ECLI:NL:RBNHO:2025:5850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
15-257025-24 (P), 13-234310-23 (gev), 15-004210-24 (gev), 15-002130-24 (gev), 15-020285-24 (gev), 15-000961-25 (gev)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Meervoudige kamer jeugdstrafzaken over geweldsdelicten, doxing en vrijheidsbeperkende maatregelen

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een complexe jeugdstrafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, doxing en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte betrokken was bij verschillende incidenten, waaronder bedreigingen en mishandelingen van meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2023 in Amsterdam meerdere slachtoffers heeft bedreigd met de dood en hen beledigd heeft, terwijl hij op 22 november 2023 een ander slachtoffer heeft mishandeld. Daarnaast heeft de verdachte op 16 januari 2024 openlijk geweld gepleegd tegen een persoon in Koog aan de Zaan. In een andere zaak, op 9 augustus 2024, heeft de verdachte de persoonsgegevens van een slachtoffer verspreid met het doel om vrees aan te jagen, wat wordt gekarakteriseerd als doxing. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft hem vrijgesproken van enkele beschuldigingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 228 dagen opgelegd, waarvan 158 dagen onvoorwaardelijk, en 70 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. Tevens zijn er contact- en gebiedsverboden opgelegd om de slachtoffers te beschermen. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische problematiek, en heeft de noodzaak van behandeling benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15-257025-24 (P), 13-234310-23 (gev), 15-004210-24 (gev), 15-002130-24 (gev), 15-020285-24 (gev), 15-000961-25 (gev)
Uitspraakdatum: 17 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 april 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in JJI [JJI] te [plaats] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd ter pro forma zitting van 13 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) en de psycholoog [de psycholoog] naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen en van wat namens hen naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Parketnummer 13-234310-23 (hierna te noemen: “Zaak A”)
Feit 1
hij op of omstreeks 19 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, slachtoffers [de benadeelde partij 1] en/of [de benadeelde partij 2] en/of [de benadeelde partij 3] en/of [de benadeelde partij 4] en/of [de benadeelde partij 5] en/of [de benadeelde partij 6] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die:
- [de benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik maak je dood kankerturk' en/of
- [de benadeelde partij 2] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik schiet je dood. Als ik vrij ben kom ik naar hier en schiet ik je dood! Wacht maar ik meen het wat ik zeg. Ik onthoud je gezicht!' terwijl hij twee vingers in zijn mond deed alsof hij een pistool vast had, en/of
- [de benadeelde partij 3] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik maak je af. Ik schiet je dood, ik schiet je een kogel door je kop. Wacht maar tot ik hieruit kom, als ik vrij ben schiet ik je dood kankerlijer!' en/of
- [de benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik schiet je door je kankerkop' en/of
'als ik straks vrij ben dan wacht ik op je en schiet ik je neer' terwijl hij hem aankeek en met zijn linkerhand een pistool maakte, en/of
- [de benadeelde partij 5] dreigend de woorden toe te voegen: 'wacht maar jij als ik hieruit kom. Ik maak jou ook kanker dood, wacht jij maar als ik buiten ben, ik weet jullie allemaal te vinden', en/of
- [de benadeelde partij 6] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik ken jouw gezicht nu. Als ik vrij kom dan ga je zien!' en/of 'kankerhond ik maak jullie allemaal dood als ik vrij kom!',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2
hij op of omstreeks 19 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [de benadeelde partij 1] en/of [de benadeelde partij 3] en/of [de benadeelde partij 4] en/of [de benadeelde partij 6] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,(telkens) mondeling heeft beledigd, door
- [de benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: Ik neuk je kanker moeder. Jij bent kanker tyfus kerel' en/of Orospu cocogu (Turks voor hoerenzoon), en/of
- [de benadeelde partij 3] de woorden toe te voegen: 'kankerlijer, blijf van mij af', en/of
- [de benadeelde partij 4] de woorden toe te voegen: ; ik neuk je moeder' en/of 'kankerturk', en/of
- [de benadeelde partij 6] de woorden toe te voegen: 'kankermongool' en/of 'als je mijn arm omhoog drukt maak ik je dood kankermongool!' en/of 'kankerhond',
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Parketnummer 15-004210-24 (hierna te noemen: “Zaak B”)
hij op of omstreeks 21 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door het bijbrengen of achterlaten van vuur op of bij een (brandstoftank van een) scooter in een schuur en/of garage terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een of meerdere
omliggende panden te duchten was.
Parketnummer 15-002130-24 (hierna te noemen: “Zaak C”)
hij op of omstreeks 22 november 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad, althans
in Nederland [de benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 7] op het hoofd/
tegen het lichaam te slaan/stompen en/of op de grond te duwen en/of gooien.
Parketnummer 15-020285-24 (hierna te noemen: “Zaak D”)
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad openlijk, te weten, op de [openbare weg] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [de benadeelde partij 8] door
- die [de benadeelde partij 8] een of meermaals te duwen en/of
- die [de benadeelde partij 8] een of meermaals in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die [de benadeelde partij 8] een of meermaals in het gezicht, althans tegen het lichaam, te trappen en/of schoppen
- terwijl die [de benadeelde partij 8] gedurende en/of ten gevolge van het geweld op de grond lag.
