ECLI:NL:RBNHO:2025:59

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
24/575
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen onttrekking van openbare weg aan de openbaarheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 9 januari 2025, is het beroep van eisers tegen het besluit van de raad van de gemeente Zaanstad om een deel van de openbare weg, de Zaanderhorn, onttrekken aan de openbaarheid, behandeld. Eisers, bestaande uit drie personen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 30 november 2023, waarbij de raad besloot dat het perceel, gelegen op de Zaanderhorn, niet langer toegankelijk zou zijn voor het publiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen belanghebbenden zijn bij dit besluit, omdat de onttrekking geen rechtstreekse gevolgen voor hen heeft. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepaalt dat alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen een besluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers geen bijzonder, individueel belang hebben bij de onttrekking, aangezien hun toegang tot hun woning niet wordt beïnvloed door het besluit. De rechtbank heeft het beroep van eisers daarom niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. Dit houdt in dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/575

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en

het raad van de gemeente Zaanstad, de raad

(gemachtigde: mr. Y. Kliphuis).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: North Sea Venue BV uit Zaandam, NSV

(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van de raad om de weg “Zaanderhorn”, voor zover gelegen op perceel [perceel 1] (voorheen [perceel 2] ), te onttrekken aan de openbaarheid.
1.2.1
Eisers hebben tegen dit besluit van 30 november 2023 [1] beroep ingesteld.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft [eiser 3] deelgenomen namens eisers. De gemachtigde van eisers was, zoals aangekondigd, niet aanwezig. De raad en NSV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun hiervoor genoemde gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank?
2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in combinatie met het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan alleen een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit.
2.2
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om beroep open te stellen voor een ieder tegen een besluit tot onttrekking van een weg aan de openbaarheid. Bij zo’n besluit moet dan ook van geval tot geval worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Iemand is slechts belanghebbende bij een besluit tot onttrekking aan de openbaarheid indien hij of zij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van anderen.
2.4
De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat het ter beoordeling voorliggende besluit geen besluit op grond van het nationaal omgevingsrecht is en dat ook niet aannemelijk is geworden dat het besluit grote gevolgen voor het milieu met zich kan brengen. Eisers hebben op dit punt ook niets gesteld. Het beroep tegen het nu voorliggende besluit hoeft daarom niet te worden aangemerkt als een omgevingsrechtelijke zaak, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022 [2] , zodat het Verdrag van Aarhus aan personen die geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij dit besluit zijn, niet alsnog toegang tot de rechter toekent. Eisers kunnen dan ook slechts in hun beroep worden ontvangen, indien zij belanghebbenden zijn bij het besluit tot onttrekking aan de openbaarheid.
2.5
De rechtbank ziet daarom aanleiding om eerst te beoordelen of eisers belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Pas als dat het geval is, zal de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordelen.
Wat zijn de feiten?
3.1
Eisers wonen op het adres [adres] te [woonplaats] en op dat adres wordt door moeder ( [eiser 2] ) en dochter ( [eiser 3] ) ook een geneeskundige praktijk geëxploiteerd.
3.2
De woning is gelegen op een bedrijventerrein en gesitueerd op de kop van het zogeheten Balkenhaventerrein. De woning kan worden bereikt via de Symon Spierweg en de kadastrale percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 5] . Deze percelen maken deel uit van de Hemkade.
3.3
De woning, althans de locatie waar de woning zich bevindt, kon voorheen ook worden bereikt via de Pieter Ghijsenlaan en de weg Zaanderhorn, die op kadastraal perceel [perceel 6] ligt (nu: [perceel 1] ). Dit perceel ligt in het verlengde van de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 5] . Deze percelen tezamen werden in het verleden ook aangeduid als de Zaanderhorn.
