ECLI:NL:RBNHO:2025:4398

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
15/045999-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en voorbereiden van grote hoeveelheden cocaïne en witwassen van crimineel vermogen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en het voorhanden hebben van 200 kilogram cocaïne. De verdachte is ook beschuldigd van het treffen van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en/of verkoop van grote hoeveelheden cocaïne, met in totaal honderden kilo's. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van SkyECC-berichten, waarin de verdachte betrokken was bij de internationale drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol had in het opzetten van drugstransportlijnen vanuit Colombia en Peru naar Europa. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het witwassen van een contant geldbedrag van ongeveer € 46.380,-, dat afkomstig was uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de overige feiten voldoende onderbouwd op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/045999-23
Uitspraakdatum: 15 april 2025
Tegenspraak (ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de gemachtigde raadsvrouw van de verdachte, mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, verkort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1 primair:het medeplegen van het vervoeren, in elk geval het aanwezig hebben van ongeveer 200 kilogram cocaïne in de maand januari 2020 in Valencia (Spanje);
feit 1 subsidiair:het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen om ongeveer 200 kilogram cocaïne te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en/of in te voeren in Nederland in de maand januari 2020 in Zwaag (gemeente Hoorn), althans in Nederland, en/of in Valencia (Spanje);
feit 2:het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen om ongeveer 150 kilogram cocaïne te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en/of in te voeren in Nederland in de maand januari 2020 in Zwaag (gemeente Hoorn), althans in Nederland, en/of in Madrid (Spanje);
feit 3:het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen om ongeveer 300 kilogram cocaïne te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en/of in te voeren in Nederland in de maand september 2020 in Hoorn, althans in Nederland;
feit 4 primair:het medeplegen van het invoeren in Nederland, althans het vervoeren, in elk geval het aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid cocaïne in de maanden april en/of mei 2020 in Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Ecuador;
feit 4 subsidiair:het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen om een (grote) hoeveelheid cocaïne te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en/of in te voeren in Nederland in de maanden april en mei 2020 in Hoorn en/of Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Ecuador;
feit 5:het voorhanden hebben van een contant geldbedrag van in totaal ongeveer € 46.380, - terwijl hij wist dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf op 7 maart 2023 te Hoorn.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, omdat het wettig bewijs voor deze feiten ontbreekt. Daartoe is aangevoerd dat de verdenking voor deze feiten uitsluitend is gebaseerd op de SkyECC-berichten, die volgens de raadsvrouw één enkele bron vormen, zodat niet is voldaan aan het bewijsminimum.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte de gebruiker is geweest van de SkyECC-accounts DC3A6A en UAG8Q4.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, omdat op basis van de SkyECC-berichten onvoldoende duidelijk is dat de beweerde handelingen betrekking hebben op de handel in cocaïne, of omdat uit die berichten onvoldoende blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn verricht. Wat betreft de onder 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde feit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor het aangetroffen geldbedrag, en dat hij daarmee de witwasverdenking voldoende heeft ontzenuwd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 4 primair (het medeplegen van het invoeren, vervoeren, aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid cocaïne in april en/of mei 2020 in Nederland en/of Ecuador).
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het invoeren, vervoeren en het aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid cocaïne in april en mei 2020 in Rotterdam en/of in Ecuador, zoals ten laste gelegd onder feit 4 primair. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Identificatie van de SkyECC-accounts DC3A6A en UAG8Q4
De rechtbank stelt voorop dat één persoon de gebruiker is geweest van de Sky-accounts DC3A6A (hierna: DC3) en UAG8Q4 (hierna: UAG), en overweegt daartoe als volgt.
Het Sky-account DC3 was actief van 26 juni 2019 tot en met 16 mei 2020 en het Sky-account UAG van 19 februari 2020 tot en met 30 januari 2021. Op 19 februari 2020 heeft de gebruiker van het Sky-account DC3 een bericht gestuurd naar een andere gebruiker van SkyECC met de tekst:
"Hi brother, please add my new sky UAG8Q4".Verder is het wachtwoord van de Sky-accounts DC3 en UAG hetzelfde, namelijk:
"brasil55". Ook wordt de gebruiker van genoemde Sky-accounts aangesproken met (vrijwel) dezelfde
nicknames. Voor het Sky-account DC3 worden de
nicknames'jet li, SP., SP' gebruikt, voor het Sky-account UAG de
nicknames'Jet Li, SP, SP 2'.
