ECLI:NL:RBNHO:2025:4640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/15/361982 / FA RK 25-749
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige binnen dezelfde gemeente

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar een sociale huurwoning binnen dezelfde gemeente. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. D.E. Oud, heeft aangevoerd dat zij financieel niet in staat is om de voormalige echtelijke koopwoning over te nemen en dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is. De man, die niet is verschenen op de zitting, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgregeling tussen de man en de minderjarige niet wordt gewijzigd door de verhuizing en dat de minderjarige naar dezelfde basisschool blijft gaan. De rechtbank heeft alle belangen afgewogen, waaronder het belang van de minderjarige, de noodzaak van de verhuizing en de rechten van de andere ouder. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verhuizing niet in strijd is met het belang van de minderjarige en heeft zij de vrouw toestemming verleend om te verhuizen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
zittingslocatie Alkmaar
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/361982 / FA RK 25-749
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 april 2025
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. D.E. Oud, kantoorhoudende te Krommenie,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 12 februari 2025;
- het bericht, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 24 maart 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 maart 2025 in aanwezigheid van de vrouw bijgestaan door mr. D.E. Oud. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen is de man niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op
[datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 20 september 2024.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
De ouders zijn van rechtswege gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 20 juli 2023 is [de minderjarige] voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de vrouw toevertrouwd, is een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken vastgesteld, is aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegekend, en is bepaald dat de man een kinderbijdrage dient te betalen aan de vrouw van € 340,00 per maand met ingang van 1 augustus 2023.
2.5.
Bij beschikking van 20 september 2024 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de beslissing ten aanzien van de over en weer verzochte nevenvoorzieningen pro forma aangehouden tot 13 november 2024 voor uitlating van partijen over de wijze waarop deze procedure voortgezet dient te worden. De zaak zal op een nader te bepalen datum ter zitting worden behandeld.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 27 februari 2025 is door de voorzieningenrechter vervangende toestemming verleend aan de vrouw om, zolang daartoe in de bodemprocedure niet definitief is beslist, met de minderjarige te verhuizen naar het adres [adres] .

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen.
3.2.
De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij financieel niet in staat is om de (voormalige) echtelijke koopwoning over te nemen. Zij is inmiddels, met verkregen toestemming van de voorzieningenrechter bij vonnis van 27 februari 2025, naar een sociale huurwoning verhuisd in [plaats] . De vrouw heeft na de zitting van 13 februari 2025 de sleutel van de (voormalige) echtelijke woning aan de man overhandigd. Sindsdien verblijft de man weer in de woning. Hoewel de echtscheiding tussen partijen al is uitgesproken, moet er nog een beslissing genomen worden over de verdeling van de woning.
De huurwoning van de vrouw is kleiner dan zij gewend is, maar zij is er tevreden mee en de minderjarige is blij met haar nieuwe slaapkamer. Noch het belang van de man, noch het belang van de minderjarige verzet zich tegen verhuizing naar de nieuwe woning. Het betreft een verhuizing binnen dezelfde gemeente en de minderjarige gaat nog steeds naar dezelfde school. Daarbij loopt de zorgregeling tussen de man en de minderjarige, zoals vastgesteld bij beschikking voorlopige voorzieningen van 20 juli 2023, nog steeds door. De verstandhouding tussen partijen is verstoord, maar zij krijgen begeleiding van stichting Timon.

4.4. Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad heeft op de zitting aangegeven dat het verzoek van de vrouw duidelijk is. Er is geen verweer van de man bekend, de nieuwe woning van de vrouw is dichtbij de woning van de man en met de huidige krapte op de woningmarkt is het fijn dat de vrouw een woning heeft kunnen krijgen.

5.Verweer

5.1.
De man heeft geen verweer gevoerd.

6.De beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening brengt mee dat een ouder voor verhuizing van de minderjarige toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover na een verzoek daartoe een beslissing nemen. De rechtbank zal, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901), bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal alle belangen moeten afwegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten. Het recht van de vrouw wordt echter begrensd door de belangen van de minderjarige en het belang van de man om zorg te dragen voor de minderjarige op gelijke wijze als momenteel het geval is. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en wijziging van de frequentie van de contacten met de andere ouder voor kinderen heel ingrijpend kunnen zijn. Dit brengt mee dat de rechtbank dient te beoordelen of het belang van de minderjarige zich tegen een (definitieve) verhuizing naar [plaats] verzet en een afweging dient te maken van de belangen van de ouders en de minderjarige.
6.3.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij financieel niet in staat is om de (voormalig) echtelijke koopwoning over te nemen en dat zij gelet op haar inkomen aangewezen is op sociale huur. Vast staat dat de huurwoning waar de vrouw met toestemming van de voorzieningenrechter verblijft in dezelfde gemeente staat als de echtelijke woning. Verder staat vast dat de zorgregeling tussen de man en de minderjarige door de verhuizing niet is gewijzigd en dat de minderjarige nog steeds naar dezelfde basisschool gaat. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het belang van de man om zorg te dragen voor de minderjarige niet geschaad door verhuizing van de minderjarige naar [plaats] . Tevens is verhuizing naar [plaats] in het belang van de minderjarige, nu er lange wachtlijsten zijn voor sociale huurwoningen en het de vrouw, ondanks de krapte op de woningmarkt, is gelukt om een huurwoning te betrekken.
6.4.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de man het verzoek niet heeft weersproken, zal de rechtbank, in het belang van de minderjarige, de vrouw vervangende toestemming verlenen om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats] . Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om met de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
te verhuizen naar [adres] ;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Warmerdam, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Kramer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.