ECLI:NL:RBNHO:2025:4410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
11501540 \ VV EXPL 25-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast en tekortkomingen huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woningbedrijf Velsen en de bewindvoerder van [betrokkene 1]. De eisende partij, Woningbedrijf Velsen, vorderde ontruiming van de woning van [betrokkene 1] vanwege ernstige overlast en tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De huurder, [betrokkene 1], huurt sinds 24 september 2021 een woning van Woningbedrijf Velsen, maar heeft zich niet als een goed huurder gedragen. Er zijn meerdere incidenten van overlast gerapporteerd, waaronder ongepast gedrag naar omwonenden, schade aan de woning en het niet naleven van afspraken met hulpverleners. Ondanks herhaalde waarschuwingen en pogingen tot verbetering, heeft [betrokkene 1] geen verandering in zijn gedrag laten zien. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van [betrokkene 1] zo ernstig zijn dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op drie maanden om ongewenste bijeffecten van de ontruiming te beperken. De kantonrechter benadrukte dat de belangen van Woningbedrijf Velsen zwaarder wegen dan die van [betrokkene 1], die voldoende kansen heeft gehad om zijn gedrag te verbeteren. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11501540 \ VV EXPL 25-14
Vonnis in kort geding van 18 april 2025
in de zaak van
Stichting Woningbedrijf Velsen,
te IJmuiden,
eisende partij,
hierna te noemen: Woningbedrijf Velsen,
gemachtigde: mr. M. van den Oord,
tegen
[gedaagde]tevens handelend onder de naam
[bedrijf],
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van
[betrokkene 1],
te [plaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder
gemachtigde: mr. W.G. Westerman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Woningbedrijf Velsen
- de producties van de bewindvoerder
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van de bewindvoerder
- de aanhouding ten behoeve van het inwinnen van informatie door de bewindvoerder
- de e-mail van 14 maart 2025 van de bewindvoerder
- de antwoordakte van Woningbedrijf Velsen
- de reactie daarop van de bewindvoerder.

2.Feiten

2.1.
[betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) huurt sinds 24 september 2021 van Woningbedrijf Velsen een woning aan de [adres 1] te [plaats 2]. Het betreft een maisonnettewoning op de vierde en bovenste woonlaag.
2.2.
Met ingang van 7 september 2022 zijn de goederen van [betrokkene 1] onder bewind gesteld met benoeming van Krommenhoek tot bewindvoerder.
2.3.
Naar aanleiding van (onder meer) klachten over het gedrag van [betrokkene 1] heeft Woningbedrijf Velsen hem op 15 september 2023 een brief gestuurd. In de brief staat:
“De afgelopen periode hebben wij meerdere klachten over uw gedrag in de woning en naar omwonenden ontvangen. En wij hebben onze zorgen over uw gedrag en de woonsituatie.
(…) U heeft meerdere keren uw buurman en uw minderjarige buurmeisje aangesproken en teksten gezegd als: “ik hou van jouw dochter”. Daarmee heeft u uw buur angst aangejaagd. Zij hebben terecht melding hiervan gemaakt. Wij vinden deze toenaderingen onacceptabel. (…) Het glas van uw voordeur is nog steeds kapot. Dit vinden wij niet acceptabel. (…) U bent verantwoordelijk om actie te ondernemen om de ruit te laten herstellen. Dit heeft u nagelaten. (…) Tijdens ons gesprek met u aan de deur hebben wij u aangegeven dat wij van u verwachten dat u zich als een goed huurder gedraagt. Dit staat ook in de Algemene Huurvoorwaarden die u bij uw Huurovereenkomst heeft getekend. U houdt zich hier niet aan. Daarmee bent u in gebreke en loopt u het risico uw woning te verliezen. (…) Gezien uw gedrag maken wij ons ernstig zorgen om u, maar ook om uw omgeving. Aan de deur heb ik gezegd dat wij daarom van u verwachten dat u extra hulp en zorg toelaat. Wij hebben afgesproken dat ik op uw verzoek contact opneem met Stichting Buitengewoon. (…) Wij hebben onze zorgen en de gevolgen van uw gedrag geuit bij Stichting Buitengewoon. Daarbij hebben wij geadviseerd om een geschiktere woning voor u te vinden. (…)”
2.4.
Woningbedrijf Velsen is nadien meermaals aan de deur geweest bij [betrokkene 1], waarbij zij heeft geconstateerd dat de voordeur nog kapot is, er een binnendeur kapot is en er rommel verspreid door de woning ligt.
2.5.
Per brief van 16 februari 2024 heeft Woningbedrijf Velsen [betrokkene 1] gewezen op zijn verplichtingen als huurder. In de brief staat verder:

