ECLI:NL:RBNHO:2025:4309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
15/232109-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet, gebruik van middelen leidt niet tot verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in Haarlem, met parketnummer 15/232109-24. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 17 juli 2024 in Nieuw-Vennep een ernstig geweldsdelict heeft gepleegd tegen een weerloos slachtoffer. Het slachtoffer werd langdurig en met buitensporig geweld aangevallen, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel, waaronder een klaplong en meerdere gebroken ribben. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer hadden, ondanks hun verklaring dat ze zich weinig konden herinneren van de gebeurtenissen door het gebruik van het middel 'lean' in combinatie met cannabis. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van deze middelen niet leidde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 221 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en onder bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van begeleiding en het naleven van een avondklok. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer en zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/232109-24
Uitspraakdatum: 18 april 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 24, 25 en 27 maart 2025 en 4 april 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie, [officier van justitie] , dat ertoe strekt dat de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte hiervoor zal veroordelen tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 221 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), alsmede tot een werkstraf van 180 uur. De officier van justitie heeft verder gevorderd de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken en de onder de verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren;
- hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht, inhoudende dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden en dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Verder heeft de raadsman bepleit de verdachte een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel niet hoger is dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met diverse strafmatigende omstandigheden, waaronder de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de jeugdige leeftijd van de verdachte, de proceshouding van de verdachte, het lage recidiverisico, de duur en impact van het voorarrest en het feit dat de verdachte een first offender is, die zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de schoringsvoorwaarden heeft gehouden. De raadsman heeft daarbij verzocht om de verdachte niet aan te rekenen dat hij geen (volledige) openheid van zaken heeft gegeven, omdat de kans reëel is dat de verdachte zich het voorval niet kan herinneren vanwege het gebruik van middelen voorafgaand aan het ten laste gelegde, zoals hij heeft verklaard.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid, en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte long en/of acht, in elk geval een of meer gebroken ribben en/of een breuk in het [linker]schouderblad en/of een breuk in het [linker] oogkasbot en/of een of meerdere scheur/snijwonden] in het gezicht/op het hoofd [welke [een] blijvend ontsierend litteken[s] tengevolge heeft/hebben gehad], heeft toegebracht door
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen/schoppen/trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid en/of
- die [benadeelde partij] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde partij] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen in het gezicht/tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen/slaan/stompen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte, alleen of gezamenlijk met een of meer medeverdachte(n), zich (al dan niet met geweld) de telefoon van de aangever wederrechtelijk heeft willen toe-eigenen.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet komen vast te staan dat de schoenen van de aangever zijn gestolen.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van
het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden
opgenomen.
3.3.
Bewijsmotivering feit 1 primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat de verdachten ‘vol’ opzet hebben gehad op de dood van aangever [benadeelde partij] . Vraag is of de verdachten daarop voorwaardelijk opzet hebben gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de aangever – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier – in het bijzonder de processen-verbaal van uitwerking van de videobeelden – en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte en de vier medeverdachten gezamenlijk fors geweld hebben toegepast tegen de aangever gedurende circa dertien minuten. Zij hebben hem daarbij meermalen met kracht in zijn gezicht, tegen het hoofd en lichaam geslagen en getrapt met geschoeide voeten, en zij hebben hem met harde voorwerpen (zoals een ijzeren staaf) geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, ook toen hij op de grond lag, en meerdere zware voorwerpen tegen zijn hoofd en lichaam gegooid (zoals een voedingseenheid). Gelet op de duur, de aard en de intensiteit van het gepleegde geweld, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten met hun gedragingen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. Dit geldt temeer nu uit de beelden is gebleken dat de ernst en de gevolgen van het geweld de verdachten kennelijk niet zijn ontgaan en zij de geweldshandelingen desondanks zijn blijven voortzetten. Zo heeft één van de verdachten gedurende het geweld in het pand, toen de aangever een flink bloedende wond op zijn hoofd had, geroepen: “Kijk naar zijn kop. Beter laten we hem nu.” en even later: “Kijk naar z’n kop. Dit gaat te ver.” Vervolgens heeft een verdachte geroepen: “Hij gaat hier dood. Hij gaat ‘m dood maken.” Op de beelden is ook duidelijk te zien dat niet alleen het geweld in ernst toeneemt, maar ook het letsel van de aangever. Daarbij komt de verklaring van een getuige dat tijdens het geweld buiten op straat is geroepen: “We gaan jou doodmaken.”