Parketnummer 15-257025-24 (hierna te noemen: “Zaak E”)
Feit 1
hij op of omstreeks 09 augustus 2024 te Hilversum, althans in Nederland, [de benadeelde partij 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 9] een foto van een wapen te sturen en/of (daarbij) bedreigende teksten te sturen, waaronder (onder meer):
- 'vieze kkr hoer jou kom ik halen' en/of
- 'kom het halen (..) voordat ik in je huis sta vanavond' en/of
- 'je gaat kanker chef krijgen' en/of
- 'je kanker vader gaat kanker kogelgaten krijgen' en/of
- 'kkr hoer morge kom ik met 7 nigga's je huis binnen klaar lichte dag' en/of
- 'Net als kkr kogel richting je rode hooft ben je al gebeld of geappt ik snap wel wrm ze jou hebben verkracht kkr hoertje. Binnen kort kan je zeggen dat je 2 keer bent gestoken' en/of
- 'ik schiet 4 kkr gaten in je hoofd' en/of
- 'kkr kogels door je kanker hoere moeder haar hoofd je gaat zien'
althans woorden van gelijke strekking;
Feit 2
Primairhij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Hilversum, althans in Nederland, een of meer persoonsgegevens van een ander/of een derde, te weten een telefoonnummer van [de benadeelde partij 9] en/of de omgeving waar die [de benadeelde partij 9] woonachtig is en/of haar voornaam, zich heeft verschaft, heeft verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld, met het oogmerk om die [de benadeelde partij 9]
- vrees aan te (laten)jagen en/of
- ernstige overlast aan te (laten) doen;
Subsidiairhij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Hilversum, althans in Nederland, een visuele weergave van seksuele aard, te weten een of meerdere video's van een persoon, te weten [de benadeelde partij 9] , waarop de vagina van die [de benadeelde partij 9] te zien was, openbaar heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [de benadeelde partij 9] kon zijn;
Feit 3
Hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2024 tot en met 9 augustus 2024 Hilversum, althans in Nederland, zijn vriendin, [de benadeelde partij 9] (telkens) heeft mishandeld door
- die [de benadeelde partij 9] bij haar keel te grijpen en/of
- die [de benadeelde partij 9] in haar gezicht te slaan en/of stompen en/of
- die [de benadeelde partij 9] te slaan en/of stompen tegen haar lichaam.
Parketnummer 15-000961-25 (hierna te noemen: “Zaak F”)
Feit 1
hij op of omstreeks 20 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 9] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 9]
- meermaals, althans eenmaal, te slaan en/of stompen (waardoor een gat in haar trommelvlies is ontstaan);
Feit 2
hij op of omstreeks 20 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 9] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "ik ga deze bitch killen" en/of ''ik ga haar vermoorden'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3
hij op of omstreeks 2 januari 2025 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 10] en/of dier moeder, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 10] dreigend de woorden toe te voegen "zonder dat uniform sla ik je kanker moeder dood" en/of ''hoofdcommissaris, jij gaat er ook aan met je kankerbek'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in zaak A, B, C, D en F en de onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten in zaak E.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde feiten in de zaak A, E (feit 1) en F (feit 3).
Zaak B (brandstichting op 21 augustus 2023)
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte, nu de medeverdachte is vrijgesproken, ook zou moeten worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de verdachte partieel vrij te spreken van het onderdeel ‘in vereniging’. Uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een strafbare handeling heeft verricht, die zou hebben geleid tot een brand. De verdachte heeft vanaf het eerste verhoor verklaard dat hij niets heeft gedaan en enkel heeft gefilmd. Ook uit de camerabeelden blijkt niet dat de verdachte de brand zou hebben aangestoken. Niet is dus vast te stellen dat de verdachte een aandeel heeft gehad in het ontstaan van de brand.
Zaak C (mishandeling op 22 november 2023)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van dit ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
De getuigenverklaringen die in het dossier zijn opgenomen, zijn voor het grootste deel afkomstig van vrienden van de aangever. Dit maakt dat de rechtbank extra kritisch moet zijn op hetgeen zij verklaren. Ook volgt uit de verklaring van getuige [de getuige 1] dat de verdachte en de aangever met elkaar vochten. Niet vaststaat wie begon met vechten. Tot slot verklaart de verbalisant in burger dat er drie jongens bij het incident betrokken zijn. Omdat niet vaststaat wie deze derde persoon is, dient de rechtbank ook hier kritisch naar te kijken.
Zaak D (openlijk geweld op 16 januari 2024)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard dat hij bij dit incident aanwezig is geweest en dat hij dicht in de buurt van het slachtoffer heeft gestaan. Het bloed van het slachtoffer is tijdens de val van het slachtoffer op de schoen van de verdachte terechtgekomen. De verdachte heeft geen aandeel gehad in het geweld dat tegen het slachtoffer is gepleegd. Uit het dossier valt onvoldoende op te maken dat dit anders zou zijn gegaan. De verklaring in het dossier van de getuige [de getuige 2] die aangeeft dat zij de verdachte herkent en over hem verklaart, is niet specifiek genoeg. Daarnaast is deze enkele getuigenverklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te leiden. De verklaring van de medeverdachte [de medeverdachte] is, gelet op hetgeen hij verklaart over een mes en het steken in het gezicht van het slachtoffer, niet betrouwbaar.
Zaak E (doxing op 9 augustus 2024 en mishandeling in de periode van 1 juni 2024 t/m 9 augustus 2024)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten 2 en 3 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is volgens de raadsvrouw primair niet vast te stellen dat de verdachte met het plaatsen van de video het oogmerk heeft gehad om iemand vrees aan te jagen, dan wel ernstig overlast aan te (laten) doen. De verdachte handelde vanuit boosheid en dacht niet goed na toen hij het bericht plaatste. Dat de verdachte een expliciet doel had met het plaatsen van het bericht is niet vast te stellen. Subsidiair is niet vast te stellen dat de persoon in de video ook daadwerkelijk het slachtoffer [de benadeelde partij 9] is geweest, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het derde feit is niet vast te stellen dat de verdachte het slachtoffer in de genoemde periode heeft mishandeld. Het dossier bevat enkel de aangifte van [de benadeelde partij 9] en ongedateerde foto’s van het letsel. Niet is vast te stellen wanneer deze foto’s zijn gemaakt en hoe het letsel is toegebracht. Subsidiair wijst de raadsvrouw erop dat in het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2024 is te lezen dat [de benadeelde partij 9] schrijft: “Niji heeft me aangepakt” en “Hij heeft me geklapt”. Hieruit leidt de raadsvrouw af dat [de benadeelde partij 9] verklaart dat zij voorafgaand aan 9 augustus 2024 door een andere persoon dan de verdachte is geslagen.
