ECLI:NL:RBNHO:2025:5888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
10938606 \ CV EXPL 24-1123
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en gezag van gewijsde

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, compensatie gevorderd namens twee passagiers vanwege een geannuleerde vlucht van Helsinki naar Amsterdam. De vervoerder, Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, heeft zich verweerd door te stellen dat de vordering van één van de passagiers al eerder bij de kantonrechter was behandeld, waarbij een vonnis was gewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat AirHelp niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor de vordering van deze passagier, omdat het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis van toepassing is. Voor de andere passagier heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de compensatie al had betaald, wat ook door AirHelp werd erkend. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen en AirHelp veroordeeld in de proceskosten van de vervoerder, omdat er sprake was van misbruik van procesrecht. In reconventie heeft de vervoerder geprobeerd terugbetaling van de al betaalde compensatie te vorderen, maar deze vordering werd afgewezen omdat de vervoerder niet kon aantonen dat de vordering niet geldig was overgedragen aan AirHelp. De kantonrechter heeft de proceskosten van de vervoerder vastgesteld op € 750,00 en die van AirHelp op € 82,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10938606 \ CV EXPL 24-1123
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Vantaa, Finland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
AirHelp heeft in conventie compensatie namens twee passagiers gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. AirHelp heeft de vordering van één van deze passagiers al eerder bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland ingesteld, waarbij al vonnis is gewezen. De vervoerder doet een beroep op het gezag van gewijsde van dat vonnis. Het verweer van de vervoerder slaagt. AirHelp wordt met betrekking tot de vordering van deze passagier niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast stelt de vervoerder dat hij de vordering van de andere passagier al betaald heeft. Ook dit verweer slaagt en de vordering van AirHelp wordt voor het overige afgewezen. AirHelp wordt in de werkelijke proceskosten van de vervoerder veroordeeld omdat er hier sprake was van misbruik van procesrecht voor wat betreft de vordering die al eerder bij de kantonrechter was ingesteld.
Ten slotte vordert de vervoerder in reconventie terugbetaling van de al betaalde compensatie voor een van de passagiers omdat deze passagier haar vorderingsrecht niet geldig aan AirHelp heeft overgedragen. Dit betoog slaagt niet en de vordering in reconventie wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de conclusie van repliek, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek, tevens conclusie van repliek in reconventie.
1.2.
AirHelp heeft hierop niet meer gereageerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 8 juni 2022 vervoeren van Helsinki, Finland, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht AY1305 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de passagiers hun eventuele vorderingsrechten aan haar hebben overgedragen. Daarom en vanwege de annulering van de vlucht, moet de vervoerder AirHelp de compensatie voldoen van € 400,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.
In reconventie
3.4.
In voorwaardelijke reconventie (op voorwaarde dat AirHelp geen bewijs van doorbetaling aan de passagier toont) vordert de vervoerder dat AirHelp, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.5.
De vervoerder legt aan zijn vordering ten grondslag dat passagier [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) haar vordering niet aan AirHelp heeft overgedragen. De vervoerder heeft echter wel per abuis compensatie aan AirHelp betaald. Daarom heeft hij dit bedrag onverschuldigd aan AirHelp betaald.
3.6.
AirHelp voert verweer. Op haar verweer wordt eveneens ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
In conventie
4.2.
De vervoerder stelt dat AirHelp niet-ontvankelijk moet worden verklaard, voor zover zij de vordering heeft ingesteld namens passagier [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]). Volgens hem heeft AirHelp over deze vordering al eerder een procedure gevoerd bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland. In die procedure is al op 20 september 2023 vonnis gewezen. De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder een beroep doet op het gezag van gewijsde van dat vonnis. [2]
4.3.
AirHelp heeft het voorgaande erkend. Volgens haar was dit te wijten aan een administratieve fout waardoor de vordering van [betrokkene 2] per abuis eveneens in deze procedure is meegenomen. Zij stelt de vordering daarom met € 400,- te verminderen. Ze concludeert uiteindelijk echter tot toewijzing van de hoofdsom van € 800,-.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat het betoog van de vervoerder slaagt. In het vonnis van 20 september 2023 heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen. Dat vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. Het gaat in dit geschil om dezelfde rechtsbetrekking, namelijk het eventuele aan AirHelp overgedragen vorderingsrecht van [betrokkene 2]. Dat betekent dat de kantonrechter hier niet nogmaals over kan oordelen. Daarom zal AirHelp in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.5.