Uw woning heeft geen vloerbedekking, er ligt betongruis door het hele huis. Deuren zijn kapot, doordat het raam van uw voordeur er uit lig en er een gat zit in uw binnendeur. De woning ligt bezaait met rommel. Dit is geen leefbare situatie. Voor ons is dit onacceptabel. (…) Tijdens ons gesprek aan de deur gaf u aan dat u hulp wilt krijgen. U gaf aan dat de hulp die Stichting Buitengewoon u biedt, niet voldoende is voor u. (…) De afgelopen periode is voor ons gebleken dat het lastig is voor u om zelfstandig te wonen. De Stichting Buitengewoon geeft aan dat zij u wel hulp bieden, maar dat u ook regelmatig de hulp afhoudt. Wij zien hier de gevolgen van in uw welzijn en in uw woning.
Bent u niet bereid om mee te werken aan hulp of een vervolgtraject?Dan starten wij een juridische procedure. Deze kan ertoe leiden dat wij de woning terugvorderen. (…)
2.6.
Op 14 maart 2024 heeft Woningbedrijf Velsen samen met de gemeente Velsen een bezoek aan de woning gebracht om de woonsituatie te beoordelen. In het verslag van het huisbezoek staat het volgende:
“(…) Binnen treffen we een ravage aan. Allemaal troep op de grond. Er ligt niks op de vloer. Meneer leeft op beton. Het eerder gelegde laminaat is door meneer volledig weggehaald. De woning is op veel punten beschadigd. Bijvoorbeeld stopcontacten zijn kapot, de inpandige trap is beschadigd. Meneer komt erg onrustig over. Zegt dat hij eigenlijk niet wil dat wij er zijn. (…) We stellen voor om meer hulp in te schakelen voor meneer. Meneer zegt dit absoluut niet te willen en dat het niet nodig is. Binnen hooguit 5 minuten wordt meneer [betrokkene 1] steeds bozer op ons. Tot het moment dat meneer [betrokkene 1] zo boos wordt, dat wij besluiten om de woning te verlaten.”
2.7.
Op 30 april 2024 heeft de gemeente Velsen laten weten in overleg te gaan met Stichting Buitengewoon.
2.8.
Medio 2024 is Woningbedrijf Velsen gebleken dat [betrokkene 1] niet bereid is om mee te werken aan een verhuizing naar begeleid wonen. Woningbedrijf Velsen heeft [betrokkene 1] vervolgens per brief van 12 juli 2024 verzocht om de huurovereenkomst op te zeggen.
2.9.
Woningbedrijf Velsen heeft intussen met de gemeente Velsen en Stichting Buitengewoon afgestemd dat zij nog geen procedure zal starten, als blijkt dat [betrokkene 1] wel vrijwillig wil verhuizen naar begeleid wonen.
2.10.
Op 6 augustus 2024 heeft [betrokkene 1] schriftelijk het volgende verklaard:

