ECLI:NL:RBNHO:2025:5933

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
HAA 25/1194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking diertelgegevens van een melkveebedrijf naar aanleiding van een Woo-verzoek

Op 28 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin een melkveebedrijf, Vee en Veldlust, een voorlopige voorziening vroeg tegen de openbaarmaking van diertelgegevens door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had op 5 februari 2025 besloten om deze gegevens openbaar te maken naar aanleiding van een Woo-verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht en dat de gevraagde diertelgegevens als milieu-informatie moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat de gegevens openbaar gemaakt moeten worden zonder belangenafweging, zoals bepaald in artikel 5.1, zevende lid, van de Wet open overheid (Woo). De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker een geringe kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de verzoeker en de algemene belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen, maar in dit geval woog het belang van de openbaarmaking zwaarder. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, in aanwezigheid van griffier mr. I.E. Molin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1194

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2025 in de zaak tussen

Melkveebedrijf 'Vee en Veldlust', uit Oterleek, verzoeker

(gemachtigde: mr.drs. D.B. Pors),
en
De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de minister
(gemachtigde: mr. H.J. Kram).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [belanghebbende] uit [plaats] (belanghebbende).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de minister om de diertelgegevens van het Melkveebedrijf over de periode 2 november 2014 tot en met 31 november 2014 openbaar te maken. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