De rechtbank acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachten het voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van de aangever en zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot doodslag.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij] meermalen met kracht met een ijzeren staaf en een houten stok en/of een vlaggenmast, tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en
- meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegooid en
- die [benadeelde partij] , ook terwijl deze op de grond lag, meermalen in het gezicht, tegen het hoofd en het lichaam heeft getrapt en geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte en de medeverdachten hebben verklaard dat zij zich niets of slechts flarden kunnen herinneren van het bewezenverklaarde feit, dat zij zichzelf niet waren en dat zij zich niet bewust waren van hun handelingen, omdat zij onder invloed waren van een middel met de naam lean in combinatie met cannabis.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachten gedurende de avond voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit een middel hebben gebruikt dat zij hadden gekocht onder de naam lean (hierna te noemen: lean), in combinatie met cannabis.
De fles lean die ter plaatse is aangetroffen, is niet onderzocht door de politie omdat het te weinig vloeistof zou bevatten. Daarmee is niet komen vast te staan wat de werkzame stof(fen) was/waren in de desbetreffende lean.
Op verzoek van de verdediging heeft toxicologisch onderzoek in het haar van de verdachten plaatsgevonden. In het rapport ‘Toxicologisch onderzoek in het hoofdhaar van diverse verdachten en aanvullend toxicologisch consult’ van 19 maart 2025 (hierna: het rapport van 19 maart 2025) staat dat er geen geneesmiddelen en/of drugs zijn aangetroffen in de haren van de verdachten. De aanwezigheid van THC was daarbij niet onderzocht. Ook op basis van het toxicologisch onderzoek kan daarom niet worden vastgesteld welke werkzame stof(fen) de lean die de verdachten hadden gedronken bevatte. Blijkens het rapport van 19 maart 2025 sluit deze uitkomst een incidentele blootstelling aan stoffen in de periode waarop het uitgevoerde haaronderzoek betrekking heeft echter niet uit.
De forensisch toxicoloog, [de toxicoloog] (hierna: de toxicoloog), heeft in het rapport van 19 maart 2025, het rapport ‘Toxicologisch consult’ van 1 november 2024 (hierna: het rapport van 1 november 2024) en als deskundige ter zitting vooropgesteld dat het onmogelijk is om een uitspraak te doen over de effecten die door de desbetreffende blootstelling kunnen optreden nu er geen duidelijkheid is verkregen over welke stof(fen) dit mogelijk betreft. Wel heeft hij een algemene toelichting gegeven op het middel lean, de mogelijk werkzame stoffen in dit middel en het effect van die werkzame stoffen.
De toxicoloog heeft onder meer in het rapport van 1 november 2024 toegelicht dat de naam lean oorspronkelijk werd gegeven aan een mengsel van frisdrank met een hoestsiroop die de stoffen codeïne en promethazine bevat. Inmiddels wordt een grote verscheidenheid aan (dempende) stoffen, waaronder (designer) benzodiazepinen, verhandeld onder de naam lean.
Volgens de toxicoloog is er geen wettenschappelijk bewijs voor een relatie tussen het gebruik van codeïne en/of promethazine en agressie. Doorgaans zal lean (ook in hogere doseringen) juist een kalmerende werking hebben. Promethazine is, evenals benzodiazepinen, geregistreerd als kalmerend geneesmiddel voor de therapeutische behandeling van onrust en agitatie. Wel is er zwak wetenschappelijk bewijs voor een matige relatie tussen het gebruik van benzodiazepinen en agressie. In zeldzame gevallen zijn tegengestelde effecten na het gebruik van centraal dempende stoffen beschreven in de wetenschappelijke literatuur, zoals onrust, agitatie en agressie, maar in dergelijke gevallen is het moeilijk om onderscheid te maken tussen het directe effect van de desbetreffende stof en de onderliggende psychische aandoeningen en/of andere vormen van bias.
