ECLI:NL:RBNHO:2025:483

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
11110115
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid eigenaar paard voor schade veroorzaakt door paard in bedrijfsmatige context

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de aansprakelijkheid van de eigenaar van een paard voor schade die door het paard is veroorzaakt aan een derde. De eiser, die schade had geleden aan zijn gewas door het paard dat uit de stalling was losgebroken, vorderde betaling van de eigenaar van het paard, de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat het paard op dat moment werd gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van een ander, namelijk [Stal], waar het paard werd getraind. Hierdoor rustte de risicoaansprakelijkheid niet op de eigenaar van het paard, maar op de bedrijfsmatige gebruiker, in dit geval [Stal]. De kantonrechter wees de vordering van de eiser af, omdat deze niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet als bezitter van het paard kon worden beschouwd, aangezien [Stal] de feitelijke controle en verantwoordelijkheid over het paard had. De eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van de gedaagde vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11110115 / CV EXPL 24-1493 (IL)
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [plaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon (via haar directeur [gedaagde] )
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of de eigenaar of bezitter van een paard aansprakelijk is voor de door het paard veroorzaakte schade van een derde. De kantonrechter oordeelt dat het paard wordt gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van een ander. Daardoor rust de risicoaansprakelijkheid voor het paard niet op de bezitter (of eigenaar) maar op degene die het bedrijf uitoefent. De kantonrechter wijst de vordering van de derde op de eigenaar van het paard daarom af.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 6 mei 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 8 oktober 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
De kantonrechter heeft op de zitting [gedaagde] in de gelegenheid gesteld haar standpunt te onderbouwen. [gedaagde] heeft vervolgens een aantal stukken toegestuurd. [eiser] heeft daarop schriftelijk geantwoord. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van een paard. Hij heeft het paard gestald bij [naam 1] (hierna: [Stal] ). Het perceel van [Stal] grenst aan het perceel van [eiser] .
2.2.
Op 24 mei 2023 is het paard uit de stalling losgebroken en heeft het over de akker van [eiser] gelopen. Het paard heeft schade aangericht aan het gewas op de akker.
2.3.
Via de verzekeraar van [Stal] is de schade van [eiser] vastgesteld op € 7.847,44.
2.4.
[eiser] heeft de verzekeraar van [Stal] aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt door het paard. De aansprakelijkheid is afgewezen omdat [Stal] niet de eigenaar of bezitter is van het paard.
2.5.
Op 12 december 2023 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt door het paard.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 8.614,81, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] als bezitter of eigenaar van het paard aansprakelijk is voor de schade die door het paard is aangericht. [gedaagde] moet daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten van € 767,37 vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij niet als bezitter van het paard beschouwd kan worden. [gedaagde] heeft geen praktische bemoeienis met of invloed op de verzorging van het paard. Daarnaast is sprake van bedrijfsmatig gebruik, waardoor [Stal] aansprakelijk is voor de gedragingen van het paard.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] als eigenaar of bezitter van het paard aansprakelijk is voor de schade van [eiser] . De kantonrechter concludeert dat dit niet het geval is en legt hierna uit waarom.
5.2.
Als een paard schade veroorzaakt, is de bezitter van het paard daarvoor aansprakelijk. [1] Als het paard wordt gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van een ander, rust deze risicoaansprakelijkheid niet op de bezitter maar op degene die het bedrijf uitoefent. De aansprakelijkheid van de bedrijfsmatige gebruiker treedt dan in de plaats van de aansprakelijkheid van de bezitter. [2] Of sprake is van bedrijfsmatig gebruik hangt van alle omstandigheden af.
5.3.
[gedaagde] voert aan dat zij niet aansprakelijk is, omdat het paard op dat moment werd gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van [Stal] . Volgens [gedaagde] is [Stal] een professionele trainingsfaciliteit van dravers (wedstrijdpaarden). [gedaagde] betaalt een maandelijkse vergoeding aan [Stal] ten behoeve van training, boxhuur, voeding, deelname aan wedstrijden etc. [Stal] ontvangt een deel van het door het paard eventueel verdiende prijzengeld en bepaalt wie het paard berijdt. [gedaagde] heeft geen praktische bemoeienis met of invloed op de verzorging van het paard en geen invloed op de aan het paard verbonden risico’s. Die risico’s bevinden zich binnen de invloedssfeer van [Stal] : [Stal] was als enige in de gelegenheid om die risico’s in te perken en maatregelen te treffen. [gedaagde] ging ervan uit, en mocht ervan uitgaan, dat [Stal] verzekerd is voor eventuele schade veroorzaakt door het paard.
5.4.
[gedaagde] heeft deze stellingen na de zitting onderbouwd met onder andere een factuur van [Stal] aan [gedaagde] 22 mei 2023 en 1 juni 2023, een kopie van het programma van een wedstrijd op 21 mei 2023 die het paard met trainer [Stal] heeft gewonnen, een maandafrekening van de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport aan [gedaagde] waarop een kwart van de gewonnen prijs voor [Stal] wordt afgeboekt. [eiser] heeft daarop geantwoord dat zij hiertegen geen inhoudelijk verweer zal voeren. Daarmee heeft [eiser] de gemotiveerde stellingen van [gedaagde] niet voldoende weersproken.
5.5.
De kantonrechter stelt daarom - als onvoldoende betwist - vast dat het paard in opdracht van en tegen betaling door [gedaagde] bij [Stal] verbleef en daar werd getraind voor het rijden van wedstrijden toen het de schade veroorzaakte. Daarmee is sprake van gebruik van het paard in de uitoefening van het bedrijf van [Stal] . [Stal] had namelijk een verdergaande bemoeienis met het paard dan het alleen maar aanwezig hebben van het paard in de stal en werd daarvoor ook betaald. [3] Daar komt bij dat het trainen van het paard niet alleen de verbetering van het paard diende, maar ook bijdroeg aan de bedrijfsuitoefening van [Stal] als professionele trainingsfaciliteit. [Stal] ontving namelijk een deel van het door/met het paard eventueel verdiende prijzen geld en verdiende dus aan het trainen van het paard. Verder bevonden de aan (het verblijf of trainen van) het paard verbonden risico’s zich binnen de invloedssfeer van [Stal] . [Stal] was bij uitstek in de gelegenheid om die risico’s in te perken met middelen of maatregelen. Ook was [Stal] het beste in staat om van tevoren de gevolgen van een eventuele aansprakelijkheid te regelen in het kader van bijvoorbeeld een verzekering tegen aansprakelijkheid voor schade aan anderen.
5.6.
De conclusie is dat de risicoaansprakelijkheid niet op de bezitter, maar op de ander die het bedrijf uitoefent rust. [gedaagde] als eigenaar of bezitter van het paard is dus niet aansprakelijk voor de schade [eiser] .
5.7.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom afwijzen.
5.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] in persoon is verschenen, worden de reis-, verblijf- en verletkosten tot en met vandaag aan haar kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00 voor het bijwonen van de zitting plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van € 50,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:181 BW.
3.Vgl. HR 1 april 2011 ECLI:NL:HR:2011:BP1475 (Paard [naam 2] ).