ECLI:NL:RVS:2024:1706

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
202300452/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen afsluiten openbare weg door North Sea Venue B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2022. Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad had eerder een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het afsluiten van de openbare weg Zaanderhorn door North Sea Venue B.V. (NSV) afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 9 juli 2021 geoordeeld dat het college niet handhavend hoefde op te treden tegen hek 1, maar wel tegen hek 2. Na deze uitspraak heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en het bezwaar ongegrond verklaard voor hek 1, maar gegrond voor hek 2. De rechtbank heeft in de thans bestreden uitspraak geoordeeld dat de beroepsgrond over de openbaarheid van perceel 8481 niet opnieuw kan worden beoordeeld. [appellant] is het hier niet mee eens en stelt dat de rechtbank ten onrechte geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over zijn betoog dat perceel 8481 een openbare weg is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de door [appellant] overgelegde stukken geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn en dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om terug te komen op het eerdere oordeel. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

202300452/1/R1.
Datum uitspraak: 24 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 13 december 2022 in zaak nr. 21/4189 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2019 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het afsluiten van een openbare weg met twee hekken door North Sea Venue B.V. (hierna: de NSV), afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2020, zoals gewijzigd bij besluit van 16 maart 2021, heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 maart 2020, zoals gewijzigd op 16 maart 2021, vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] moet nemen.
Bij besluit van 14 september 2021 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist.
Bij uitspraak van 13 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en NSV hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. D.N. Lavain, advocaat te Stein, en [dochter], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J. Loggen-Ten Hoopen en mr. Y. Kliphuis, advocaten te Hoofddorp, en J. de Boer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting NSV, vertegenwoordigd door mr. D.A.J. Sturhoofd, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2.       [appellant] woont aan [locatie] in Zaandam. De woning is gelegen op een bedrijventerrein en gesitueerd op de kop van het zogeheten Balkenhaventerrein. De woning kan worden bereikt via de Symon Spierweg en de kadastrale percelen 8480, 8481 en 9567. Deze percelen worden thans aangeduid als de Hemkade.
De woning kon voorheen worden bereikt via de Pieter Ghijssenlaan en de weg Zaanderhorn, die op kadastraal perceel 8482 ligt. Dit perceel ligt in het verlengde van de percelen 8480, 8481 en 9567. Deze percelen tezamen werden in het verleden ook aangeduid als de Zaanderhorn.
De Zaanderhorn is op perceel 8482 echter afgesloten met twee hekken. Eén hek is door NSV geplaatst en bevindt zich op de grens met perceel 8481. Dit hek wordt door partijen aangeduid als hek 1. Het andere hek ligt op perceel 8482 en wordt door partijen aangeduid als hek 2. Dit hek bestaat feitelijk uit twee hekken, waarvan er één is geplaatst door de gemeente en één door NSV. Het terrein tussen hek 1 en hek 2 is door de gemeente verhuurd aan NSV voor parkeerplaatsen voor gasten van NSV. Het andere deel van perceel 8482, dat aan de andere zijde van hek 2 ligt, is aangewezen als locatie voor woonwagens.
3.       Volgens [appellant] heeft NSV door het plaatsen van hekken 1 en 2 de openbare weg Zaanderhorn afgesloten. [appellant] heeft daarom op 12 juli 2019 het college verzocht handhavend op te treden tegen het afsluiten van deze weg.
4.       Het college heeft zich in het besluit op bezwaar van 20 maart 2020, zoals gewijzigd op 16 maart 2021, op het standpunt gesteld dat de Zaanderhorn voor zover gelegen op perceel 8481 geen openbare weg is. Daarom is geen sprake van een afsluiting van de openbare weg met hek 1. Omdat geen sprake is van een overtreding van de artikelen 5.50 en 5.51 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zaanstad, heeft het college het verzoek om handhavend optreden afgewezen. De Zaanderhorn, voor zover gelegen op perceel 8482, is volgens het college wel een openbare weg, zodat sprake is van een overtreding van de artikelen 5.50 en 5.51 van de Verordening fysieke leefomgeving en artikel 14 van de Wegenwet. Het college ziet echter af van handhavend optreden tegen het afsluiten van dit deel van de Zaanderhorn met hek 2.