Vervolgens is de vraag of de verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-accounts DC3 en UAG. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en legt hierna uit waarom.
Het IMEI-nummer van het telefoontoestel waarmee gebruik werd gemaakt van het Sky-account UAG heeft in de periode van 19 februari 2020 tot en met 12 december 2020 veelvuldig een zendmast aangestraald die is gelegen op het adres [adres 1]. Onder het dekkingsgebied van deze zendmast valt zowel het adres waar de verdachte stond ingeschreven ([adres 2]) als het adres waar zijn (ex-)vrouw in die periode verbleef, namelijk [adres 3].
Daarnaast heeft de gebruiker van het Sky-account UAG op 5 maart 2020 het volgende bericht gestuurd naar een ander gebruiker van SkyECC met de tekst: “
Die kleine is afgelopen vrijdag geboren”.De zoon van de verdachte, [naam 1], is precies op die dag (vrijdag [geboortedatum]) geboren.
Verder is op 7 maart 2023, tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 2], een MacBook aangetroffen en in beslag genomen. In deze MacBook was een back-up opgeslagen van een iPhone 11 Pro. Als ‘other tel. nr’ was aan dit apparaat gekoppeld een telefoonnummer wat blijkens de Ciot-bevraging ten name van de verdachte was geregistreerd. Deze iPhone maakt gebruik van het Apple-ID
[emailadres], de roepnaam van de verdachte en tevens bevat de back-up van deze Iphone meerdere (privé)afbeeldingen van de verdachte, zoals een foto van zijn rijbewijs. Deze iPhone 11 Pro moet daarom naar het oordeel van de rechtbank als de telefoon van de verdachte worden aangemerkt. In de back-up van deze telefoon zijn meerdere verbanden met de gebruiker van de Sky-accounts DC3 en UAG aangetroffen. Zo wordt tussen het Sky-account UAG en een ander Sky-account een afbeelding van een bericht verstuurd waarin onder meer een telefoonnummer van ‘Sam’ staat. Dit telefoonnummer is ook aangetroffen in de back-up van de iPhone onder de naam Colo Sam. Ook wordt tussen het Sky-account UAG en een ander Sky-account een afbeelding van een bericht verstuurd waarin onder meer het bedrijf Importacion BV met adresgegevens genoemd wordt. De tenaamgestelde van dit bedrijf, staat onder de naam ‘Dennis advocaat’ opgeslagen in de contacten op de iPhone. Verder is tussen het Sky-account DC3 en een ander Sky-account een schermafbeelding gedeeld van een Whatsapp-conversatie met [naam 2], een naam die ook als contact voorkomt in de iPhone 11 Pro van de verdachte.
Ten slotte leidt de rechtbank uit het dossier af dat in juli 2020 de iPhone 11 Pro van de verdachte en het Sky-account UAG exact dezelfde reisbewegingen naar Kroatië hebben afgelegd. De verdachte is in die maand met zijn gezin naar Kroatië op vakantie geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de voorgaande omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is geweest van de Sky-accounts DC3 en UAG.
Het wettelijk bewijsminimum
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, kan ten aanzien van alle in het dossier aanwezige chatgesprekken via SkyECC niet worden gesproken van bewijs uit één bron. Het dossier bevat immers verschillende, afzonderlijke chatgesprekken, gevoerd door en met verschillende personen of groepen, op verschillende momenten. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de berichten ondersteunen, zoals afbeeldingen van witte blokken, van bananen(dozen) en van cijferreeksen waarvan uit onderzoek is gebleken dat deze zien op nummers van containers die op de betreffende data daadwerkelijk zijn verstuurd vanuit Colombia en aangekomen in Rotterdam. Het feit dat deze gesprekken zijn gevoerd via hetzelfde communicatienetwerk (SkyECC), maakt niet dat zij allemaal afkomstig zijn uit één bron. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De inhoud van de chats
De rechtbank stelt vast dat de onderschepte chats gaan over internationale handel in cocaïne. Er wordt gesproken over “stuks”, “pieces”, “bits”, “blokken”, “really good stuff colo”, “pasta”, “Colo poedervorm”, “shooten”, “container” en “spullen” die in “big bags” zijn verstopt. Termen die kenmerkend zijn voor de (internationale) handel in cocaïne. Ook worden in de chats verschillende prijzen genoemd, die zijn te herleiden naar de prijs van cocaïne en het transporteren daarvan. Daarnaast zijn in de chats foto’s aangetroffen, waarop volgens de politie blokken cocaïne zijn te zien. Verder wordt in de chats gesproken over het transport van verdovende middelen via containers en het uithalen daarvan.