Zaak F (mishandeling en bedreiging op 20 december 2024)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken.
De letselverklaring draagt niet bij aan het bewijs van de mishandeling. De verklaring van het slachtoffer strookt niet met hetgeen in de verklaring van de huisarts staat. Niet duidelijk is op welke datum [de benadeelde partij 9] de huisarts zou hebben bezocht. Ook komt het letsel dat de arts constateert niet overeen met hetgeen [de benadeelde partij 9] over de mishandeling heeft verklaard. [de benadeelde partij 9] heeft niet verklaard dat zij op haar oor is geslagen. Tot slot kan de perforatie van het trommelvlies ook op een andere manier veroorzaakt zijn.
Het tenlastegelegde feit 2 vindt onvoldoende steun in het dossier, aldus de raadsvrouw.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
Zaak B (brandstichting)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte in zaak B ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat de verdachte de brand heeft gefilmd. De inhoud van het dossier levert echter onvoldoende bewijs dat de verdachte ook opzettelijk brand heeft gesticht dan wel hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Zaak F, feit 2 (bedreiging)
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak F onder feit 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte op 20 december 2024 aan het slachtoffer een mes heeft getoond. Ook is niet vast te stellen dat de verdachte daarbij aan het slachtoffer dreigende woorden heeft toegevoegd.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen tot bewezenverklaring van:
  • het ten laste gelegde feit in zaak A;
  • het ten laste gelegde feit in zaak C;
  • het ten laste gelegde feit in zaak D;
  • de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten in zaak E;
  • de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten in zaak F.
3.3.3
Bewijsmotivering
Ten aanzien van de bovengenoemde bewezenverklaringen overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Zaak C (mishandeling op 22 november 2023)
Uit de aangifte en de processen-verbaal van verhoor van de getuigen [de getuige 3] , [de getuige 4] en [de getuige 5] leidt de rechtbank af dat de verdachte op enig moment in conflict is geraakt met de aangever en dat de verdachte als eerste de aangever heeft geslagen en hem op de grond heeft gegooid. De verklaringen van de aangever en de voornoemde getuigen komen op deze punten overeen.
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, ook al zijn deze getuigen bekenden van de aangever. De verklaring van getuige [de getuige 1] , die niet weet wie begon met vechten, maakt dit niet anders.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte aangever [de benadeelde partij 7] heeft mishandeld door hem op het hoofd te slaan en hem op de grond te gooien.
Zaak D (openlijk geweld)
Op basis van de aangifte, de verklaring van de getuige [de getuige 2] en het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen de aangever, waardoor bloed van de aangever op de schoen van de verdachte is beland.
De rechtbank acht het verweer van de verdachte dat hij er alleen bij stond en dat het bloed van de aangever tijdens diens val op de schoen terecht is gekomen, onaannemelijk. De lezing van de verdachte wordt bovendien ook niet bevestigd door hetgeen de aangever en de getuige [de getuige 2] hebben verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan hun verklaringen te twijfelen en komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd.
Zaak E
Ten aanzien van feit 2 primair: doxing
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte het oogmerk had om aangeefster vrees aan te jagen. De rechtbank vindt daar bevestiging voor in de onderstaande aangetroffen whatsapp berichten die de verdachte op 9 augustus 2024 aan aangeefster heeft gestuurd:
“16:49:07 Verdachte, [telefoonnummer] : Je staat op heel telegram
16:52:10 Verdachte, [telefoonnummer] : Je staat op heel telegram
17:01:49 Verdachte, [telefoonnummer] : Je gaat op telegram
17:01:51 Verdachte, [telefoonnummer] : Met je nummer
17:21:26 Verdachte, [telefoonnummer] : Gelukkig heb ik records
17:21:27 Verdachte, [telefoonnummer] : Van je
17:21:41 Verdachte, [telefoonnummer] : Die zwaar tegen je kunnen worden gebruikt
17:29:08 Verdachte, [telefoonnummer] : Je hoeft mij nooit meer te bellen of appen je gaat ook op telegram ja vieze cheater.”
De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat de verdachte aan aangeefster heeft laten weten dat hij haar persoonlijke gegevens zal delen op Telegram. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte op 9 augustus 2024 ook daadwerkelijk haar persoonlijke gegevens, zoals telefoonnummer, woonplaats en haar voornaam heeft gedeeld op een Telegramgroep, genaamd “ [naam Telegramgroep] ”, met meer dan 1.900 leden.
De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte met zijn handelen het oogmerk heeft gehad om die gegevens te delen. Ook kon het, gelet op de uitlatingen van de verdachte, niet anders zijn dan dat de verdachte heeft beseft dat het noodzakelijke gevolg van zijn handelen zou zijn dat aangeefster vrees werd aangejaagd en dat haar ernstige overlast werd aangedaan. Bij strafbare doxing kan het immers ook gaan om het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van aangeefster zodat anderen hiermee in haar richting kunnen handelen.
Het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de video treft geen doel nu dit niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 3: mishandeling
Aangeefster heeft in haar aangifte, gedateerd 9 augustus 2024, verklaard dat zij en de verdachte twee maanden daarvoor een relatie kregen en dat een maand na aanvang van de relatie de verdachte haar voor het eerst heeft geslagen. Daarnaast wordt in een proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [de verbalisant] van 10 augustus 2024, melding gemaakt van verschillende (ongedateerde) foto’s van het letsel dat aangeefster aan een incident met de verdachte op 5 augustus 2024 heeft overgehouden. Ook beschrijft dit proces-verbaal de camerabeelden rond de woning van aangeefster op 5 augustus 2024, waarop te zien is dat de verdachte en aangeefster een conflict hebben en dat aangeefster tot twee keer toe naar buiten loopt waarna de verdachte haar volgt. Deze beschrijving bevestigt de verklaring van aangeefster.