Tijdens ons gesprek zijn wij overeengekomen dat ik zal instemmen met begeleid wonen. Ik begrijp dat het doel van deze regeling is om mij te ondersteunen bij mijn woonsituatie en om eventuele problemen te voorkomen en op te lossen. Ik sta positief tegenover deze begeleiding en zal mijn volledige medewerking verlenen aan het begeleid wonen traject. Daarnaast is mij duidelijk gemaakt dat indien ik niet instem met begeleid wonen, dit zal resulteren in de invordering van mijn huurwoning. Ik ben mij bewust van de ernst van deze situatie en wil benadrukken dat ik mijn uiterste best zal doen om de begeleiding succesvol te laten verlopen.”
2.11.
Op 24 oktober 2024 heeft Woningbedrijf Velsen van de huurder van de [adres 2] een melding ontvangen inhoudende dat [betrokkene 1] zijn hoofd ineens door het openstaande keukenraam aan de galerijzijde stak en iets zei. De huurder was daar niet van gediend en de partner van de huurder heeft [betrokkene 1] daarop aangesproken. [betrokkene 1] is vervolgens met een voorwerp in de vorm van een paal naar de woning teruggekeerd en heeft toen de ruit van de voordeur van de huurder vernield. De huurder heeft van dit incident aangifte gedaan.
2.12.
Na dit incident heeft Woningbedrijf Velsen bij brief van 1 november 2024 haar verzoek om de huurovereenkomst op te zeggen en de woning vrijwillig te verlaten herhaald.
2.13.
Op 18 november 2024 heeft Stichting Buitengewoon aan Woningbedrijf Velsen laten weten dat haar is gebleken dat [betrokkene 1] niet meewerkt aan een verhuizing naar begeleid wonen. De bewindvoerder laat dezelfde dag weten dat hij toestemming aan de kantonrechter zal vragen om de huurovereenkomst te mogen opzeggen. De toezichthoudende rechter heeft het later ingediende verzoek op 5 december 2024 afgewezen met als toelichting: “
De kantonrechter is heel terughoudend in het opzeggen van huurcontracten van woningen, omdat de kantonrechter in een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning anders kan beslissen”.
2.14.
Op 21 november 2024 heeft een omwonende huurder van Woningbedrijf Velsen via een spraakbericht aan de wijkbeheerder gemeld dat [betrokkene 1] de voordeur van zijn woning heeft vernield. Via een aantal daaropvolgende WhatsApp-berichten laat de omwonende weten dat [betrokkene 1] de omwonende en andere wakker houdt en de situatie voor veel overlast zorgt. De omwonende heeft geschreven:

(…) Iig [betrokkene 1]. Zorgt voor een ernstige onveilige situatie. (…) Daarbij komt dat ik nu van twee andere buren bevestigd heb dat hij hen ook wakker houdt en een enorme overmate aan stress geeft. Nogmaals ik begrijp dat er geen makkelijke oplossing is, maar ik vrees echt een escalatie voor hij weg is. (…) Hij zal iig zijn hand ook beschadigd hebben. Ik heb zelf gezien dat hij zijn ruit insloeg, dus daar kan hij niet omheen. (…)”
2.15.
Op 21 november 2024 heeft een andere omwonende huurder aan de wijkbeheerder gemeld dat [betrokkene 1] de omwonende en zijn/haar kinderen in de nacht ervoor heeft lastiggevallen door te proberen de woning van deze huurder binnen te dringen. De huurder heeft [betrokkene 1] de woning uit kunnen krijgen.
2.16.
Op 4 januari 2025 heeft zich een incident voorgedaan waarbij vanuit de woning van [betrokkene 1] een grote hoeveelheid water de onderliggende woning van de huurder van de [adres 3] is gelopen. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek gestart. In het verslag daarvan staat onder meer:

Op zaterdag ontving [betrokkene 2] een melding van ernstige overlast via de burgemeester. [betrokkene 3] heeft vervolgens contact opgenomen met de politie, waarna ter plaatse in [plaats 2] ([adres 1]) is gereageerd. Bij aankomst troffen wij omwonenden aan die ons stonde op te wachten om persoonlijke ervaringen en klachten te delen over de bewoner van de betreffende woning.
Observaties in en om de woning:
1. Gesprekken met omwonenden:- Diverse bewoners deelden ervaringen over aanhoudende overlast uit het verleden.
- De aard van de meldingen varieerde van geluidsoverlast tot vervuiling en ongepast gedrag van de bewoner.2. Toestand van de woning (onder begeleiding van de politie):
- De woning verkeerde in een ernstig vervuilde en verwaarloosde staat.
- Er was geen ondervloer of vloer aanwezig, en keuken, deuren, trap en kozijnen waren zwaar beschadigd.
- Er lag veel verspreide post, waaronder aanmaningen, wat wees op mogelijke financiële problemen van de bewoner.
- De woning was gevuld met afval, kleding, kranten, lege etensresten en meubelstukken
- Een opvallende hoeveelheid vocht was aanwezig; de vloer was op diverse plekken nat, met kleine plassen zichtbaar.3. (…)4. Waterschade en vervolgacties:(…)
- In de woning van de benedenbuurvrouw zijn bouwdrogers en ontvochtigers geplaatst om de schade te beperken en de vochtige ruimtes te drogen.
- De benedenbuurvrouw heeft ernstige schade geleden aan haar vloer, plafonds, spullen en wanden.
- In de bergingen, waar een plas van ongeveer 15 meter lang en 2 cm diep was ontstaan, is het water door firma Kenso met waterzuigers verwijderd.”
2.17.
Op 6 januari 2025 heeft Woningbedrijf Velsen gesproken met de politie en met diverse omwonenden gesproken. Daarbij is gemeld dat er met grote regelmaat (ook in de nacht) sprake is van herrie vanuit de woning van [betrokkene 1].