Nadere overwegingen met betrekking tot feit 1 (primair) en feit 3
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, vindt de rechtbank dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte opent het betreffende gesprek van 25 januari 2020 (dossierpagina 28 e.v.) met de vraag of “jullie onze bak naar buiten kunnen halen?”. De verdachte laat weten dat het gaat om een bak in Valencia die er “maandag uitgehaald [moet] worden”. Hij schrijft verder dat er een container “van ons” is die van “bv naar bv” is gestuurd en dat de “spullen” in “big bags” zijn verstopt. De verdachte zegt dat “onze oog” in Spanje mee naar binnen kan om het eruit te halen. Op de vraag om hoeveel stuks het gaat antwoordt de verdachte dat het gaat om een “droge bak” van [naam 3] (een internationale rederij gespecialiseerd in containertransport, toevoeging rechtbank) met “200 stuks”, van “Bv naar BV” gestuurd.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande bewezen dat de verdachte in januari 2020 in Spanje, samen met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram cocaïne.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank het volgende. In het gesprek van medio september 2020 zoals weergegeven op dossierpagina 38 e.v. zegt de verdachte dat hij “Colo spullen” in Lima kan regelen voor $ 3.000,- en dat hij er dan “tussen [zit]” voor $ 500,-. “Peruaanse spullen” kan de verdachte voor $ 2.500,- krijgen, zo stelt de verdachte, en dan “zit” hij er “tussen” voor $ 300,-. De verdachte vraagt vervolgens of ze “pasta” willen of “eindproduct in poedervorm?”. De verdachte zegt daarna dat ze poedervorm hebben en vraagt hoe serieus het is “want dan ga ik onderhandelen voor de prijs”. De prijs is volgens de verdachte $ 2.500,- bij “een aantal van 300 stuks”. Ten slotte merkt de verdachte op: “(…) dit verkoop je niet zomaar! Moet vanuit de berg gebracht worden naar de stad! Het is Colo poedervorm ! (…)”
De rechtbank acht op basis van het voorgaande bewezen dat de verdachte zich in september 2020 in Nederland schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen om ongeveer 300 kilogram cocaïne te verkopen.
3.3.4.
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 5
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet vast komen te staan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist of redelijkerwijs kon vermoeden. Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van het in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een geldbedrag ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te (laten) doen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van dat onderzoek zal ten slotte moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dus of een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is in de slaapkamer en de woonkamer een contant geldbedrag van in totaal € 46.380,- aangetroffen. Dit bedrag bestond onder andere uit 21 biljetten van € 500,-. De verdachte ontving in de periode van 2018 tot en met 2021 jaarlijks een bruto-inkomen van minimaal € 4.475,- en maximaal € 15.498,-, uit hoofde van een uitkering van het UWV. Tegen deze achtergrond en mede gelet op de hoeveelheid geld, de coupures van € 500 en de door de verdachte gevoerde SkyECC-gesprekken (onder meer over de verkoop van grote hoeveelheden cocaïne), is de rechtbank van oordeel dat een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de legale herkomst van het geldbedrag van € 46.380,-.
Verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag
De verdachte heeft verklaard dat hij in 2019 vanwege een aandelenuitkoop een bedrag van
€ 200.000,- heeft ontvangen van zijn bedrijf, genaamd [naam 4]. Van dit bedrag heeft hij € 100.000,- in twee delen van € 50.000,- opgenomen van de zakelijke bankrekening om in zijn levensonderhoud te voorzien. De verdachte heeft hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over het aangetroffen contante geldbedrag. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens nader onderzoek ingesteld naar de gestelde (legale) herkomst van het contante geldbedrag.