De verklaring van aangeefster, in samenhang met de foto’s van het letsel en de camerabeelden van 5 augustus 2024, maken dat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan het feit dat het letsel dat op de foto’s is te zien door de verdachte is veroorzaakt.
Zaak F (feit 1: mishandeling)
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten van 24 december 2024 betreffende de verklaring van aangeefster volgt dat aangeefster in de nacht van 19 op 20 december 2024 bij de verdachte thuis was en dat zij daar door hem is geslagen. De medische verklaring van de forensisch arts van 8 maart 2025 beschrijft dat volgens aangeefster het letsel twee dagen voor 21 december 2024 zou zijn toegebracht.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, ziet de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat het letsel bij aangeefster dat wordt beschreven in de medische verklaring door de verdachte is veroorzaakt. Dat het letsel op een andere datum zou zijn toegebracht is door de raadsvrouw ook niet nader onderbouwd. Daarnaast is door het slachtoffer verklaard dat zij meermaals is geslagen. Dat zij daarbij niet specifiek heeft verklaard dat zij op haar oor is geslagen, doet niet af aan de verklaring van de onafhankelijke arts dat bij het slachtoffer een trommelvliesperforatie is vastgesteld.
De rechtbank ziet daarin een overtuigend verband tussen de mishandeling en het letsel en acht het zeer onwaarschijnlijk dat het trommelvlies door een andere oorzaak gescheurd is.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
  • het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 13-234310-23 (zaak A);
  • het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 15-002130-24 (zaak C);
  • het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 15-020285-24 (zaak D);
  • de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 15-257025-24 (zaak E) en
  • de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 15-000961-25 (zaak F)
heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A (parketnummer 13-234310-23)
Feit 1hij op 19 mei 2023 te Amsterdam, slachtoffers [de benadeelde partij 1] en [de benadeelde partij 2] en [de benadeelde partij 3] en [de benadeelde partij 4] en [de benadeelde partij 5] en [de benadeelde partij 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, door die:
- [de benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik maak je dood kankerturk' en
- [de benadeelde partij 2] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik schiet je dood. Als ik vrij ben kom ik naar hier en schiet ik je dood! Wacht maar ik meen het wat ik zeg. Ik onthoud je gezicht!' terwijl hij twee vingers in zijn mond deed alsof hij een pistool vast had, en
- [de benadeelde partij 3] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik maak je af. Ik schiet je dood, ik schiet je een kogel door je kop. Wacht maar tot ik hieruit kom, als ik vrij ben schiet ik je dood kankerlijer!' en
- [de benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik schiet je door je kankerkop' en
'als ik straks vrij ben dan wacht ik op je en schiet ik je neer' terwijl hij hem aankeek en met zijn linkerhand een pistool maakte, en
- [de benadeelde partij 5] dreigend de woorden toe te voegen: 'wacht maar jij als ik hieruit kom. Ik maak jou ook kanker dood, wacht jij maar als ik buiten ben, ik weet jullie allemaal te vinden', en
- [de benadeelde partij 6] dreigend de woorden toe te voegen: 'ik ken jouw gezicht nu. Als ik vrij kom dan ga je zien!' en 'kankerhond ik maak jullie allemaal dood als ik vrij kom!';
Feit 2hij op 19 mei 2023 te Amsterdam, opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [de benadeelde partij 1] en [de benadeelde partij 3] en [de benadeelde partij 4] en [de benadeelde partij 6] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
- [de benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: Ik neuk je kanker moeder. Jij bent kanker tyfus kerel' en orospu çocugu (Turks voor hoerenzoon), en
- [de benadeelde partij 3] de woorden toe te voegen: 'kankerlijer, blijf van mij af', en
- [de benadeelde partij 4] de woorden toe te voegen: ; ik neuk je moeder' en 'kankerturk', en
- [de benadeelde partij 6] de woorden toe te voegen: 'kankermongool' en 'als je mijn arm omhoog drukt maak ik je dood kankermongool!' en 'kankerhond';
Zaak C (parketnummer 15-002130-24)
hij op 22 november 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad, [de benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 7] op het hoofd te slaan en op de grond te gooien.
Zaak D (parketnummer 15-020285-24)
hij op 16 januari 2024 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad openlijk, op de [openbare weg] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [de benadeelde partij 8] door
- die [de benadeelde partij 8] te duwen en
- die [de benadeelde partij 8] meermaals in het gezicht te slaan en/of te stompen
- die [de benadeelde partij 8] meermaals in het gezicht te trappen
- terwijl die [de benadeelde partij 8] gedurende en ten gevolge van het geweld op de grond lag.
Zaak E (parketnummer 15-257025-24)
Feit 1hij op 9 augustus 2024 te Hilversum [de benadeelde partij 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 9] een foto van een wapen te sturen en bedreigende teksten te sturen, waaronder onder meer:
- 'vieze kkr hoer jou kom ik halen' en
- 'kom het halen (..) voordat ik in je huis sta vanavond' en
- 'je gaat kanker chef krijgen' en
- 'je kanker vader gaat kanker kogelgaten krijgen' en
- 'kkr hoer morge kom ik met 7 nigga's je huis binnen klaar lichte dag' en
- 'Net als kkr kogel richting je rode hooft ben je al gebeld of geappt ik snap wel wrm ze jou hebben verkracht kkr hoertje. Binnen kort kan je zeggen dat je 2 keer bent gestoken' en
- 'ik schiet 4 kkr gaten in je hoofd' en
- 'kkr kogels door je kanker hoere moeder haar hoofd je gaat zien';
Feit 2, primairhij op 9 augustus 2024 te Hilversum, persoonsgegevens van een ander, te weten een telefoonnummer van [de benadeelde partij 9] en de omgeving waar die [de benadeelde partij 9] woonachtig is en haar voornaam, zich heeft verschaft, heeft verspreid en anderszins ter beschikking heeft gesteld, met het oogmerk om die [de benadeelde partij 9] vrees aan te (laten)jagen en ernstige overlast aan te (laten) doen;
Feit 3hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2024 tot en met 9 augustus 2024 te Hilversum, [de benadeelde partij 9] (telkens) heeft mishandeld door
- die [de benadeelde partij 9] bij haar keel te grijpen en
- die [de benadeelde partij 9] in haar gezicht te slaan en
- die [de benadeelde partij 9] te slaan tegen haar lichaam.