3.3. Het geschil

3.1.
Woningbedrijf Velsen vordert ontruiming van de woning aan de [adres 1] te [plaats 2].
3.2.
Woningbedrijf Velsen legt aan de vordering ten grondslag dat [betrokkene 1] zich niet als een goed huurder gedraagt. Volgens Woningbedrijf Velsen veroorzaakt [betrokkene 1] ernstige overlast en heeft hij de woning in een vervuilde, beschadigde en gevaarlijke staat gebracht. Deze tekortkomingen zijn zo ernstig dat zij vooruitlopend op een ontbinding van de huurovereenkomst een bodemprocedure ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Volgens de bewindvoerder is onvoldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. De bewindvoerder voert verder aan dat een ontruiming ertoe leidt dat [betrokkene 1] op straat komt te staan, zijn begeleiding en hulpverlening kwijtraakt en zijn (Wsnp) schuldsaneringstraject voortijdig wordt beëindigd. Ook belandt hij dan mogelijk opnieuw in de criminaliteit.
3.4.
Voor het geval de gevorderde ontruiming wel toewijsbaar is, vraagt de bewindvoerder deze voorwaardelijk uit te spreken en [betrokkene 1] in elk geval tot en met september 2025 in de woning te laten en hem in de gelegenheid te stellen eerst het schuldsaneringstraject af te ronden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De formele procespartij
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering die een persoon betreft wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder ter zake van kwesties die de onder het bewind gestelde goederen betreffen. De Hoge Raad heeft geoordeeld [1] dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten goederen zijn in de
hiervoor bedoelde zin. Woningbedrijf Velsen heeft daarom terecht de bewindvoerder gedagvaard.
Toetsingskader
4.2.
De kantonrechter moet in dit kort geding beoordelen of de door Woningbedrijf Velsen gevorderde ontruiming toewijsbaar is. Omdat een ontruiming ingrijpend is, wordt de vordering in kort geding alleen toegewezen als de verhuurder daarbij een spoedeisend belang heeft en de tekortkoming van de huurder zo ernstig is, dat het heel waarschijnlijk is dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst vanwege die tekortkoming zal ontbinden.
De beslissing
4.3.
De vordering tot ontruiming van de woning wordt toegewezen. De kantonrechter begrijpt dat de gevolgen hiervan voor [betrokkene 1] groot zijn, maar de belangen van Woningbedrijf Velsen wegen in dit geval zwaarder. Gelet op de belangen van [betrokkene 1] zal de ontruimingstermijn worden bepaald op drie maanden na betekening van dit vonnis.
De kantonrechter licht deze beslissing als volgt toe.
4.4.
Voorop staat dat een huurder gehouden is zich als goed huurder te gedragen. Dit volgt uit de wet maar staat ook in de algemene huurvoorwaarden. Dit betekent onder meer dat hij geen schade aan het gehuurde mag toebrengen en geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken. Als de huurder dat toch doet, is sprake van een tekortkoming. Om de huurder te kunnen veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, moet de overlast ernstig en structureel zijn. Ook moet de verhuurder zich hebben ingespannen, door bijvoorbeeld gesprekken, om de overlastgever zijn gedrag te laten veranderen.
4.5.
Volgens Woningbedrijf Velsen gedraagt [betrokkene 1] zich niet als een goed huurder. In het bijzonder verwijt zij hem het benaderen van zijn 16-jarige buurmeisje met vervelende (seksueel getinte) opmerkingen (in september 2023), het inslaan van de ruit van de voordeur van een omwonende met een paalvormig voorwerp (in oktober 2024), het inslaan van zijn eigen voordeur (op 21 november 2024), een poging om de woning van een omwonende binnen te dringen (op 22 november 2024) en het bewust open laten staan van een kraan in zijn badkamer (op 4 januari 2025), waardoor de onderliggende woning en de bergingshal zijn ondergelopen en ernstig beschadigd zijn geraakt. Verder heeft Woningbedrijf Velsen nog gewezen op meldingen van nachtelijk geluidsoverlast en op de staat waarin [betrokkene 1] de woning heeft gebracht.
4.6.