Onderzoek naar de verklaring van de verdachte
De verdachte was in de periode van 8 maart 2019 tot en met 3 januari 2022 aandeelhouder van [naam 5] B.V. Uit de zakelijke bankrekening van deze vennootschap bij de ING bank blijkt dat op 27 augustus 2019 en op 4 december 2019 telkens een bedrag van € 50.000,- is opgenomen. Deze geldopnames zijn echter besteld en opgehaald door [naam 6], die bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd als bestuurder van genoemde vennootschap. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat vanaf 27 april 2019 in Europa geen bankbiljetten van € 500,- meer in omloop zijn gebracht. De ING bank heeft bevestigd dat het vanaf eind januari 2019 niet langer mogelijk was een geldbestelling te plaatsen waarin bankbiljetten van € 500,- waren opgenomen. Geldbestellingen die daarvoor waren geplaatst, zijn uiterlijk medio februari 2019 aan klanten uitbetaald (dossierpagina 87 e.v.).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte onvoldoende is onderbouwd en bovendien wordt tegengesproken door het nadere onderzoek van het Openbaar Ministerie. Deze verklaring kan daarom geen tegenwicht bieden tegen voormeld vermoeden van witwassen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 46.380,- onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte dat wist. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 1 primair
hij in januari 2020 te Valencia (Spanje), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 2
hij in januari 2020 in Nederland, en Spanje tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen van ongeveer 150 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben, verdachte en zijn mededaders,
- encryptietelefoons/accounts voorhanden gehad en
- via die encryptietelefoons/accounts gecommuniceerd en informatie verstrekt over:
> een vriend van verdachte, die “150 pieces” “colo” heeft in Madrid en
> de omstandigheid dat de gebruiker van het account 60CEA0 vóór morgen 12.00 uur tenminste “5 bits” moet afnemen en/of direct moet betalen en
> de kwaliteit van de “colo” (“Really good stuff”) en de prijs (“€ 27.000”) en
> de winstmarge die verdachte zou kunnen hebben (“If you buy 150 and then I have 150 x € 2000 = € 300.000”) en
> de omstandigheid dat de vriend in Madrid rond de “170 bits” heeft (“He have more then 150 around 170 bits”) en
- de gebruiker van het account 60CEA0 enkele foto’s, van blokken van een witte substantie, voorzien van een stempelindruk heeft toegezonden;
feit 3
hij in september 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen van ongeveer 300 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben, verdachte en zijn mededaders,
- encryptietelefoons/accounts voorhanden gehad en
- via die encryptietelefoons/accounts gecommuniceerd en informatie verstrekt over:
> de mogelijkheid voor verdachte om voor de gebruiker van het account 62866C en/of “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C “Colo spullen in Lima” te regelen en
> de vorm, waarin deze “Colo spullen” geleverd kunnen worden (“pasta” of “eindproduct in poedervorm”) en
> de prijs die de gebruiker van het account 62866C en/of “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C voor de “Colo spullen” dienen te betalen en de winstmarge van verdachte (“$ 2500 (dan eet ik $ 300)” “bij een aantal van 300 stuks”) en
> de omstandigheid dat het “aantal” dat “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C willen “aanwezig” is en
> de omstandigheid dat de “mensen” van verdachte “eventueel willen meelopen met 100 als die ruimte er nog is”;
feit 4 subsidiair
hij in april en mei 2020 in Nederland, en te Ecuador tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben, verdachte en zijn mededaders,
- encryptietelefoons/accounts voorhanden gehad en
- via die encryptietelefoons/accounts in een groepschat met de naam: 644OH6:32 gecommuniceerd en afspraken gemaakt en informatie verstrekt over:
> de omstandigheid dat er een bedrijf in gereedheid is gebracht (“Bananen bv is klaar om te werken we meteen shooten en mogen tassen in de bovenste rij zetten !”) en
> het informeren van en/of checken met “onze mesnen van de uithaal” en
> het “zsm” verkrijgen van “de meest recente BL” en
> de omstandigheid dat de “blokken” “veilig” zijn “op locatie vlakbij de finca (BV)” en
> de omstandigheid dat verdachte en/of zijn mededader(s) “groen licht van BV en Douane / opzet” hebben en
> de vraag welk containervervoerbedrijf gebruikt diende te worden en/of gebruikt is en
> de vraag hoeveel containers er gebruikt dienden te worden en/of gebruikt zijn (“Er zijn 5 bakken die zijn bevestigd”) en
> de vraag/omstandigheid dat de “eindbestemming” “van de bakken” “Rotterdam” moet zijn en
> de omstandigheid dat het voor “de uithaal” toch niet uitmaakt “op welke van de 5 bakken het gaat”, omdat ze “alle 5” “op dezelfde terminal” binnenkomen en
