ECLI:NL:RBNHO:2025:4400

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
15/259383-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal door verzorger van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige en het vervaardigen en bezitten van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, die als verzorger van het slachtoffer optrad, heeft op 24 juli 2022 in Grou, gemeente Leeuwarden, ontuchtige handelingen gepleegd met een veertienjarige jongen die aan zijn zorg was toevertrouwd. Tijdens een vaarvakantie heeft de verdachte het slachtoffer, die onder invloed van alcohol lag te slapen, betast en foto's van zijn geslachtsdeel gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafoplegging. Daarnaast is de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/259383-24
Uitspraakdatum: 15 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, verkort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:het plegen van ontuchtige handelingen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige op 24 juli 2022 in Grou, gemeente Leeuwarden;
feit 2:het vervaardigen en/of het verwerven en/of het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen van een minderjarige in de periode van 24 juli 2022 tot en met 5 mei 2023 in Grou, gemeente Leeuwarden, en/of in Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Er was sprake van dronken gedrag, maar de handelingen van de verdachte waren niet gericht op contact van seksuele aard en kunnen niet gekwalificeerd worden als ontuchtige handelingen. De verdachte heeft geen opzet gehad op iets seksueels. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de foto’s geen seksuele gedraging bevatten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden, zoals volgen uit de bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage IIbij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, en legt hierna uit waarom.
Van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien het een handeling betreft gericht op seksueel contact, althans contact van seksuele aard, in strijd met de geldende sociaal-ethische norm. Indien niet onmiddellijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk blijkt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op een beoordeling van de omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt, kunnen daarbij relevant zijn. Niet doorslaggevend is of de dader met de handeling zélf ontuchtige bedoelingen had.
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende af. Op 24 juli 2022 verbleef de verdachte met [voornaam], die toen 14 jaar was, en diens eveneens minderjarige vriend voor een vaarvakantie op een boot. Op een moment dat [voornaam], onder invloed van alcohol, lag te slapen in zijn braaksel, heeft de verdachte [voornaam]’s onderbroek naar beneden geschoven en een foto van de penis van [voornaam] gemaakt. Vervolgens heeft de verdachte de penis van [voornaam] vastgehouden en ook daar een foto van gemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de foto’s heeft gemaakt.
Gelet op de aard van de handelingen (het vasthouden van het geslachtsdeel), de wijze waarop deze handelingen zijn gepleegd (heimelijk, op een moment dat het slachtoffer onder invloed van alcohol lag te slapen en daarom weerloos was) en het aanzienlijke leeftijdsverschil (het slachtoffer was 14 jaar, de verdachte was 52 jaar) in samenhang en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen onmiskenbaar van seksuele aard en in strijd met de geldende sociaal-ethische norm zijn, en dus als ontuchtige handelingen moeten worden aangemerkt. Het opzet van de verdachte volgt uit de feitelijke handeling van de verdachte zelf. De omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard geen seksuele bedoelingen te hebben gehad maar dat het slechts ‘een slechte grap’ was, is voor de bewezenverklaring niet doorslaggevend. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De hiervoor beschreven foto van het geslachtsdeel van [voornaam] en de foto waarop te zien is dat het geslachtsdeel van [voornaam] vastgehouden wordt door de hand van de verdachte, zijn op 5 mei 2023 door [voornaam] aangetroffen op de iPad van de verdachte. Omdat de rechtbank van oordeel is dat deze afbeeldingen gedragingen van expliciet seksuele aard bevatten, zoals volgt uit het hiervoor overwogene, wordt ook het verweer van de raadsman met betrekking tot feit 2 verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 1hij op 24 juli 2022 te Grou, gemeente Leeuwarden, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten: [voornaam], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het:
- betasten van de penis van die [voornaam];
feit 2hij in de periode van 24 juli 2022 tot en met 5 mei 2023 in Nederland, afbeeldingen, te weten foto's en een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een iPad - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten: [voornaam], geboren op [geboortedatum], was betrokken,
heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen bestonden uit:
het met een hand betasten van het geslachtsdeel van die persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 3 op pagina 34 van het proces-verbaal) en
door het camerastandpunt nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel in beeld heeft gebracht waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft (foto 2 op pagina 34 van het proces-verbaal).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en
feit 2:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.
5.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden en de officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en benadrukt dat bij de straftoemeting de nadruk moet liggen op behandeling. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag op te leggen, gelet op het taakstrafverbod, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, en een taakstraf voor de duur van 240 uur.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [voornaam], die op dat moment veertien jaar was en aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden toen de verdachte [voornaam] en een goede vriend van [voornaam] samen op vakantie waren op een boot. Toen [voornaam], onder invloed van alcohol, lag te slapen, heeft de verdachte de onderbroek van [voornaam] naar beneden geschoven en zijn penis betast.