Daarnaast is agressie geen verwacht effect bij het gebruik van cannabis, zeker indien dit effect niet eerder is opgetreden bij een niet naïeve gebruiker, wat de verdachten – volgens hun eigen verklaringen over eerder cannabisgebruik – waren. Bij gecombineerde blootstelling aan lean en cannabis is mogelijk sprake van een bijkomend versuffend effect ten opzichte van het gebruik van slechts één van beide producten.
Desgevraagd heeft de toxicoloog ter terechtzitting toegelicht dat ontremming evenmin een te verwachten effect is van het gebruik van lean.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de getoonde agressie het gevolg is geweest van de door de verdachten gebruikte middelen, te weten lean in combinatie met cannabis.
De toxicoloog heeft verder in het rapport van 19 maart 2025 toegelicht dat geheugenverlies niet in de wetenschappelijke literatuur is beschreven als bijwerking van codeïne en/of promethazine.
Geheugenverlies is wel een bekende zeldzame bijwerking van benzodiazepinen, waarbij de kans op geheugenverlies toeneemt bij het gebruik van een hogere dosis van het middel. Ter zitting heeft de toxicoloog daaraan toegevoegd dat, indien iemand als gevolg van het gebruik van benzodiazepinen lijdt aan (gefragmenteerd) geheugenverlies, dit niet betekent dat die persoon op het moment dat er sprake was van een werkzame concentratie in het bloed, niet meer in staat was om afwegingen en/of keuzes te maken dan wel zijn gedrag te bepalen of de gevolgen daarvan te overzien. Dergelijk geheugenverlies leidt dan ook niet tot verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om op grond van het middelengebruik aan de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte te twijfelen.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, acht de rechtbank de verdachte strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

Inleiding
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten poging tot doodslag van slachtoffer [benadeelde partij] .
De verdachte heeft samen met vier medeverdachten zonder enige aanleiding langdurig
en buitensporig geweld gebruikt tegen het weerloze slachtoffer, met zeer ernstig letsel tot gevolg.
Het slachtoffer lag in de nacht van 16 op 17 juli 2024 te slapen in een verlaten pand in Nieuw-Vennep. Hij werd plotseling wakker van stemmen en zag toen vijf jongens om zijn bed staan. Die jongens, te weten de verdachte en de medeverdachten, waren direct bijdehand en verbaal agressief richting hem en na twee minuten sloeg dit plotseling en zonder enige aanleiding om naar fysieke agressie. Zij hebben daarbij meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer gegooid, zoals een voedingseenheid, houten kisten en armaturen van TL-verlichting. Het slachtoffer werd vervolgens door de verdachten tegen het lichaam en/of hoofd getrapt en met voorwerpen, zoals een ijzeren staaf en houten stok dan wel vlaggenstok geslagen, waarbij de verdachten elkaar aanmoedigden, elkaar voorwerpen aangaven en ook ruimte maakten voor elkaar om het slachtoffer toe te takelen. De verdachte heeft een bijdrage aan dit geweld geleverd door, onder meer, het slachtoffer meerdere keren met een metaalkleurige staaf te slaan, meermaals tegen het lichaam en hoofd van het slachtoffer te trappen en een voedingseenheid naar het slachtoffer te gooien.
De verdachten hebben dit alles ook nog eens gefilmd met twee telefoons. Het slachtoffer deed al die tijd zichtbaar niks, naar hij heeft verklaard: om de jongens niet uit te dagen. Het slachtoffer heeft slechts geprobeerd het geweld zo veel mogelijk af te weren en te overleven. Hij zat in zijn slaapzak in een hoek van het pand en kon geen kant op. Het geweld werd steeds erger, net als het letsel van het slachtoffer. Ook dat is op de beelden duidelijk zichtbaar.