> de omstandigheid dat “die bak” “na uitladen naar de scan” ging, maar dat dat niets hoeft te betekenen en
> de omstandigheid dat “die BV” een “hele slechte naam” heeft en
> de vraag of “de bakken” “op rood zijn” vanwege de “exporteur of importeur” en
- in de groepschat met de naam: 644OH6:32 meerdere afbeeldingen met informatie over een bananenverwerkingsbedrijf en te gebruiken/gebruikte bananendozen en/of schepen en/of scheepsroutes en/of scheepsbestemmingen en/of containernummers (met elkaar) hebben gedeeld;
feit 5
hij op 7 maart 2023, te Hoorn een contant geldbedrag van 46.380,--, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag- afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2, feit 3 en feit 4 subsidiair
telkens: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn, om daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 5
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Zij heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren en het voorhanden hebben van 200 kilogram cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen meermaals schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en/of verkoop van grote hoeveelheden cocaïne (honderden kilo’s). Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte bij het plegen van deze feiten een leidende rol heeft gehad. Hij had contacten in de bronlanden (Colombia, Peru) en hield zich bezig met het opzetten van drugstransportlijnen vanuit deze landen naar Europa.
De verdachte heeft met zijn handelen een substantiële bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. De handel in harddrugs, waaronder cocaïne, vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Cocaïne is een zeer schadelijke stof voor de gezondheid van personen. Met de verboden handel in harddrugs - die veel slachtoffers maakt - worden grote winsten gemaakt. Bovendien gaat de handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich niet heeft bekommerd om de ernstige gevolgen die cocaïne voor anderen kan hebben. Hij was, naar mag worden aangenomen, enkel uit op eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting en ondermijning van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 6 december 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank enkel oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en gekeken naar straffen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 46.380, -, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 5 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht; en
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 4 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 [zeven] jaar.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1.510 EUR (omschrijving: NHRAA22032-761394, IBG 07-03-2023);
7.180 EUR (omschrijving: NHRAA22032-761396, IBG 07-03-2023);
36.500 EUR (omschrijving: NHRAA22032-761397, IBG 07-03-2023); en
1.190 EUR (omschrijving: NHRAA22032-761398, IBG 07-03-2023).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. J.O. Rutten en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2025.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
[vervoeren/aanwezig hebben van “onze bak” met “200 stuks” in Valencia]
hij in of omstreeks de maand januari 2020 te Valencia (Spanje), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 1 subsidiair
[voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen: zoeken/regelen van een persoon of personen, die op maandag 27 januari 2020 “onze bak” met “200 stuks” in Valencia “naar buiten kunnen halen”]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand januari 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, althans in Nederland, en/of te Valencia (Spanje) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 200 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een of meer (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) (in een groepschat met de naam 2C49D1:11) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt en/of ontvangen over:
> “onze bak” met “200 stuks” “verstopt in big bags” in Valencia, die op “maandag” “naar buiten” gehaald moest worden en/of
> wie dat kan (laten) doen en/of uitvoeren en/of regelen en/of organiseren en/of
> de omstandigheid/omstandigheden dat deze bak/container “van bv naar bv” is gestuurd en/of “op groen” is en/of dat de “import bv” “zijn papieren nog niet in orde” heeft;
feit 2
[voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen: te koop aanbieden van 150 “pieces” “colo” van een vriend in Madrid]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand januari 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, althans in Nederland, en/of te Madrid (Spanje) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 150 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een of meer (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