Zaak F (parketnummer 15-000961-25)
Feit 1hij op 20 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 9] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 9] meermaals te slaan waardoor een gat in haar trommelvlies is ontstaan;
Feit 3hij op 2 januari 2025 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [de benadeelde partij 10] dreigend de woorden toe te voegen ''hoofdcommissaris, jij gaat er ook aan met je kankerbek''.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
In het bijzonder in zaak C stelt rechtbank vast dat de tekst in de tenlastelegging als naam van het slachtoffer noemt: [de benadeelde partij 7] . Dit betreft een misslag. De voornaam van het slachtoffer is [voornaam] , zijn achternaam is [achternaam] . Het ligt op de weg van de rechtbank om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dit betreft geen wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of van de verdachte is vereist (Hoge Raad 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662).
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier, het verhandelde ter zitting en de tekst van het in zaak C tenlastegelegde af dat in deze tenlastelegging, voor zover hier van belang, [de benadeelde partij 7] als slachtoffer van de mishandeling is bedoeld. Om tot een eventuele bewezenverklaring van dit feit te komen is vereist dat de verdachte weet of ernstige redenen heeft te vermoeden wie het slachtoffer van de mishandeling is geweest. De rechtbank stelt vast dat dit het geval is. Door de verdachte dan wel zijn raadsvrouw is geen verweer gevoerd op dit punt. Ook is op geen enkel moment tijdens de behandeling ter zitting gebleken dat de verdachte twijfelde over de identiteit van het vermeende slachtoffer. De rechtbank zal het onderdeel " [de benadeelde partij 7] " dan ook verbeterd lezen, in die zin dat in plaats daarvan wordt gelezen: " [de benadeelde partij 7] ". De verdachte wordt door de verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat door deze misslag onduidelijkheid bij de verdachte heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is
aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A (parketnummer 13-234310-23)
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Zaak C (parketnummer 15-002130-24)
mishandeling;
Zaak D (parketnummer 15-020285-24)
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Zaak E (parketnummer 15-257025-24)
Feit 1bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2, primair
het verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van een ander of een derde met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel aan te laten jagen, ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen;
Feit 3
mishandeling;
Zaak F (parketnummer 15-000961-25)
Feit 1mishandeling;
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 34 weken, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zal meewerken aan jeugdreclasseringstoezicht;
  • zal meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • zal meewerken aan een gesloten of een open plaatsing binnen het civiele kader, vanaf het moment dat hierover in het civiele kader een beslissing is genomen en een geschikte plek voor de verdachte is gevonden, alsmede aan een door de reclassering te bepalen vervolgplek;
  • zal meewerken aan begeleid wonen bij Multi Plus Zorg of een soortgelijke instantie;
  • zal meewerken aan elektronisch toezicht voor maximaal 6 maanden.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel tot een contactverbod met [de benadeelde partij 9] wordt opgelegd en de maatregel tot een locatieverbod voor de gemeente [gemeente] . Beide maatregelen met een proeftijd voor de duur van twee jaar, 7 dagen jeugddetentie per overtreding, met de duur van maximaal 6 maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze maatregelen ook dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht om de verdachte een straf op te leggen gelijk aan zijn voorarrest. Een langere vrijheidsbenemende straf staat niet in verhouding tot de delicten.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om een klein deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden die ruimte geven voor begeleiding van de verdachte.
Ook verzoekt de raadsvrouw om geen contactverbod met het slachtoffer [de benadeelde partij 9] op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
6.3.1
Algemene overweging
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en uit het hierna te noemen Pro Justitia Rapport en de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering.
6.3.2
Aard en ernst strafbare feiten
Qua aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Zaak A
De verdachte heeft zich op 19 mei 2023 schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van verbalisanten. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij zich in woord en gebaar op een heftige wijze heeft verzet bij zijn aanhouding. De verbalisanten waren bezig met de uitvoering van hun taak en er was geen enkele aanleiding om hen daarbij met de dood te bedreigen. De uitlatingen die de verdachte heeft gedaan waren kwetsend, onnodig, bedreigend en op geen enkele manier te rechtvaardigen.
Zaak C
Op 23 november 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [de benadeelde partij 7] . De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij de aangever zonder duidelijke reden in de openbare ruimte heeft mishandeld. Slachtoffers en getuigen van dit soort feiten kunnen nog lang de negatieve gevolgen ervan ervaren. Daarnaast zorgt dit soort mishandelingen voor maatschappelijke onrust en versterken zij gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Zaak D
De verdachte heeft zich, binnen twee maanden na de mishandeling in zaak C, wederom schuldig gemaakt aan een geweldsfeit, te weten openlijk geweld in vereniging. De rechtbank acht ook dit een zeer heftig feit dat nog veel ernstigere gevolgen voor het slachtoffer had kunnen hebben. De verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen is gebeurd, ook niet op de zitting. Sterker nog, hij blijft volhouden dat het slachtoffer op zijn schoen is gevallen, waardoor het bloed daar terecht kwam. Op het slachtoffer heeft het geweld begrijpelijkerwijs wel indruk gemaakt. Hij ervoer onder andere pijnklachten en duizeligheid. Ook had hij gevoelens van angst en onveiligheid. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de negatieve gevolgen met zich mee kunnen dragen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan, te meer nu dit niet het eerste geweldsincident betreft.
