededader(s) de telefoon van die [benadeelde] wilde(n) hebben en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben gedwongen naar diens boot te rijden en/of
- die [benadeelde] bij diens gezicht heeft/hebben vastgepakt om een filmpje te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 (medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving) en 2 primair (poging tot afpersing in vereniging) ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman, onder verwijzing naar een arrest van het Hof Den Haag [1] , aangevoerd dat voor strafbare vrijheidsberoving sprake moet zijn van de onmogelijkheid voor iemand om zich feitelijk te verplaatsen. Een korte tijd in de bewegingsvrijheid belemmerd zijn, is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Om die reden heeft de raadsman vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde bepleit.
Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging. Met betrekking tot de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2.
Vrijspraak feit 2 primair
Onder 2 is aan de verdachte primair ten laste gelegd – kort gezegd – een poging tot afpersing in vereniging. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als een poging tot diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, in vereniging.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat de bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De verdachten hebben de auto van de aangever doorzocht. Zij waren actief op zoek naar weg te nemen goederen en hebben ook daadwerkelijk een of meer sleutels weggenomen. Deze gang van zaken in de auto duidt erop dat het opzet van de verdachten was gericht op het wegnemen van goederen. Niet is gebleken dat op enig moment is geprobeerd de aangever te dwingen tot de afgifte van goederen.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
3.3.3.
Bewijsoverweging
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten de in de tenlastelegging onder 1 opgenomen feitelijke handelingen hebben gepleegd. Het standpunt van de verdediging dat dit geen wederrechtelijke vrijheidsberoving oplevert, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever ’s avonds laat op een donkere, verlaten parkeerplaats onverhoeds is belaagd door de verdachten, die op het raam van zijn auto sloegen, het portier opentrokken en naast respectievelijk achter hem in de auto zijn gaan zitten, waardoor hij feitelijk ingesloten was. In de auto hebben de verdachten beledigingen en bedreigingen geschreeuwd en de aangever fysiek benaderd door hem tikken in het gezicht te geven, aan zijn schouder te schudden en tegen de borst te duwen. Vervolgens hebben de verdachten de aangever gedwongen om met hen in de auto richting zijn boot te rijden.
Met dit samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, hebben de verdachten naar het oordeel van de rechtbank een zeer bedreigende en intimiderende situatie gecreëerd voor de aangever, waardoor deze niet de vrijheid had zijn auto waar hij zich – met zijn belagers – in bevond, te verlaten. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden en dat de verdachten daar ook het opzet op hadden. Dat de vrijheidsberoving een relatief korte tijd heeft geduurd doet hier niet aan af, gelet op de lage drempel die in de jurisprudentie wordt aangehouden met betrekking tot de vraag of (zeer) korte beperkingen van de vrijheid van beweging als vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt.