> een vriend van verdachte, die “150 pieces” “colo” heeft in Madrid en/of
> de omstandigheid dat de gebruiker van het account 60CEA0 vóór morgen 12.00 uur tenminste “5 bits” moet afnemen en/of direct moet betalen en/of
> de kwaliteit van de “colo” (“Really good stuff”) en de prijs (“€ 27.000”) en/of
> de winstmarge die verdachte zou kunnen hebben (“If you buy 150 and then I have 150 x € 2000 = € 300.000”) en/of
> de omstandigheid dat de vriend in Madrid rond de “170 bits” heeft (“He have more then 150 around 170 bits”) en/of
- de gebruiker van het account 60CEA0 enkele foto’s, van blokken van een witte substantie, voorzien van een stempelindruk heeft toegezonden;
feit 3
[voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen: te koop aanbieden van “300 stuks” “colo” uit Lima]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand september 2020 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 300 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een of meer (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
> de mogelijkheid voor verdachte om voor de gebruiker van het account 62866C en/of “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C “Colo spullen in Lima” te regelen en/of
> de vorm, waarin deze “Colo spullen” geleverd kunnen worden (“pasta” of “eindproduct in poedervorm”) en/of
> de prijs die de gebruiker van het account 62866C en/of “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C voor de “Colo spullen” dienen te betalen en/of de winstmarge van verdachte (“$ 2500 (dan eet ik $ 300)” “bij een aantal van 300 stuks”) en/of
> de omstandigheid dat het “aantal” dat “de mensen” van de gebruiker van het account 62866C willen “aanwezig” is en/of
> de omstandigheid dat de “mensen” van verdachte “eventueel willen meelopen met 100 als die ruimte er nog is”;
feit 4 primair
[invoer van “blokken”, in één of meer containers met bananendozen, verzonden door/via het bedrijf [naam 8] vanuit Ecuador en vervoerd naar Rotterdam door het containerschip [naam 7]]
hij in of omstreeks de maanden april en/of mei 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of te Ecuador, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4 subsidiair
[voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen: (mede)organiseren van de invoer van “blokken”, in één of meer containers met bananendozen, verzonden door/via het bedrijf [naam 8] vanuit Ecuador en vervoerd naar Rotterdam door het containerschip [naam 7]]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maanden april en mei 2020 te Hoorn en/of te Rotterdam, althans in Nederland, en/of te Ecuador tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid cocaïne van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een of meer (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) (in een groepschat met de naam: 644OH6:32) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
> de omstandigheid dat er een bedrijf in gereedheid is gebracht (“Bananen bv is klaar om te werken we meteen shooten en mogen tassen in de bovenste rij zetten !”) en/of
> het informeren van en/of checken met “onze mesnen van de uithaal” en/of
> het “zsm” verkrijgen van “de meest recente BL” en/of
> de omstandigheid dat de “blokken” “veilig” zijn “op locatie vlakbij de finca (BV)” en/of
> de omstandigheid dat verdachte en/of zijn mededader(s) “groen licht van BV en Douane / opzet” hebben en/of
> de vraag welk containervervoerbedrijf gebruikt diende te worden en/of gebruikt is en/of
> de vraag hoeveel containers er gebruikt dienden te worden en/of gebruikt zijn (“Er zijn 5 bakken die zijn bevestigd”) en/of
> de vraag/omstandigheid dat de “eindbestemming” “van de bakken” “Rotterdam” moet zijn en/of
> de omstandigheid dat het voor “de uithaal” toch niet uitmaakt “op welke van de 5 bakken het gaat”, omdat ze “alle 5” “op dezelfde terminal” binnenkomen en/of
> de omstandigheid dat “die bak” “na uitladen naar de scan” ging, maar dat dat niets hoeft te betekenen en/of
> de omstandigheid dat “die BV” een “hele slechte naam” heeft en/of
> de vraag of “de bakken” “op rood zijn” vanwege de “exporteur of importeur” en/of
- ( in de groepschat met de naam: 644OH6:32) meerdere afbeeldingen met informatie over een bananenverwerkingsbedrijf en/of te gebruiken/gebruikte bananendozen en/of schepen en/of scheepsroutes en/of scheepsbestemmingen en/of containernummers (met elkaar) heeft/hebben gedeeld;
feit 5
[ongeveer € 46.000,-- contant in huis bij doorzoeking]
hij op of omstreeks 7 maart 2023, te Hoorn (een) contant(e) bedrag(en)(in totaal ongeveer 46.380,--), althans een of meer voorwerp(en), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
(..)