In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om handhaving tegen het gebruik van tenten door een horeca-inrichting in Zaandam behandeld. Eiseres had op 30 januari 2020 het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad verzocht om handhavend op te treden tegen tenten die op het buitenterrein van North Sea Venue BV (NSV) waren geplaatst. Eiseres stelde dat er in de tenten werd overnacht, wat in strijd was met de bestemming van het perceel. Het college heeft het handhavingsverzoek op 24 maart 2020 afgewezen, en na bezwaar bleef het college bij deze afwijzing, omdat de tenten inmiddels waren verwijderd en er geen procesbelang meer was. Eiseres ging in beroep, en de rechtbank oordeelde op 13 december 2022 dat er wel degelijk procesbelang was, waardoor het college opnieuw op het bezwaar moest beslissen.
Op 7 februari 2023 verklaarde het college het bezwaar ongegrond, maar de rechtbank oordeelde dat er op dat moment zicht op legalisatie was, omdat NSV een aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend. De rechtbank concludeert dat het college van handhaving heeft mogen afzien, omdat er inmiddels een vergunning was verleend voor het gebruik van de tenten. Eiseres' argumenten dat er nog steeds sprake was van een overtreding en dat het college ten onrechte niet handhavend optrad tegen het slapen in de tenten, werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand blijft.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de behandeling van de zaak 57 maanden heeft geduurd, terwijl de redelijke termijn 32 maanden bedraagt. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 2.500,- toe aan eiseres, en veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer op 9 januari 2025.