De bewindvoerder heeft met betrekking tot het hiervoor genoemde “waterincident” van 4 januari 2025 gesteld dat van een bewuste (opzettelijke) actie geen sprake was. Met betrekking tot de andere verwijten heeft de bewindvoerder zich op het standpunt gesteld dat deze voor Woningbedrijf Velsen kennelijk onvoldoende ernstig waren om eerder een ontruimingsprocedure te starten.
4.7.
De kantonrechter volgt de bewindvoerder niet in zijn betoog. Dat voor Woningbedrijf Velsen het waterincident naar eigen zeggen de spreekwoordelijke “druppel” was betekent niet dat de andere incidenten (bij elkaar) geen ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleveren. Bij de beoordeling van de vraag of de gevorderde ontruiming toewijsbaar is dienen ook die incidenten te worden meegewogen.
4.8.
In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld of bij het waterincident aan de kant van [betrokkene 1] sprake is geweest van opzet. Partijen verschillen daarover van mening en dit kort geding leent zich niet voor bewijslevering. Voor de beoordeling van de vordering is dit echter van ondergeschikt belang. Niet in geschil is dat het incident heeft plaatsgevonden en dat als gevolg daarvan schade aan de woning is ontstaan. Deze schade wordt vermoed te zijn ontstaan door een aan [betrokkene 1] toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst [2] , en er zijn geen aanknopingspunten om dit vermoeden te ontzenuwen.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter vormen de gedragen van [betrokkene 1] een ernstige en structurele tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ondanks het feit dat [betrokkene 1] al vele malen is aangesproken op zijn gedrag en diverse pogingen zijn gedaan om tot een oplossing te komen, heeft [betrokkene 1] geen tekenen laten zien waaruit afgeleid kan worden dat verbetering valt te verwachten. Te verwachten is eerder dat er op afzienbare termijn weer een ernstig incident zal zijn.
4.10.
Hoewel het belang van [betrokkene 1] om in de woning te blijven groot is, weegt dit niet op tegen het belang van Woningbedrijf Velsen als verhuurder om het woongenot van omwonenden te (blijven) beschermen en te zorgen voor een veilige woonomgeving. Ook heeft Woningbedrijf Velsen er groot belang bij dat aan haar eigendommen geen (verdere) schade wordt toegebracht. Deze laatste belangen wegen gezien de aard en de ernst van de tekortkomingen, zwaarder dan het belang van [betrokkene 1].
4.11.
[betrokkene 1] heeft voldoende kansen gehad om zijn gedrag te veranderen en daarbij begeleiding of hulpverlening te aanvaarden. Die kansen heeft hij niet benut. [betrokkene 1] is niet langer te handhaven in de woning. Met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter de huurovereenkomst in de gegeven omstandigheden zal ontbinden. De bewindvoerder onderschrijft overigens zelf ook het standpunt van de hulpinstanties dat [betrokkene 1] op een vorm van begeleid wonen aangewezen is. Dat is in de woning niet mogelijk, en het is een kwestie van tijd voordat zich opnieuw een ernstig incident zal voordoen. Van Woningbedrijf Velsen kan daarom niet worden verwacht dat zij [betrokkene 1] nog veel langer in de woning laat. Het spoedeisend belang bij de vordering is daarmee gegeven.
4.12.
Dat door een ontruiming het schuldsaneringstraject van [betrokkene 1] in gevaar komt, is niet uit te sluiten maar is ook niet zeker. De enkele mogelijkheid legt in het onderhavige geval onvoldoende gewicht in de schaal om de verzochte ontruiming af te wijzen of deze te bepalen op zes maanden na betekening van dit vonnis. Om ongewenste bijeffecten van ontruiming zoveel mogelijk tegen te gaan zal de kantonrechter de ontruiming bepalen op een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis.
Proceskosten
4.13.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woningbedrijf Velsen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,48
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.228,48

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woningbedrijf Velsen zijn, en de sleutels af te geven aan Woningbedrijf Velsen,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1] in de proceskosten van € 1.228,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525.
2.Artikel 7:218 Burgerlijk Wetboek.