ECLI:NL:RBNHO:2025:4315

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
15/231980-24 en 15/325170-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en verkeersdelicten door minderjarige verdachte met gebruik van middelen

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een poging tot doodslag op een slachtoffer in Nieuw-Vennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, langdurig en buitensporig geweld heeft gebruikt tegen het weerloze slachtoffer, wat resulteerde in ernstig letsel. De verdachte heeft, onder invloed van middelen, een actieve rol gespeeld in het geweld en heeft het slachtoffer met een ijzeren staaf en houten stok geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, wat leidde tot de kwalificatie van medeplegen van poging tot doodslag. Daarnaast was de verdachte betrokken bij verkeersdelicten, waaronder rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs. De rechtbank heeft een jeugddetentie opgelegd van 300 dagen, waarvan 156 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door jeugdreclassering en deelname aan begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/231980-24 en 15/325170-24 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 18 april 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 25, 27 en 28 maart 2025 en 4 april 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, met instemming van de officier van justitie en de verdediging gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie, [officier van justitie] , dat ertoe strekt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 15/231980-24 onder 2 ten laste gelegde feit en dat de rechtbank het onder parketnummer 15/231980-24 onder 1 primair en onder parketnummer 15/325170-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte hiervoor zal veroordelen tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 156 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), alsmede tot een werkstraf van 150 uur. De officier van justitie heeft verder een rijontzegging gevorderd van één maand alsmede teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen telefoon en verbeurdverklaring van de onder hem in beslag genomen personenauto;
- hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht, inhoudende dat de onder parketnummer 15/325170-24 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden met dien verstande dat de verdachte ontkent over het trottoir te hebben gereden, zoals hem onder feit 1 wordt verweten. Ten aanzien van het onder parketnummer 15/231980-24 onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de onderdelen ‘met een houten stok’ en ‘ook terwijl deze op de grond lag’, omdat hij, eenmaal buiten het pand, afstand heeft genomen van het geweld dat toen werd gepleegd. Ten aanzien van het onder parketnummer 15/231980-24 onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte geheel dient te worden vrijgesproken, dan wel partieel dient te worden vrijgesproken voor het geweldscomponent en de schoenen. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit de verdachte een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel niet hoger is dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en hem geen dan wel een veel lagere werkstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met diverse strafmatigende omstandigheden, waaronder de maximale duur van de jeugddetentie, de duur en impact van het voorarrest, het tijdsverloop, het feit dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht niet de bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte zou moeten meewerken aan delictanalyse en eventuele (trauma)behandeling bij De Waag, zoals de Raad ter zitting mondeling heeft geadviseerd. De raadsvrouw vindt deze voorwaarde te vaag omschreven en de noodzaak daarvan niet voldoende onderbouwd. Voorts verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan wel enkel een voorwaardelijke.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is onder parketnummer 15/231980-24, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1. hierna: feit 1)
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte long en/of acht, in elk geval een of meer gebroken ribben en/of een breuk in het [linker]schouderblad en/of een breuk in het [linker] oogkasbot en/of een of meerdere scheur/snijwonden in het gezicht/op het hoofd [welke [een] blijvend ontsierend litteken[s] tengevolge heeft/hebben gehad], heeft toegebracht door
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen/schoppen/trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. ( hierna: feit 2)
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen in het gezicht/tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen/slaan/stompen.
Aan de verdachte is onder parketnummer 15/325170-24 ten laste gelegd dat:
1. hierna: feit 3)
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (personenauto [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg,
[weg] en/of [laan] en/of [laan] en/of [laan] ,
- hinderlijk en/of dicht heeft gereden achter een ander voertuig en/of
- zijn auto tot stilstand heeft gebracht voor het gegeven stopteken door verbalisanten, om vervolgens met hoge snelheid weg te rijden en/of
- de optische- en geluidssignalen en/of het brandende stoptransparant heeft genegeerd en/of
- met een te hoge snelheid heeft gereden en/of een bocht heeft genomen en/of ten gevolge waarvan verdachte heeft moeten uitwijken om een frontale botsing te voorkomenen en/of
- over het troittoir heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. (
hierna: feit 4)
hij op of omstreeks 07 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, op de weg, [weg] en/of [laan] en/of [laan] en/of [laan] en/of [laan] , en motorrijtuig (personenauto [kenteken] ) van de rijbewijscategorie B heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt;
3. ( hierna: feit 5)
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig, (personenauto [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte de telefoon van de aangever in de bosjes heeft gegooid toen de politie kwam. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de stelling van de verdachte dat hij deze telefoon eerst buiten het pand in zijn handen kreeg gedrukt door een medeverdachte, te ontkrachten, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon was die de telefoon heeft weggenomen. Het dossier bevat evenmin voldoende aanknopingspunten om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte en de medeverdachte(n) zich gezamenlijk (al dan niet met geweld) de telefoon van de aangever wederrechtelijk hebben willen toe-eigenen.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet komen vast te staan dat de schoenen van de aangever zijn gestolen.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 primair, 3, 4 en 5, op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van
het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden
opgenomen.