Zaak E
Op 9 augustus 2024 heeft het slachtoffer [de benadeelde partij 9] haar relatie met de verdachte verbroken. Dit heeft diezelfde dag geleid tot meerdere strafbare gedragingen. Allereerst heeft de verdachte een stroom aan whatsapp berichten gestuurd naar het slachtoffer, waarin de verdachte het slachtoffer dreigt te mishandelen en dreigt te doden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ‘doxing’. De verdachte heeft persoonsgegevens van het slachtoffer en berichten over haar gedeeld in een Telegramgroep, genaamd “ [naam Telegramgroep] ”, van meer dan 1.900 leden. En tot slot heeft de verdachte zich ook in de maanden voorafgaand aan de relatiebreuk schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat de verdachte zich zo agressief heeft gedragen richting het slachtoffer en zo’n misbruik heeft gemaakt van haar lichamelijke integriteit en haar kwetsbare positie. Daarnaast acht de rechtbank het ook zeer zorgelijk dat de verdachte hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid wenst te dragen en niet tot enig zelfinzicht lijkt te komen.
Zaak F
Daar komt bij dat hetzelfde slachtoffer, mevrouw [de benadeelde partij 9] , op 20 december 2024 opnieuw slachtoffer is geworden van mishandeling door de verdachte. Aan het meermaals slaan door de verdachte heeft zij letsel gekregen. Zo had het slachtoffer blauwe plekken op haar lichaam, een wond op haar voorhoofd en een doof gevoel in haar oor. Door de huisarts is hierna geconstateerd dat het trommelvlies van het slachtoffer was geperforeerd. Voorts heeft hij zich op 2 januari 2025 (wederom) schuldig gemaakt aan bedreiging van diverse verbalisanten.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, ondanks een contactverbod, toch weer in contact is getreden met het slachtoffer en haar bij deze confrontatie opnieuw heeft mishandeld. Dat het slachtoffer hem thuis heeft opgezocht maakt dit niet anders. Het onderstreept de hiervoor geformuleerde zorgen bij de rechtbank over de verdachte.
Gezien het repeterende karakter van dit type feiten, heeft de verdachte klaarblijkelijk niet alleen geen enkel respect gehad voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook niet voor het geldende openbare gezag van verbalisanten.
6.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafblad van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 maart 2025, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Advies van de psycholoog
Het psychologisch Pro Justitia-rapport van 25 maart 2025, opgesteld door [de psycholoog] , psycholoog, houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gedragsstoornis, een lichte stoornis in cannabisgebruik (in remissie) en van intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau. Ten tijde van het tenlastegelegde was van deze psychische problematiek sprake. Omdat de verdachte tijdens het onderzoek niets heeft willen zeggen over de tenlastegelegde feiten, ontbreekt het de onderzoeker aan zicht op de toedracht van de tenlastegelegde feiten vanuit verdachtes perspectief en op zijn intrapsychische dynamiek ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Meer in algemene zin wordt gesteld dat de gedragsstoornis van de verdachte gepaard gaat met een combinatie van antisociale (grensoverschrijdend, gewetensproblematiek) en narcistische (krenkbaarheid, oppositioneel) gedragskenmerken. De verdachte heeft de neiging om zich in agressieve zin op te blazen wanneer hij zich gekleineerd voelt en zijn gewetensproblematiek met zich meebrengt dat hij weinig wroeging ervaart bij grensoverschrijdend gedrag. Het gevolg is dat wanneer de verdachte zich aangevallen voelt in zijn eigenwaarde hij agressief gedrag kan laten zien, waarbij hij tevens weinig rekening houdt met de grenzen van toelaatbaarheid. Deze psychische problematiek is fors en al lang aanwezig. Er is sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen de geconstateerde psychische problematiek en de tenlastegelegde feiten. Het valt niet goed te beoordelen in welke mate de psychische problematiek heeft doorgewerkt in de verschillende tenlastegelegde feiten, voor zover deze bewezen worden geacht. De problematiek is dusdanig fors en van invloed op verdachtes functioneren, dat het aannemelijk is dat er sprake is van een dergelijke doorwerking.
Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten – indien bewezen – de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies van de psycholoog over en beschouwt de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
De kans op toekomstig agressief gedrag wordt door de psycholoog als hoog ingeschat.
Met betrekking tot de bij de verdachte geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling aangewezen. De behandeling dient zich te richten op zijn gedragsstoornis, waaronder zijn verstoord ontwikkelde coping, zoals zijn agressieregulatie-problemen. Het is van belang dat de verdachte in een goed gestructureerde pedagogische setting terecht komt, die in aanvang gesloten is. Binnen deze setting kan zijn gedragsstoornis in brede zin bewerkt/behandeld worden. Tevens dient aandacht uit te gaan naar opleiding en dagbesteding. In tweede instantie zou hij op termijn door kunnen stromen naar een begeleide woonvorm waar meer vrijheden aanwezig zijn.
Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling en begeleiding als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De jeugdreclassering zou hem kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Ook zou gedacht kunnen worden aan een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) omdat deze maatregel in vergelijking met behandeling als bijzondere voorwaarde meer waarborg biedt. Voorts acht onderzoeker het raadzaam dat er een raadsonderzoek wordt gestart teneinde te komen tot een ondertoezichtstelling binnen welk kader de verdachte, in aanvulling op het strafrechtelijke kader, kan worden begeleid en behandeld. Indien voornoemde onvoldoende soelaas biedt komt behandeling binnen een PIJ-maatregel in beeld.
De psycholoog heeft dit advies ter zitting gehandhaafd en nader toegelicht.
Advies van de Raad
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte
briefrapport van de Raad gedateerd 31 maart 2025 dat — kort en zakelijk weergegeven — onder meer het volgende inhoudt.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen het psychologische onderzoek en de inhoudelijke zitting lukt het de Raad niet om een gedegen onderzoek te doen en tot een onderbouwd advies te komen. De Raad onthoudt zich van een strafadvies.