3. Met het bestreden besluit van 5 februari 2025 heeft de minister op grond van de Wet open overheid (Woo) besloten tot openbaarmaking van diertelgegevens van het Melkveebedrijf
.
4. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het besluit wordt geschorst.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: (namens verzoeker) de heer en mevrouw [naam] , de gemachtigde van de minister en belanghebbende.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter ziet in de aangekondigde openbaarmaking een voldoende spoedeisend belang zoals dat voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist. Nu verzoeker een spoedeisend belang heeft, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.
7. De voorzieningenrechter kan bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen, beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast kan de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de algemene belangen, c.q. de belangen waar verweerder voor staat, die pleiten tegen het treffen daarvan, in zijn afweging betrekken. Ook dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Feiten
8. Belanghebbende heeft de minister op 1 januari 2025 verzocht om openbaarmaking van informatie over diertelgegevens van verzoeker uit het I en R systeem van elke dag van 2 november 2014 tot en met 31 november 2014.
9. In de brief van 17 januari 2025 heeft de minister verzoeker in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen, nu het gaat om gegevens over het bedrijf van verzoeker.
10. Op 20 januari 2025 heeft verzoeker een zienswijze ingediend, waarin een aantal bezwaren tegen de openbaarmaking uiteen worden gezet.
11. In het besluit van 5 februari 2025 heeft de minister besloten tot (gedeeltelijke) openbaarmaking van de gevraagde gegevens, twee weken na verzending van het besluit.
12. Gelet op het bezwaar van verzoeker en het verzoek om een voorlopige voorziening, heeft de minister op 5 maart 2025 ingestemd met schorsing van de openbaarmaking van de gegevens tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is er sprake van misbruik van recht door belanghebbende?
13. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende de gegevens heeft opgevraagd in verband met verschillende lopende (juridische) procedures. Het gaat dus niet om openbaarmaking van gegevens voor eenieder maar om specifieke informatie die gebruikt wordt voor juridische procedures, aldus verzoeker. Volgens verzoeker lijkt er daarom sprake te zijn van misbruik van het recht.
14. In artikel 4.6 van de Woo is een antimisbruikbepaling opgenomen. Daarin is bepaald dat indien de verzoeker van informatie kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker van informatie kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, kan besluiten het verzoek niet te behandelen. Uit de toelichting bij de Woo en uit vaste rechtspraak [1] blijkt dat verzoekers bij hun verzoek om informatie
geen(persoonlijk) belang hoeven te stellen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat belanghebbende met haar Woo-verzoek geen openbaarmaking voor eenieder heeft beoogd. Dat belanghebbende de Woo gebruikt om informatie te verkrijgen die zij in een andere procedure wil gebruiken maar in die procedure niet zonder meer kan verkrijgen, maakt niet dat sprake is van misbruik. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een verzoek om informatie met het oog op een andere procedure misbruik opleveren. Van zo een situatie is hier geen sprake. Er is in dit geval geen sprake van het indienen van een grote hoeveelheid verzoeken door belanghebbende gericht op het verstoren van het functioneren van het bestuursorgaan. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijk ander doel dan het verkrijgen van informatie. Dit betekent dat geen sprake is van misbruik van recht door belanghebbende.
Is er sprake van milieu-informatie (emissiegegevens)?
15. Verzoeker is het niet eens met de openbaarmaking van de diertelgegevens. Daartoe stelt verzoeker zich op het standpunt dat de diertelgegevens (over een periode van vier weken, zonder aanvullende informatie over voer, lactatiestadium en melkproductie) niet gelijk kan worden gesteld aan milieu-informatie die betrekking heeft op emissie. Hierdoor is artikel 5.1, zevende lid, van de Woo volgens verzoeker niet van toepassing. Openbaarmaking van de gegevens dient volgens verzoeker dan ook achterwege te blijven in het kader van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de beveiliging van personen en bedrijven en bescherming tegen onevenredige benadeling.
16. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 16 augustus 2017 [2] bepaald dat onder de begrippen “emissies in het milieu” en “informatie over emissies in het milieu” niet alleen gegevens moeten worden begrepen die de daadwerkelijke uitstoot betreffen, maar ook de gegevens over de invloeden van die emissies op het milieu alsook de gegevens die het publiek in staat stellen te controleren of beoordeling van de daadwerkelijke of voorzienbare emissies, welke beoordeling aan de besluitvorming door een bestuursorgaan ten grondslag heeft gelegen, juist is. In de uitspraak van 13 maart 2019 [3] heeft de afdeling bevestigd dat “
aantallen gehouden dieren, de gegevens over huisvestingsplaatsen/hokken en de gegevens over ammoniakemissie en zuurdepositie moeten worden aangemerkt als milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu […]”. De aantallen gehouden dieren en de gegevens over huisvestingsplaatsen/hokken zijn volgens de Afdeling noodzakelijk om te controleren of de beoordeling van de daadwerkelijke of voorzienbare emissies juist is. Ook in de uitspraak van 5 oktober 2022 [4] heeft de Afdeling geoordeeld dat diertelgegevens zijn aan te merken als milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de verzochte diertelgegevens moeten worden aangemerkt als emissiegegevens als bedoeld in artikel 5.1, zevende lid, van de Woo. Deze gegevens moeten, gelet op de tekst van dat artikel, openbaar worden gemaakt zonder belangenafweging door de minister.
Moet het verzoek om een voorlopige voorziening worden toegewezen?
17. Bij de vraag of een voorlopige voorziening dient te worden getroffen, moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die treffen vóór het treffen van de voorlopige voorziening, afwegen tegen de algemene belangen die pleiten tegen het treffen daarvan. De voorzieningenrechter constateert dat bij zaken als deze, waarbij in het kader van een Woo-verzoek om een voorlopige voorziening wordt verzocht, aan verzoeker een groot belang toekomt, nu openbaarmaking van de gegevens onomkeerbaar is. Daartegenover staat het algemeen belang van snelle openbaarmaking van de gegevens. De voorzieningenrechter betrekt bij die belangenafweging ook de vraag of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dit kan reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
18. De voorzieningenrechter stelt vast dat, gelet op hetgeen hij hiervoor heeft overwogen over de inhoudelijke bezwaargronden van verzoeker gericht tegen het primaire besluit, het bezwaar van verzoeker in deze zaak vooralsnog een geringe kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter weegt daarom in dat geval het belang van belanghebbende zwaarder dan dat van verzoeker. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorlopige voorziening daarom niet toewijzen.

Conclusie en gevolgen

19. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de minister de gevraagde informatie openbaar zal maken. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:265.