3.3.
Bewijsmotivering feit 1 primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat de verdachten ‘vol’ opzet hebben gehad op de dood van aangever [benadeelde partij] . Vraag is of de verdachten daarop voorwaardelijk opzet hebben gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de aangever – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier – in het bijzonder de processen-verbaal van uitwerking van de videobeelden – en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte en de vier medeverdachten gezamenlijk fors geweld hebben toegepast tegen de aangever gedurende circa dertien minuten. Zij hebben hem daarbij meermalen met kracht in zijn gezicht, tegen het hoofd en lichaam geslagen en getrapt met geschoeide voeten, en zij hebben hem met harde voorwerpen (zoals een ijzeren staaf) geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, ook toen hij op de grond lag, en meerdere zware voorwerpen tegen zijn hoofd en lichaam gegooid (zoals een voedingseenheid). Gelet op de duur, de aard en de intensiteit van het gepleegde geweld, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten met hun gedragingen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. Dit geldt temeer nu uit de beelden is gebleken dat de ernst en de gevolgen van het geweld de verdachten kennelijk niet zijn ontgaan en zij de geweldshandelingen desondanks zijn blijven voortzetten. Zo heeft één van de verdachten gedurende het geweld in het pand, toen de aangever een flink bloedende wond op zijn hoofd had, geroepen: “Kijk naar zijn kop. Beter laten we hem nu.” en even later: “Kijk naar z’n kop. Dit gaat te ver.” Vervolgens heeft een verdachte geroepen: “Hij gaat hier dood. Hij gaat ‘m dood maken.” Op de beelden is ook duidelijk te zien dat niet alleen het geweld in ernst toeneemt, maar ook het letsel van de aangever. Daarbij komt de verklaring van een getuige dat tijdens het geweld buiten op straat is geroepen: “We gaan jou doodmaken.”
De verdediging heeft gesteld dat het geweld dat de medeverdachten hebben gepleegd toen de aangever buiten op straat lag, niet aan de verdachte kan worden toegerekend, omdat hij, eenmaal buiten het pand, een andere kant op is gelopen en niet meer betrokken was bij die geweldshandelingen van de medeverdachten.
Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat ook op het moment dat de aangever op straat op de grond lag, er nog steeds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank overweegt hiertoe dat het geweld buiten een voortzetting was van het geweld binnen. Immers, toen de aangever het pand uit vluchtte, heeft de verdachte hem op zijn kaak geslagen. Op de beelden die de rechtbank ter zitting heeft getoond, heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte de aangever tezamen met de medeverdachten heeft achtervolgd. Twee medeverdachten hadden op dat moment zichtbaar een metalen staaf en een houten stok bij zich, waarmee de aangever ook binnen al was geslagen. Op de beelden is voorts te horen dat de verdachte tijdens de achtervolging riep: “Vloer hem!”. De verdachte heeft dat bij het zien van de beelden ter zitting bevestigd. De verdachte is vervolgens een andere kant op gelopen. De medeverdachten hebben de aangever, toen hij kort daarna ten val kwam, meermalen in het gezicht, tegen het hoofd en lichaam getrapt en geslagen met een metalen staaf en een stok. Hoewel het er inderdaad op lijkt dat de verdachte eerder dan de medeverdachten is gestopt met de geweldpleging jegens de aangever, had hij, zoals hiervoor overwogen, voordat hij wegliep al een wezenlijke bijdrage geleverd aan het door de verdachten samen toegepaste geweld. De verdachte heeft ook niet verklaard dat hij wegliep om zich te distantiëren van het geweld of om hulp te zoeken. Na korte tijd heeft de verdachte zich weer bij de vier medeverdachten aangesloten en zijn zij samen weggerend. Toen de politie hen vervolgens staande hield, heeft de verdachte de telefoon van aangever weggegooid en net als de medeverdachten verklaard dat hij bloed op zijn kleding en handen had vanwege een ongeval. De rechtbank acht de verdachte – gelet op de voorgaande omstandigheden en gedragingen in samenhang bezien – ook medeverantwoordelijk voor het geweld dat de medeverdachten tegen de aangever hebben gepleegd toen deze buiten op straat lag.