Wel herkent de Raad het beschreven beeld uit het psychologisch onderzoek. Er zijn veel risicofactoren zichtbaar en er staan vrijwel geen beschermende factoren tegenover. De verdachte heeft behandeling nodig die zich dient te richten op zijn gedragsstoornis, waaronder de verstoord ontwikkelde coping en de agressieregulatie-problemen. Daarnaast is er aandacht nodig voor opleiding en dagbesteding, welke op dit moment niet zijn ingevuld. De Raad kan zich vinden in het beschreven interventieadvies van de Pro Justitia rapporteur en is het er mee eens dat de behandeling van de verdachte in aanvang vanuit een gesloten gestructureerde setting plaats zal moeten vinden. Dit zou dan in het civiele kader moeten worden onderzocht, waarbij ook de noodzaak tot een gesloten plaatsing onderzocht moet worden.
Naar de mening van de Raad is een voorwaardelijke jeugddetentie een mogelijkheid, waarbij de geïndiceerde behandeling kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde. De Raad ziet als voordeel van een voorwaardelijke detentie boven een GBM dat de consequentie bij het overtreden van de voorwaarden of niet meewerken aan de behandeling gedurende de gehele looptijd hetzelfde blijft. De verwachting is dat als het voor de verdachte gedurende de looptijd moeilijker wordt, het belangrijk is dat hij begrijpt dat de consequenties niet lichter worden.
De Raad adviseert om bij de totstandkoming van het vonnis de mogelijkheid te bieden over te kunnen gaan tot een behandeling al dan niet in een gesloten kader. Tevens vindt de Raad het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod zeer belangrijk. Ook is de Raad van mening dat een enkelband nodig is voor de verdachte, op het moment dat de verdachte niet binnen de gesloten jeugdzorg verblijft.
Advies van de jeugdreclassering
Ter terechtzitting is door de jeugdreclassering naar voren gebracht dat een behandeling binnen de gesloten jeugdzorg de voorkeur heeft en nodig is om de kans op recidive te verkleinen. In een ambulant kader sluit een behandeling bij De Waag het meest aan bij wat de verdachte nodig heeft.
De Raad en de jeugdreclassering werken samen om een geschikte plek voor de verdachte te vinden, maar het is onduidelijk wanneer zo’n plek is gevonden.
Overig
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog op het volgende acht geslagen. De verdachte heeft, met uitzondering van enkele feiten, geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen. Ook tijdens de terechtzitting heeft de verdachte zijn standpunt niet gewijzigd. Hij legt de oorzaak van de delicten in de meeste gevallen buiten zichzelf. Dit is volgens de rechtbank zeer zorgelijk. De verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan vele gewelddadige delicten, waarbij verschillende slachtoffers zijn gevallen. In het bijzonder bestaat bij de rechtbank de vrees dat het geweld tegen het slachtoffer [de benadeelde partij 9] opnieuw zal plaatsvinden, nu de verdachte tijdens de terechtzitting heeft verklaard dat hij nog steeds een relatie met het slachtoffer heeft.
6.4.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 228 dagen, waarvan een gedeelte gelijk aan het voorarrest (158 dagen) in onvoorwaardelijke vorm zal worden opgelegd. Bij deze berekening dient de verdachte na de uitspraak onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld.
De rechtbank zal verder aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie, te weten 70 dagen, naast algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden verbinden, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte wordt zo onder meer verplicht zich te melden bij de jeugdreclassering. Ook zal de verdachte worden verplicht tot het meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Deze behandeling dient zich te richten op zijn gedragsstoornis, waaronder zijn verstoord ontwikkelde coping, zoals zijn agressieregulatie-problemen. Gelet op de grote zorgen die over de verdachte bestaan, acht de rechtbank het, net als de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, van groot belang dat deze behandeling zo snel mogelijk start.
Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat de verdachte zal meewerken aan een gesloten of een open plaatsing binnen het civiele kader, vanaf het moment dat hierover in het civiele kader door een kinderrechter een beslissing is genomen en een geschikte plek voor de verdachte is gevonden. Indien er in het civiele kader geen beslissing van de kinderrechter komt over een machtiging uithuisplaatsing (open dan wel gesloten), moet verdachte meewerken aan plaatsing op een andere door de jeugdreclassering geschikt bevonden verblijfplek.
Elektronische monitoring in de vorm van een enkelband zal de rechtbank niet opleggen als bijzondere voorwaarde. De rechtbank acht de hierna op te leggen maatregelen afdoende om de gewenste afstand tussen de verdachte en het slachtoffer [de benadeelde partij 9] te waarborgen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, te weten mishandeling en openlijk geweld. Gelet hierop, en gelet op het grote aantal strafbare feiten dat de verdachte heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Het risico op recidive is in het psychologisch onderzoek en door de Raad als hoog ingeschat. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal daarom bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.5.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Daarnaast acht de rechtbank, ter voorkoming van strafbare feiten, een contactverbod met [de benadeelde partij 9] noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [de benadeelde partij 9] dient te worden opgelegd. Bij overtreding van het contactverbod zal aan de verdachte een vervangende jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van 7 dagen per overtreding, met een maximumduur van zes maanden.
Ook is de rechtbank, ter voorkoming van strafbare feiten, van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in de gemeente [gemeente] , dient te worden opgelegd. Bij overtreding van het locatieverbod zal aan de verdachte een vervangende jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van 7 dagen per overtreding, met een maximumduur van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregelen
De verdachte heeft al meermaals het contactverbod met [de benadeelde partij 9] overtreden. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij nog steeds een relatie met haar heeft. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [de benadeelde partij 9] . Daarom zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde maatregelen van contactverbod en gebiedsverbod dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een witte iPhone, dient te worden teruggegeven aan [de benadeelde partij 9] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering inzake zaak C (parketnummer 15-002130-24)
Namens de benadeelde partij [de benadeelde partij 7] heeft zijn wettelijk vertegenwoordiger een vordering tot schadevergoeding van € 500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. In het schade-onderbouwingsformulier van Slachtofferhulp Nederland is de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade gesteld op € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden uitgegaan van een gevorderd bedrag van € 600,00 en dat deze vordering toewijsbaar is.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair stelt de raadvrouw dat de datum op het verzoek tot schadevergoeding onjuist is en dat de genoemde bedragen niet overeenkomen. Gelet daarop verzoekt de raadsvrouw om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vordering te matigen.