3.3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1 en 2 subsidiairten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij op 4 oktober 2021 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- het portier van de auto van die [benadeelde] open te trekken en
- in de auto van die [benadeelde] naast en achter die [benadeelde] plaats te nemen en
- de auto van die [benadeelde] te doorzoeken en
- in de auto tegen die [benadeelde] beledigende en/of dreigende woorden te schreeuwen en
- in de auto die [benadeelde] meermalen in het gezicht te slaan en
- in de auto die [benadeelde] aan zijn schouder te schudden en
- tegen de borst van die [benadeelde] te duwen en
- die [benadeelde] te zeggen dat hij naar zijn boot moest rijden, terwijl hij, verdachte en zijn mededader in de auto zaten;

2.subsidiair

hij op 4 oktober 2021 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een mobiele telefoon en laptop, die geheel aan [benadeelde] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- het portier van de auto van die [benadeelde] heeft/hebben opengetrokken en/of
- in de auto van die [benadeelde] naast en achter die [benadeelde] plaats heeft/hebben genomen, waardoor die [benadeelde] werd ingesloten,
- die [benadeelde] meermalen in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- die [benadeelde] aan zijn schouder heeft/hebben geschud en/of
- tegen de borst van die [benadeelde] heeft/hebben geduwd en/of
- tegen de autoruit heeft geslagen en/of
- tegen die [benadeelde] heeft geschreeuwd de woorden “Ik zet je naam op internet, ik maak je leven kapot, ik bel je vrouw’ en/of
- tegen die [benadeelde] heeft geschreeuwd dat verdachte en/of zijn mededaders de telefoon van die [benadeelde] wilden hebben en/of
- die [benadeelde] hebben gedwongen naar diens boot te rijden en
- die [benadeelde] bij diens gezicht hebben vastgepakt om een filmpje te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Medeplegen van poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden passend. Rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twaalf maanden, heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de straftoemeting gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging heeft de rechtbank verzocht in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander, dan wel anderen, schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De aangever is onder valse voorwendselen verleid tot het maken van een afspraak met een jonge vrouw en is na afloop van deze afspraak in het donker, op een verlaten parkeerplaats onverhoeds en op agressieve en intimiderende wijze door verdachte en de medeverdachte belaagd. De verdachten zijn bij de aangever in de auto gestapt en hebben hem niet alleen verbaal bedreigd, maar ook hebben zij hem tikken gegeven, door elkaar geschud en geduwd. Na eerst de auto te hebben doorzocht, hebben de verdachten de aangever gedwongen in de richting van zijn boot te rijden, kennelijk in de hoop daar goederen van hun gading te vinden. Voor de aangever is dit een heel beangstigende situatie geweest, die een behoorlijke impact op hem heeft gehad. De aangever kon, ingesloten als hij was in zijn eigen auto, geen kant op en vreesde verder mishandeld te worden. De verdachten hebben op dat moment kennelijk alleen gedacht aan hun eigen wens om snel en makkelijk geld te maken, zonder stil te staan bij de gevolgen voor de aangever.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 7 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 16 juni 2023 van Reclassering Nederland. Hieruit komt naar voren dat de verdachte zijn leven goed op orde lijkt te hebben. Interventies worden niet geïndiceerd geacht.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn die ingevolge artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht moet worden genomen. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met de inverzekeringstelling van de verdachte op 5 oktober 2021. De rechtbank doet uitspraak op 27 mei 2025. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar met bijna twintig maanden overschreden. De rechtbank houdt met deze overschrijding rekening bij de straftoemeting.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De door de officier van justitie geformuleerde strafeis is op zichzelf dan ook begrijpelijk. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om in dit geval geen straf op te leggen die met zich mee zou brengen dat de verdachte alsnog naar de gevangenis moet. Daarbij weegt in de eerste plaats mee de ouderdom van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte heeft onnodig lang met de dreiging van de mogelijke consequenties van deze strafzaak boven zijn hoofd moeten leven. De verdachte heeft sinds zijn invrijheidstelling op 6 oktober 2021 geen andere strafbare feiten gepleegd. De leefomstandigheden van de verdachte kunnen stabiel genoemd worden. Hij werkt full time, heeft een duurzame relatie en is bezig zijn schulden af te betalen. Vanuit een oogpunt van speciale preventie zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nu het karakter van de spreekwoordelijke ‘mosterd na de maaltijd’ hebben. Daar komt nog bij dat de verdachte de feiten, mede in verband met de andere verdachten in deze zaak, weliswaar niet volmondig heeft toegegeven, maar hij heeft duidelijk gemaakt dat hij inziet dat hij destijds de fout in is gegaan en dat hij daar spijt van heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren moet worden opgelegd. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank daarnaast aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen, met een proeftijd van één jaar.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
niet bewezenwat aan de verdachte
2 primairis ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart
bewezendat de verdachte de onder
1 en 2 subsidiairten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden, met bevel dat deze straf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op één jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
 Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 mei 2025.