De rechtbank acht het concluderend wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachten het voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van de aangever en zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot doodslag.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten 1 primair, 3, 4 en 5 heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij] meermalen met kracht met een ijzeren staaf en een houten stok en/of een vlaggenmast, tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en
- meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid en
- die [benadeelde partij] , ook terwijl deze op de grond lag, meermalen in het gezicht, tegen het hoofd en het lichaam heeft getrapt en geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg,
[weg] , [laan] , [laan] en [laan] ,
- hinderlijk en dicht heeft gereden achter een ander voertuig en
- zijn auto tot stilstand heeft gebracht voor het gegeven stopteken door verbalisanten, om vervolgens met hoge snelheid weg te rijden en
- de optische- en geluidssignalen en het brandende stoptransparant heeft genegeerd en
- met een te hoge snelheid heeft gereden en een bocht heeft genomen ten gevolge waarvan verdachte heeft moeten uitwijken om een frontale botsing te voorkomen en
- over het trottoir heeft gereden,
door welke gedragingen van de verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
4.
hij op 7 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, op de weg, [weg] , [laan] , [laan] , [laan] en [laan] , een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kenteken] ) van de rijbewijscategorie B heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt;
5.
hij op 7 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging
.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 3: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4: overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 5: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 1 primair
De verdachte en de medeverdachten hebben verklaard dat zij zich niets of slechts flarden kunnen herinneren van het bewezenverklaarde feit, dat zij zichzelf niet waren en dat zij zich niet bewust waren van hun handelingen, omdat zij onder invloed waren van een middel met de naam lean in combinatie met cannabis.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachten gedurende de avond voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit een middel hebben gebruikt dat zij hadden gekocht onder de naam lean (hierna te noemen: lean), in combinatie met cannabis.
De fles lean die ter plaatse is aangetroffen, is niet onderzocht door de politie omdat het te weinig vloeistof zou bevatten. Daarmee is niet komen vast te staan wat de werkzame stof(fen) was/waren in de desbetreffende lean.
Op verzoek van de verdediging heeft toxicologisch onderzoek in het haar van de verdachten plaatsgevonden. In het rapport ‘Toxicologisch onderzoek in het hoofdhaar van diverse verdachten en aanvullend toxicologisch consult’ van 19 maart 2025 (hierna: het rapport van 19 maart 2025) staat dat er geen geneesmiddelen en/of drugs zijn aangetroffen in de haren van de verdachten. De aanwezigheid van THC was daarbij niet onderzocht. Ook op basis van het toxicologisch onderzoek kan daarom niet worden vastgesteld welke werkzame stof(fen) de lean die de verdachten hadden gedronken bevatte. Blijkens het rapport van 19 maart 2025 sluit deze uitkomst een incidentele blootstelling aan stoffen in de periode waarop het uitgevoerde haaronderzoek betrekking heeft echter niet uit.
De forensisch toxicoloog, [toxicoloog] (hierna: de toxicoloog), heeft in het rapport van 19 maart 2025, het rapport ‘Toxicologisch consult’ van 1 november 2024 (hierna: het rapport van 1 november 2024) en als deskundige ter zitting vooropgesteld dat het onmogelijk is om een uitspraak te doen over de effecten die door de desbetreffende blootstelling kunnen optreden nu er geen duidelijkheid is verkregen over welke stof(fen) dit mogelijk betreft. Wel heeft hij een algemene toelichting gegeven op het middel lean, de mogelijk werkzame stoffen in dit middel en het effect van die werkzame stoffen.