Beoordeling
Formeel
De rechtbank zal eerst ingaan op de formele verweren van de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft betoogd dat de datum op het verzoek tot schadevergoeding niet klopt en dat de bedragen niet overeenkomen zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit verweer treft geen doel. Hoewel het klopt dat de datum op het formulier (te weten 25 januari 2023) feitelijk onjuist is en de bedragen op het formulier en de onderbouwing niet overeenkomen, ziet de rechtbank hierin geen reden om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Uit het dossier blijkt dat het wensenformulier en het formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ op 14 februari 2024 door het Openbaar Ministerie aan de benadeelde partij is opgestuurd. Daaruit leidt de rechtbank af dat het formulier na deze datum door de benadeelde partij is ontvangen en ook is ingevuld. De rechtbank zal verder, gelet op het verschil in de gevorderde bedragen, in het voordeel van de verdachte uitgaan van een gevorderd bedrag van € 500,00.
Materieel
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
8.2.
Vordering inzake zaak D (parketnummer 15-020285-24)
De gemachtigde van de benadeelde partij [de benadeelde partij 8] , mr. Cijntje, heeft namens hem een vordering tot schadevergoeding van € 2.550,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit 2 posten, te weten:
1. eigen risico, ten bedrage van € 385,00
2. eigen bijdrage, ten bedrage van € 165,00.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.000,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering toewijsbaar is.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vordering te matigen.
Beoordeling
De rechtbank zal, nu het tot een bewezenverklaring van het feit komt en de medeverdachte [de medeverdachte] voor hetzelfde feit is veroordeeld, aansluiting zoeken bij die op 27 februari 2025 door de meervoudige kamer jeugdstrafrechtzaken van de rechtbank Noord-Holland gedane uitspraak. Dit betekent dat de rechtbank het toe te wijzen deel van de vordering bij helfte zal verdelen.
Ten aanzien van de materiële schade oordeelt de rechtbank dat het gevorderde bedrag aan eigen risico rechtstreeks voortvloeit uit de geleden schade. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Conform de hierboven genoemde uitspraak zal dit bedrag bij helfte worden verdeeld en wijst de rechtbank toe de helft van € 385,00, te weten een bedrag van
€ 192,50.
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het bedrag aan eigen bijdrage voor rechtsbijstand ad € 165,00 wordt door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank ziet verder aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 800,00. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen. Dit bedrag zal eveneens bij helfte worden verdeeld, te weten voor een bedrag van € 400,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat een totaalbedrag van € 592,50 dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: openlijk geweld in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3.
Vordering inzake zaken E en F (parketnummers 15-257025-24 en 15-000961-25)
De gemachtigden van de benadeelde partij [de benadeelde partij 9] , mr. Schimmel en mr. Buskop, hebben namens haar een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast verzoeken de gemachtigden om te bepalen dat het bedrag wordt gestort op een rekening met een BEM-clausule.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering toewijsbaar is.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vordering te matigen.
Beoordeling
Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde op de zitting komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen voor een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen.
Het verzoek van de gemachtigde, om te bepalen dat de aan de benadeelde partij te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van haar te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule, zal worden toegewezen. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en de wettelijke vertegenwoordiger kunnen daarom alleen met toestemming van de kantonrechter geld van deze rekening opnemen (artikel 1:345 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 38v, 77a, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 266, 267, 285, 285d, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15-004210-24 en in de zaak met parketnummer 15-000961-25 onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
228 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 70 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd zal melden bij de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gedurende een periode en op tijdstippen te bepalen door deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht, en dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan de afspraken die daaruit voortvloeien;
- meewerkt aan zijn plaatsing in de open dan wel gesloten jeugdzorg, voor zover hiervoor een (aansluitende) civiele machtiging door de kinderrechter is/wordt verleend, of, bij gebrek aan een dergelijke machtiging, op een andere door de Jeugdreclassering geschikt bevonden verblijfplek. Daarbij moet de veroordeelde zich op deze plekken houden aan de woon- en leefregels die daar gelden;
- meewerkt aan behandeling van De Waag, of een soortgelijke instelling, gericht op het krijgen van besef van en inzicht in zijn gedragsproblemen en het beter leren omgaan met zijn agressieregulatie;
- meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
maatregel gebiedsverbod en contactverbod
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: de gemeente Hilversum.
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [de benadeelde partij 9] (geboren [geboortedatum] ).
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel tot gebiedsverbod of contactverbod wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan, met een maximale duur van zes maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel tot gebiedsverbod en de maatregel tot contactverbod, gelet op artikel 77we, tweede lid en artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
vordering benadeelde partij inzake 15-002130-24
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[de benadeelde partij 7]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,00voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [de benadeelde partij 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
vordering benadeelde partij inzake 15-020285-24
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[de benadeelde partij 8]geleden schade tot een bedrag van
€ 592,50, bestaande uit € 192,50 voor de materiële en
€ 400,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 8] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [de benadeelde partij 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 592,50, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
vordering benadeelde partij inzake 15-257025-24 en 15-000961-25
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[de benadeelde partij 9]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500,00voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 9] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat de te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [de benadeelde partij 9] te openen (spaar)rekening met een BEM-clausule.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [de benadeelde partij 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
beslag
Gelast de teruggave van een witte Apple iPhone ( [nummer] ) aan de rechthebbende ( [de benadeelde partij 9] ).
voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mr. M.M. van Weely en mr. J.J. Veldheer, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2025.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.