3.4
De Zaanderhorn, voor zover gelegen op perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) is afgesloten met twee hekken. Hek 1 is door NSV geplaatst en bevindt zich op de grens tussen perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) en perceel [perceel 4] (dat in gebruik is bij NSV). Dit hek wordt door partijen aangeduid als hek 1. Het andere hek ligt op perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) en wordt door partijen aangeduid als hek 2. Dit hek 2 bestaat feitelijk uit twee hekken, waarvan er één is geplaatst door de gemeente en één door NSV.
3.5
Het terrein tussen hek 1 en hek 2 is door de gemeente verhuurd aan NSV voor parkeerplaatsen voor gasten van NSV. Het andere deel van perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ), dat aan de andere zijde van hek 2 ligt, is aangewezen als locatie voor woonwagens.
Wat is besloten?
4. Met het besluit van 30 november 2023 heeft de raad het perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) onttrokken aan de openbaarheid als bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet. Daardoor is dat deel van de Zaanderhorn niet meer voor eenieder toegankelijk.
Welk belang hebben eisers daarbij?
5.1
Vast staat dat eiser geen gronden in gebruik hebben die direct grenzen aan het perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ). Aan de ligging van de percelen kunnen verzoekers dus op zichzelf niet direct een rechtstreeks bij het (onttrekkings-)besluit betrokken belang ontlenen.
5.2
Tevens staat vast dat de onttrekking aan de openbaarheid van het deel van de Zaanderhorn dat is gelegen op het perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) niet van invloed is op de toegang tot de woning van eisers. De (enige) toegang tot de woning van eisers loopt via de Symon Spiersweg en de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 5] en niet via Pieter Gijsenlaan en de Zaanderhorn. Dit wijzigt door de onttrekking van perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) aan de openbaarheid niet. Ook hieraan kunnen eisers dus geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang ontlenen.
5.3
De rechtbank is ook niet gebleken dat eisers een ander rechtstreeks bij het besluit betrokken belang hebben. De enkele stelling dat er belang is bij openbaarheid van de Zaanderhorn, omdat dit een (tweede) toegangsweg tot de woning van eisers zou zijn, is daarvoor onvoldoende. Redengevend hiervoor is onder meer dat onherroepelijk is komen vast te staan dat de Zaanderhorn, voor zover die loopt over de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 5] , geen openbare weg in de zin van de Wegenwet is. [3] Daarnaast staat onherroepelijk vast dat NSV de Hemkade/Zaanderhorn heeft mogen afsluiten met een hek op de grens tussen de percelen [perceel 4] en [perceel 6] (nu: [perceel 1] ). [4] De onttrekking van de Zaanderhorn voor zover gelegen op perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ) brengt dus geen verandering in het feit dat eisers hun woning niet kunnen bereiken vanaf de Pieter Ghijsenlaan via de Zaanderhorn.
5.4
Conclusie van de rechtbank is daarom dat eisers geen belanghebbende zijn bij de onttrekking aan de openbaarheid van dat deel van de Zaanderhorn dat ligt op het perceel [perceel 6] (nu: [perceel 1] ). De mogelijkheid om daartegen beroep in te stellen stond daarom niet voor eisers open.
6. Dat eisers verzocht hebben om herziening van het onherroepelijke oordeel van deze rechtbank over het deel van de Hemkade/Zaanderhorn dat loopt over de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 5] maakt het voorgaande dit niet anders. Bovendien staat het oordeel van de rechtbank hierover volgens de Afdeling vooralsnog in rechte vast [5] en heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank heden het door eisers bij deze rechtbank ingediende verzoek om herziening van de uitspraak van 9 juli 2021 afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gepubliceerd en ter inzage gelegd op 29 december 2023
2.Zie r.o. 6.1 en 6.2 van genoemde uitspraak, ECLI:NL:RVS:2022:1981
3.met de uitspraak van deze rechtbank van 9 juli 2021 waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
4.zie ook de hiervoor genoemde uitspraak van 9 juli 2021
5.Zo oordeelde de Afdeling in de uitspraak van 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1706