De toxicoloog heeft onder meer in het rapport van 1 november 2024 toegelicht dat de naam lean oorspronkelijk werd gegeven aan een mengsel van frisdrank met een hoestsiroop die de stoffen codeïne en promethazine bevat. Inmiddels wordt een grote verscheidenheid aan (dempende) stoffen, waaronder (designer) benzodiazepinen, verhandeld onder de naam lean.
Volgens de toxicoloog is er geen wettenschappelijk bewijs voor een relatie tussen het gebruik van codeïne en/of promethazine en agressie. Doorgaans zal lean (ook in hogere doseringen) juist een kalmerende werking hebben. Promethazine is, evenals benzodiazepinen, geregistreerd als kalmerend geneesmiddel voor de therapeutische behandeling van onrust en agitatie. Wel is er zwak wetenschappelijk bewijs voor een matige relatie tussen het gebruik van benzodiazepinen en agressie. In zeldzame gevallen zijn tegengestelde effecten na het gebruik van centraal dempende stoffen beschreven in de wetenschappelijke literatuur, zoals onrust, agitatie en agressie, maar in dergelijke gevallen is het moeilijk om onderscheid te maken tussen het directe effect van de desbetreffende stof en de onderliggende psychische aandoeningen en/of andere vormen van bias.
Daarnaast is agressie geen verwacht effect bij het gebruik van cannabis, zeker indien dit effect niet eerder is opgetreden bij een niet naïeve gebruiker, wat de verdachten – volgens hun eigen verklaringen over eerder cannabisgebruik – waren. Bij gecombineerde blootstelling aan lean en cannabis is mogelijk sprake van een bijkomend versuffend effect ten opzichte van het gebruik van slechts één van beide producten.
Desgevraagd heeft de toxicoloog ter terechtzitting toegelicht dat ontremming evenmin een te verwachten effect is van het gebruik van lean.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de getoonde agressie het gevolg is geweest van de door de verdachten gebruikte middelen, te weten lean in combinatie met cannabis.
De toxicoloog heeft verder in het rapport van 19 maart 2025 toegelicht dat geheugenverlies niet in de wetenschappelijke literatuur is beschreven als bijwerking van codeïne en/of promethazine.
Geheugenverlies is wel een bekende zeldzame bijwerking van benzodiazepinen, waarbij de kans op geheugenverlies toeneemt bij het gebruik van een hogere dosis van het middel. Ter zitting heeft de toxicoloog daaraan toegevoegd dat, indien iemand als gevolg van het gebruik van benzodiazepinen lijdt aan (gefragmenteerd) geheugenverlies, dit niet betekent dat die persoon op het moment dat er sprake was van een werkzame concentratie in het bloed, niet meer in staat was om afwegingen en/of keuzes te maken dan wel zijn gedrag te bepalen of de gevolgen daarvan te overzien. Dergelijk geheugenverlies leidt dan ook niet tot verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om op grond van het middelengebruik aan de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte te twijfelen.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, acht de rechtbank de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5
Evenmin zijn er omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 3, 4 en 5. De verdachte is dus ook hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

Inleiding
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten poging tot doodslag van slachtoffer [benadeelde partij] .
De verdachte heeft samen met vier medeverdachten zonder enige aanleiding langdurig
en buitensporig geweld gebruikt tegen het weerloze slachtoffer, met zeer ernstig letsel tot gevolg.
Het slachtoffer lag in de nacht van 16 op 17 juli 2024 te slapen in een verlaten pand in Nieuw-Vennep. Hij werd plotseling wakker van stemmen en zag toen vijf jongens om zijn bed staan. Die jongens, te weten de verdachte en de medeverdachten, waren direct bijdehand en verbaal agressief richting hem en na twee minuten sloeg dit plotseling en zonder enige aanleiding om naar fysieke agressie. Zij hebben daarbij meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer gegooid, zoals een voedingseenheid, houten kisten en armaturen van TL-verlichting. Het slachtoffer werd vervolgens door de verdachten tegen het lichaam en/of hoofd getrapt en met voorwerpen, zoals een ijzeren staaf en houten stok dan wel vlaggenstok geslagen, waarbij de verdachten elkaar aanmoedigden, elkaar voorwerpen aangaven en ook ruimte maakten voor elkaar om het slachtoffer toe te takelen. De verdachte heeft een bijdrage aan dit geweld geleverd door, onder meer, een voedingseenheid aan een medeverdachte te geven en hem aan te sporen die op het hoofd van het slachtoffer te gooien, wat de medeverdachte ook deed. Daarnaast heeft hij het slachtoffer met zijn geschoeide voet tegen het hoofd getrapt.