De verdachte heeft met deze gedragingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [voornaam]. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en bezitten van kinderpornografisch beeldmateriaal door foto’s te maken van de door hem verrichte ontuchtige handelingen en deze op zijn iPad op te slaan. [voornaam] heeft tijdens de zitting toegelicht welke negatieve gevolgen het handelen van de verdachte voor hem heeft gehad en nog steeds heeft. Hij vertrouwde de verdachte. De verdachte is in zeer ernstige mate tekortgeschoten in zijn rol als verzorger en heeft het vertrouwen dat [voornaam] in hem had moeten kunnen stellen ernstig beschadigd.
De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen (lust)gevoelens en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het strafblad van de verdachte van 21 februari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 18 maart 2025 van Reclassering Nederland. Uit dit advies blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als matig-laag. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • contactverbod met het slachtoffer;
  • vermijden contact met minderjarigen; en
  • andere voorwaarde met betrekking tot het gedrag.
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank vindt het belangrijk, mede met het oog op beperking van het recidiverisico, dat de verdachte zich laat behandelen. Daarnaast zal de rechtbank, om de ernst van de feiten te benadrukken, aan de verdachte een taakstraf van 240 uur opleggen.
Deze straf is anders dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank houdt in haar strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, zoals hiervoor overwogen, maar ziet in de (beperkte) frequentie van de ontuchtige handelingen en het (beperkte) aantal afbeeldingen, waarbij er geen aanwijzingen bestaan dat deze door de verdachte zijn verspreid, aanleiding om geen langdurige vrijheidsstraf op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft verzocht om, indien het tot een strafoplegging komt, daaraan voorafgaand een enkelvoudig psychologisch onderzoek te laten uitvoeren en/of de reclassering nader te laten rapporteren over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op zijn gewijzigde proceshouding. Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte op basis van het voorliggende reclasseringsrapport en ziet dus geen aanleiding voor nader (psychologisch) onderzoek.
7.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Apple iPad, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. A.M. Wolf, advocaat te Haarlem, heeft namens de benadeelde partij [voornaam] een vordering tot schadevergoeding van € 3.200, - ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 200, - aan materiële schade (te weten: een bijdrage aan de vakantie) en € 3.000, - aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Indien deze feiten bewezen worden verklaard, heeft de raadsman betoogd dat de gevorderde materiële schade afgewezen moet worden, omdat deze schadepost niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt, en dat de gevorderde immateriële schade gematigd dient te worden tot € 1.000, -.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade, bestaande uit een bijdrage voor de vakantie (€ 200, -), niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat deze schadepost niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon en daarmee immateriële schade zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in deze zaak, waarin sprake is van ontucht met een minderjarig slachtoffer, aan de orde.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en rekening houdend met bedragen die in vergelijkbare gevallen door rechters worden toegekend, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.000, - billijk. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht plegen met een minderjarige en het vervaardigen en bezitten van kinderpornografisch beeldmateriaal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 56, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 [negentig] dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
89 [negenentachtig] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 [drie] jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres: [adres 2]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling dient zich te richten op zedenproblematiek. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [voornaam], geboren op [geboortedatum], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Als contacten met minderjarigen onvermijdelijk zijn, ter beoordeling van de reclassering, zorgt de verdachte ervoor dat andere volwassenen hierbij aanwezig zijn;
- binnen het kader van zijn meldplicht meewerkt aan referentenonderzoek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 [tweehonderdveertig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
120 [honderdtwintig] dagenhechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK computer (omschrijving: PL1100-2023092410-1483208, Apple iPad).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[voornaam]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000, -, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [voornaam], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af de gevorderde materiele schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [voornaam] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000, -, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.O. Rutten, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2025.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 juli 2022 te Grou, gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten: [voornaam], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het een en/of meermalen:
- betasten van de penis van die [voornaam];
feit 2hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juli 2022 tot en met 05 mei 2023 te Grou, gemeente Leeuwarden, en/of te Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, telkensafbeeldingen, te weten foto's - en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een iPad - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten: [voornaam], geboren op [geboortedatum], was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft vervaardigd en/of heeft verworven en/of in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van die persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 3 op pagina 34 van het proces-verbaal) en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarna door het camerastandpunt en/of de pose en/of de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel in beeld gebracht wordt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 2 op pagina 34 van het proces-verbaal).
Bijlage II
De bewijsmiddelen
(..)