Met betrekking tot het eventuele vorderingsrecht van [betrokkene 1], stelt de vervoerder dat hij de namens haar gevorderde compensatie al op 8 februari 2024 aan AirHelp heeft betaald. Hij verwijst hierbij naar een bankafschrift. AirHelp heeft het voorgaande eveneens erkend. Zij stelt daarom opnieuw de vordering met € 400,- te verminderen, maar concludeert uiteindelijk tot toewijzing van de hoofdsom van € 800,-.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat het betoog van de vervoerder slaagt. Omdat AirHelp heeft erkend dat zij de compensatie voor [betrokkene 1] al ontvangen heeft, zal de vordering van AirHelp namens [betrokkene 1] worden afgewezen.
4.7.
De vervoerder vordert vergoeding van de werkelijke proceskosten. De kantonrechter overweegt dat een veroordeling in de volledige proceskosten volgens vaste jurisprudentie alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [3] Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. [4]
4.8.
AirHelp heeft de vordering van [betrokkene 2] al ingesteld in de procedure waarin vonnis is gewezen op 18 oktober 2023. De dagvaarding in deze procedure is betekent op 12 januari 2024. De kantonrechter oordeelt, gelet op deze en alle andere omstandigheden van het geval, dat AirHelp daarom haar vordering heeft gebaseerd op stellingen waarvan zij op voorhand in ieder geval moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden vanwege het gezag van gewijsde van het eerder gewezen vonnis. De vordering was daarmee evident ongegrond en had achterwege moeten blijven, gelet op onder meer het belang van de vervoerder om geen dubbele proceskosten te maken. De kantonrechter oordeelt daarom dat er in dit geval sprake was van misbruik van procesrecht voor wat betreft de vordering van [betrokkene 2]. Met betrekking tot de vordering van [betrokkene 1] geldt het voorgaande niet. Vast staat immers dat de vervoerder deze pas na dagvaarding heeft betaald aan AirHelp.
4.9.
De werkelijke kosten die door de vervoerder in deze procedure zijn gemaakt komen daarom voor vergoeding in aanmerking, voor zover die in redelijkheid zijn gemaakt. De vervoerder heeft zijn werkelijke proceskosten begroot op een bedrag van € 1.500,- exclusief BTW. AirHelp heeft de hoogte van het door de vervoerder begrote bedrag niet betwist. De hoogte van dit bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor, behalve dat de kantonrechter dit bedrag zal halveren omdat de vervoerder niet heeft gesteld dat er voor de vordering van [betrokkene 2] andere proceskosten zijn gemaakt dan de helft van de totale proceskosten. Daarom zal de kantonrechter de vordering van de vervoerder tot veroordeling van AirHelp in de werkelijke proceskosten toewijzen tot een bedrag van € 750,-.
In reconventie
4.10.
De vervoerder vordert in reconventie om AirHelp te veroordelen tot terugbetaling van de compensatie die hij voor [betrokkene 1] heeft betaald. Hij stelt dat hij deze onverschuldigd aan AirHelp heeft betaald omdat [betrokkene 1] haar vorderingsrecht niet (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen. Hiertoe stelt hij dat de handtekeningen op de akte van cessie (‘Assignment Form’) van AirHelp en het paspoort van [betrokkene 1] niet overeenkomen. De vervoerder heeft de vordering voorwaardelijk ingesteld: ze stelt hier geen belang meer bij te hebben als AirHelp aantoont dat ze de compensatie heeft doorbetaald aan [betrokkene 1].
4.11.
AirHelp betwist dit. Zij voert aan dat zij [betrokkene 1] heeft verzocht om nog een akte van cessie te ondertekenen. Deze handtekening is nagenoeg identiek met die op het paspoort van [betrokkene 1], aldus AirHelp.
4.12.
De kantonrechter overweegt dat AirHelp niet heeft gesteld dat zij de compensatie aan [betrokkene 1] heeft doorbetaald. Daarmee is aan de voorwaarde van de vervoerder voor het instellen van de vordering in reconventie voldaan. Vervolgens was het aan de vervoerder om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat hij de compensatie van [betrokkene 1] zonder rechtsgrond aan AirHelp heeft betaald. [5] Daarom was het ook aan hem om te stellen en te bewijzen dat [betrokkene 1] haar vorderingsrecht
nietaan AirHelp heeft overgedragen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vervoerder daar niet in geslaagd. AirHelp heeft met het overleggen van de boekingsbescheiden en het paspoort van [betrokkene 1] voldoende aannemelijk gemaakt dat de handtekening afkomstig is van [betrokkene 1] en dat zij haar vorderingsrecht (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat dit
niethet geval was en hij de compensatie daarom zonder rechtsgrond aan AirHelp heeft betaald. Daarom wordt de vordering in reconventie afgewezen.
4.13.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
verklaart AirHelp niet-ontvankelijk met betrekking tot de vordering van [betrokkene 2];
5.2.
wijst de vordering van AirHelp voor het overige af.
5.3.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 750,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor AirHelp worden vastgesteld op een bedrag van € 82,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516.
4.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.
5.Artikel 150 Rv.