De verdachten hebben dit alles ook nog eens gefilmd met twee telefoons. Het slachtoffer deed al die tijd zichtbaar niks, naar hij heeft verklaard: om de jongens niet uit te dagen. Het slachtoffer heeft slechts geprobeerd het geweld zo veel mogelijk af te weren en te overleven. Hij zat in zijn slaapzak in een hoek van het pand en kon geen kant op. Het geweld werd steeds erger, net als het letsel van het slachtoffer. Ook dat is op de beelden duidelijk zichtbaar.
Toen het slachtoffer uiteindelijk wist op te staan en hij op blote voeten naar buiten vluchtte, is het geweld niet gestopt. De verdachten zijn achter hem aangerend met een stalen pijp en een houten stok. Het slachtoffer werd bij zijn vlucht naar buiten op zijn kaak geslagen, in zijn rug getrapt en er werd geroepen “Vloer die man”. Eenmaal buiten hebben de verdachten het slachtoffer onderuit geschopt en hem, terwijl hij op de grond lag, met de stalen pijp en de houten stok geslagen en hem ook getrapt in zijn gezicht en tegen zijn hoofd en lichaam. Daarbij is geroepen “We gaan hem doodmaken”. Hoewel de verdachte eerder dan de medeverdachten lijkt te zijn gestopt met de geweldpleging, is hij degene geweest die het slachtoffer op zijn kaak heeft geslagen toen hij het pand uit vluchtte en heeft aangemoedigd om het slachtoffer te vloeren, terwijl twee medeverdachten met een ijzeren staaf en een houten stok het slachtoffer achtervolgden.
Het geweld tegen het slachtoffer heeft in totaal ruim dertien minuten geduurd. De verdachten waren zich, gelet op hun uitlatingen over het zichtbaar toenemende letsel van het slachtoffer, bewust van de impact van hun geweldshandelingen en wezen daar ook op, maar dat heeft hen er niet van weerhouden om het geweld voort te zetten. Pas toen een getuige naar de verdachten riep, is het geweld gestopt en zijn zij weggerend. Zij hebben het slachtoffer ernstig gewond achtergelaten. Het is dan ook niet aan het handelen van de verdachten te danken dat het niet nog erger is afgelopen.
Het slachtoffer is met een volledig bebloed hoofd op straat aangetroffen en heeft tien dagen op de trauma-afdeling van het ziekenhuis gelegen. Hij heeft door het geweld ernstig fysiek letsel opgelopen. Hij had een klaplong, acht gebroken ribben, een gebroken jukbeen en oogkasbot, een breuk in het schouderblad en meerdere scheurwonden in zijn gezicht en op zijn hoofd die gehecht moesten worden. Zijn hele lichaam was bont en blauw. Van het meeste fysieke letsel is het slachtoffer goed hersteld, maar nog niet volledig. Ook heeft hij littekens in zijn gezicht en op zijn been overgehouden. Daarnaast heeft het slachtoffer nog altijd last van de psychische gevolgen van het tegen hem gepleegde geweld. Het geweld heeft zowel op hemzelf als op zijn gezin met opgroeiende kinderen een grote impact. Het slachtoffer is nog steeds onder behandeling en ook zijn gezinsleden volgen therapie. Uit de slachtofferverklaring blijkt verder dat het slachtoffer een aantal maanden niet heeft kunnen werken en hulpbehoevend was. Ook durfde het gezin een tijd lang ’s avonds niet naar buiten uit angst de daders tegen te komen. De zoon van het slachtoffer heeft zich een week ziek moeten melden van werk en zijn dochter durft ’s avonds nog altijd niet alleen thuis te komen.