5.       De rechtbank heeft in de uitspraak van 9 juli 2021 geoordeeld dat van openbaarheid van het perceel 8481 niet is gebleken, en dat wat betreft hek 1 dus geen sprake is van een overtreding. Naar het oordeel van de rechtbank was het verzoek om handhavend op te treden tegen hek 1 dan ook terecht afgewezen. Wat betreft hek 2 oordeelde de rechtbank dat het college gehouden was handhavend op te treden tegen het afsluiten van de openbare weg met dat hek. De rechtbank heeft het besluit van 20 maart 2020, zoals gewijzigd op 16 maart 2021, vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
6.       Het college heeft gevolg gegeven aan de uitspraak van 9 juli 2021 en op 14 september 2021 opnieuw op het bezwaar van [appellant] besloten. Het heeft daarbij het bezwaar ongegrond verklaard, voor zover het ziet op het verzoek om handhavend optreden tegen het afsluiten van een openbare weg met hek 1. Het college heeft het bezwaar gegrond verklaard voor wat betreft het afsluiten van de openbare weg met hek 2 en besloten daartegen handhavend op te treden.
7.       De rechtbank heeft in de thans bestreden uitspraak geconcludeerd dat de beroepsgrond dat de Zaanderhorn op perceel 8481 een openbare weg is niet andermaal aan een beoordeling kan worden onderworpen. Bij de toetsing van het besluit van 14 september 2021 moet de rechtbank uitgaan van de rechtmatigheid van het eerder gegeven oordeel over deze beroepsgrond.
8.       [appellant] is het hier niet mee eens. [appellant] heeft op de zitting aangegeven dat het hoger beroep zich alleen nog richt tegen de afwijzing van het verzoek om handhavend optreden tegen het afsluiten van de weg op perceel 8481 met hek 1. De Afdeling zal haar beoordeling daarom hiertoe beperken.
Beoordeling van het hoger beroep
9.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over zijn betoog dat perceel 8481 een openbare weg is. [appellant] heeft in beroep nieuwe stukken overgelegd die volgens hem aantonen dat perceel 8481 een openbare weg is. Omdat uit deze stukken volgens [appellant] volgt dat sprake is van een evident onjuist oordeel in de uitspraak van 9 juli 2021 moet daarvan worden teruggekomen en moet ook het besluit van 14 september 2021 worden vernietigd. Dit betekent dat het college alsnog handhavend moet optreden tegen het plaatsen van hek 1 op de openbare weg.
9.1.    De rechtbank heeft in de uitspraak van 9 juli 2021 vastgesteld dat hek 1 op perceel 8481 staat. Verder heeft de rechtbank gemotiveerd overwogen dat niet is gebleken van openbaarheid van de weg Zaanderhorn voor zover gesitueerd op perceel 8481.
[appellant] heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel van de rechtbank, zodat wordt uitgegaan van de juistheid daarvan (vergelijk de uitspraak van 6 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI0801). Slechts nieuw gebleken feiten of omstandigheden kunnen een hernieuwde beoordeling van een eerder uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen beroepsgrond rechtvaardigen (vergelijk de uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1453). De Afdeling overweegt dat onder nieuw gebleken feiten of omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd.
9.2.    De Afdeling stelt vast dat de door [appellant] overgelegde stukken grotendeels archiefstukken en foto’s zijn die dateren van vóór 9 juli 2021. In zoverre had [appellant] eerder kennis kunnen nemen van deze stukken. Niet gebleken is dat hij die niet eerder had kunnen inbrengen. Dit betekent dat deze stukken geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn, waardoor de Afdeling op basis van deze stukken niet inhoudelijk toekomt aan het betoog van [appellant] dat de Zaanderhorn een openbare weg is.
De door [appellant] onder 17, 18 en 19 van de in zijn hogerberoepschrift opgenomen tabel genoemde stukken dateren weliswaar van na de uitspraak van 9 juli 2021, maar rechtvaardigen evenmin een gewijzigd rechterlijk oordeel over de openbaarheid van de weg. De stukken onder 18 en 19 zijn nieuwe handhavingsverzoeken van [appellant] zelf, met een deel van dezelfde archiefstukken. Ook die stukken betreffen dus geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De onder 17 genoemde stukken betreffen e-mailcorrespondentie met het Kadaster met daarin een uitleg over de op de historische topografische kaarten gebruikte kleuren. Daarin is vermeld dat, gezien de gebruikte kleur, de weg bij de kaartinwinning destijds verhard, in het buitengebied, dus buiten de bebouwde kom en openbaar, dus zonder slagboom of andere versperring is aangetroffen. Hoewel ook deze e-mailcorrespondentie dateert van na de eerste uitspraak van de rechtbank, valt niet in te zien waarom [appellant] niet eerder een toelichting van het Kadaster kon vragen over de kleuren op de topografische kaart. Dit betekent dat de rechtbank in de uitspraak van 13 december 2022 terecht geen aanleiding heeft gezien om terug te komen van het door de rechtbank gegeven oordeel in de uitspraak van 9 juli 2021.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
10.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Montagne
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024
374