De rechtbank heeft bewondering voor de manier waarop het slachtoffer en zijn echtgenote zich tijdens de zittingsdagen en in de slachtofferverklaring hebben opgesteld richting de verdachten. Zij hebben met hun houding een opening geboden aan de verdachten. De verdachten hebben die kans gegrepen. Zij hebben alle vijf ter zitting en daar buiten hun oprechte excuses aangeboden aan het slachtoffer en zijn echtgenote. Voorts hebben alle vijf de verdachten voorafgaand en gedurende de zittingsdagen de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer, alsook de aanvulling daarop, geheel erkend en betaald. De rechtbank heeft oog voor de verantwoordelijkheid die de verdachten hiermee hebben genomen voor hun daden.
Dat de verdachte heeft verklaard zich niets of slechts delen van de gebeurtenissen te herinneren, weegt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor omtrent het middelengebruik en de nadien getoonde verantwoordelijkheid is overwogen, niet in zijn nadeel mee.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van cannabis in een onverzekerde en ongekeurde personenauto, terwijl hij niet in het bezit was en kon zijn van een geldend rijbewijs gelet op zijn leeftijd. Daarbij heeft de verdachte gevaarlijk en hinderlijk rijgedrag vertoond door onder andere dicht op een ander voertuig te rijden en met hoge snelheid weg te rijden van de politie. Ook heeft hij over het trottoir gereden, omdat hij – in zijn vlucht – moest uitwijken voor een tegemoetkomend voertuig om zo een frontale botsing te voorkomen. Uiteindelijk heeft de politie de verdachte klem gereden om de personenauto tot stilstand te brengen. De verdachte heeft door zijn gevaarlijke rijgedrag geen oog gehad voor de veiligheid van zichzelf, zijn medepassagiers en andere verkeersdeelnemers en heeft zijn eigen belang om weg te komen laten prevaleren. Dat er geen sprake is van slachtoffers is dan ook een gelukkige omstandigheid die niet aan het gedrag van de verdachte te danken is.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 maart 2025 waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor een geweldsdelict veroordeeld is;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 13 maart 2025, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
De Raad heeft geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich inzet voor het verkrijgen en behouden van zinvolle dagbesteding, zoals werk, en medewerking verleent aan coaching van Next St3p of een soortgelijke instantie. Het risico op herhaling wordt ingeschat als laag tot midden. Er worden voornamelijk beschermende factoren gezien bestaande uit gestructureerde dagbesteding en betrokken ouders die zicht en grip op de verdachte hebben. Deze factoren waren ook aanwezig ten tijde van de verdenking en hebben destijds kennelijk onvoldoende kunnen bijdragen aan het maken van de juiste keuzes. Hierbij lijkt een vaardigheidstekort een rol te spelen. Daarnaast is er sprake van ADHD en enkele risicofactoren, waaronder de omgang met leeftijdsgenoten en het middelengebruik. Er is nog onvoldoende zicht op de contacten, houding en weerbaarheid van de verdachte gelet op de beperkte vrijheden die hij heeft vanwege de strakke schorsingsvoorwaarden. De komende periode is het daarom van belang dat hij meer vrijheden krijgt, onder begeleiding van de jeugdreclassering en de hulpverlening. De begeleiding door de coach is van belang voor het leren omgaan met risico’s en het vergroten van zijn vaardigheden. Daarnaast is het van belang dat er aandacht blijft voor wat de verdachte de afgelopen periode heeft meegemaakt, waaronder het voorarrest, aangezien dit een ingrijpende periode is geweest. Een contactverbod met de medeverdachten wordt niet langer noodzakelijk geacht, voornamelijk niet met de medeverdachte, tevens neef, [medeverdachte] , nu de betrokken instanties voor hun dynamiek en gezamenlijke beïnvloedbaarheid aandacht hebben. De Raad acht het niet in het belang van de verdachte om terug te keren naar de JJI, omdat dit zijn motivatie negatief kan beïnvloeden en de kans op herhaling vergroot.
De Raad heeft zijn advies ter zitting als volgt aangevuld en nader toegelicht. Het is moeilijk gebleken om het risico op herhaling in te schatten, mede omdat het niet is gelukt met de verdachte in gesprek te gaan over het geweldsfeit nu hij zich dit niet meer (goed) kan herinneren. De reden hiervan is onduidelijk, maar het zou mogelijk een traumareactie kunnen zijn. Hier kan mogelijk na de zitting behandeling voor gestart worden bij De Waag, gericht op diagnostiek en delictbespreking. De Raad adviseert daarom om dit als aanvullende bijzondere voorwaarde op te nemen. Daarnaast is het voortzetten van de begeleiding door de coach van belang, omdat de verdachte kwetsbaar, impulsief en beïnvloedbaar is.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in het advies van de Raad en de ter zitting aangevulde voorwaarde gericht op behandeling bij De Waag. Het is voor de jeugdreclassering lastig gebleken om doelen te formuleren omdat de verdachte zich het feit niet meer goed kan herinneren. Hopelijk ervaart hij na de zitting meer rust en ruimte, zodat er opnieuw een delictbespreking kan plaatsvinden en gekeken kan worden of er mogelijk sprake is van een trauma. De afgelopen periode zijn er wel positieve stappen gezet. Zo houdt de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden. Hij heeft inmiddels vrijstelling gekregen van de leerplicht voor het volgen van onderwijs en hij heeft een bijbaan. Daarom is er inmiddels ook gestart met het afbouwen van de avondklok. Ook is gestart met het opbouwen van contact met zijn neef, de medeverdachte [medeverdachte] . De contactmomenten vinden plaats in het bijzijn van de coaches. Zowel de afbouw van de avondklok als de opbouw van het contact verloopt goed.
Conclusie
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, te weten poging tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit
.De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de verdachte een zinvolle dagbesteding heeft, zoals werk en/of stage, en mee blijft werken aan de hulpverlening van een coach van Next St3p, of een soortgelijke instantie, gericht op middelengebruik, impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en risicovolle contacten. Ook vindt de rechtbank het van belang dat de onder de schorsingsvoorwaarden geldende avondklok in een periode van drie maanden wordt afgebouwd, naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de jeugddetentie worden verbonden.
De rechtbank ziet – anders dan de Raad en de jeugdreclassering – geen aanleiding om behandeling bij De Waag gericht op diagnostiek en delictbespreking als bijzondere voorwaarde op te leggen, nu onvoldoende is gebleken dat deze behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de verdachte naast de (deels voorwaardelijke) jeugddetentie nog een werkstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist, nu dit naar het oordeel van de rechtbank geen pedagogische meerwaarde heeft. Het is van belang dat de verdachte zich richt op werk en de begeleiding door de coach en de jeugdreclassering.

7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Ten aanzien van 15/231980-24
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de telefoon (goednummer [goednummer] ), dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van 15/325170-24
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto met kenteken [kenteken] (goednummer: [goednummer] ), dient te worden teruggegeven aan [rechthebbende eigenaar] , geboren op [geboortedatum] , aangezien zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Hoewel de bewezenverklaarde feiten onder 3, 4 en 5 met het voornoemde voorwerp zijn begaan, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de rechthebbende eigenaar wetenschap had van het gebruik van het voorwerp door de verdachte of dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, waardoor het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. De verdachte heeft op 7 juli 2024 onder invloed in een onverzekerde en ongekeurde personenauto gereden en gevaarlijk rijgedrag vertoond, terwijl hij nog niet over een geldig rijbewijs kon beschikken gelet op zijn leeftijd. De verdachte heeft hiermee geen oog gehad voor de veiligheid van verkeersdeelnemers en overige omstanders.
De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77r, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 5, 8, 110, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat onder 1 primair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
driehonderd (300) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot honderdvijfenzestig (156) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm van werk en/of stage;
  • zal meewerken aan begeleiding van een coach van Next St3p, of een soortgelijke instantie, gericht op middelengebruik, impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en risicovolle contacten;
  • zich gedurende drie maanden zal houden aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks tussen 19.00 uur en 07.00 uur thuis zal zijn op het adres [adres] , waarbij slechts met toestemming van de jeugdreclassering incidenteel van de avondklok kan worden afgeweken en waarbij de avondklok binnen drie maanden zal worden afgebouwd naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Diakenhuisweg 19, 2033 AP te Haarlem, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1 stk GSM (goednummer [goednummer] ).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende eigenaar, te weten [rechthebbende eigenaar] , geboren op [geboortedatum] , van:
1 stk personenauto met kenteken [kenteken] (goednummer: [goednummer] ).
Veroordeelt de verdachte ter zake van de onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
één (1) maand.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter,
mr. S. Ok en mr. S.J. Riem, rechters, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A. Fröberg en mr. K.D. Warmerdam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2025.