Toen het slachtoffer uiteindelijk wist op te staan en hij op blote voeten naar buiten vluchtte, is het geweld niet gestopt. De verdachten zijn achter hem aangerend met een stalen pijp en een houten stok. Het slachtoffer werd bij zijn vlucht naar buiten op zijn kaak geslagen, in zijn rug getrapt en er werd geroepen “Vloer die man”. Eenmaal buiten hebben de verdachten het slachtoffer onderuit geschopt en hem, terwijl hij op de grond lag, met de stalen pijp en de houten stok geslagen en hem ook getrapt in zijn gezicht en tegen zijn hoofd en lichaam. Daarbij is geroepen “We gaan hem doodmaken”. De verdachte is buiten degene geweest die het slachtoffer meermaals met een ijzeren staaf op het hoofd en lichaam heeft geslagen terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Volgens een getuige duurde dit ongeveer een minuut.
Het geweld tegen het slachtoffer heeft in totaal ruim dertien minuten geduurd. De verdachten waren zich, gelet op hun uitlatingen over het zichtbaar toenemende letsel van het slachtoffer, bewust van de impact van hun geweldshandelingen en wezen daar ook op, maar dat heeft hen er niet van weerhouden om het geweld voort te zetten. Pas toen een getuige naar de verdachten riep, is het geweld gestopt en zijn zij weggerend. Zij hebben het slachtoffer ernstig gewond achtergelaten. Het is dan ook niet aan het handelen van de verdachten te danken dat het niet nog erger is afgelopen.
Het slachtoffer is met een volledig bebloed hoofd op straat aangetroffen en heeft tien dagen op de trauma-afdeling van het ziekenhuis gelegen. Hij heeft door het geweld ernstig fysiek letsel opgelopen. Hij had een klaplong, acht gebroken ribben, een gebroken jukbeen en oogkasbot, een breuk in het schouderblad en meerdere scheurwonden in zijn gezicht en op zijn hoofd die gehecht moesten worden. Zijn hele lichaam was bont en blauw. Van het meeste fysieke letsel is het slachtoffer goed hersteld, maar nog niet volledig. Ook heeft hij littekens in zijn gezicht en op zijn been overgehouden. Daarnaast heeft het slachtoffer nog altijd last van de psychische gevolgen van het tegen hem gepleegde geweld. Het geweld heeft zowel op hemzelf als op zijn gezin met opgroeiende kinderen een grote impact. Het slachtoffer is nog steeds onder behandeling en ook zijn gezinsleden volgen therapie. Uit de slachtofferverklaring blijkt verder dat het slachtoffer een aantal maanden niet heeft kunnen werken en hulpbehoevend was. Ook durfde het gezin een tijd lang ’s avonds niet naar buiten uit angst de daders tegen te komen. De zoon van het slachtoffer heeft zich een week ziek moeten melden van werk en zijn dochter durft ’s avonds nog altijd niet alleen thuis te komen.
De rechtbank heeft bewondering voor de manier waarop het slachtoffer en zijn echtgenote zich tijdens de zittingsdagen en in de slachtofferverklaring hebben opgesteld richting de verdachten. Zij hebben met hun houding een opening geboden aan de verdachten. De verdachten hebben die kans gegrepen. Zij hebben alle vijf ter zitting en daar buiten hun oprechte excuses aangeboden aan het slachtoffer en zijn echtgenote. Voorts hebben alle vijf de verdachten voorafgaand en gedurende de zittingsdagen de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer, alsook de aanvulling daarop, geheel erkend en betaald. De rechtbank heeft oog voor de verantwoordelijkheid die de verdachten hiermee hebben genomen voor hun daden.
Dat de verdachte heeft verklaard zich niets of slechts delen van de gebeurtenissen te herinneren, weegt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor omtrent het middelengebruik en de nadien getoonde verantwoordelijkheid is overwogen, niet in zijn nadeel mee.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 februari 2025 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 13 maart 2025, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
De Raad heeft daarin geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich inzet voor het verkrijgen en behouden van passende dagbesteding (waaronder werk), en meewerkt aan coaching van Next St3p. Uit het raadsonderzoek komt verder naar voren dat er sprake is van diverse beschermingsfactoren, die overigens ook aanwezig waren op 17 juli 2024 (pleegdatum) maar hem niet hebben weerhouden van het delictgedrag. Zo heeft de verdachte een goede band met zijn (betrokken) ouders en gaat hij naar school. Daarnaast is de afgelopen periode gebleken dat hij zich goed aan de strakke schorsingsvoorwaarden houdt, gestopt is met blowen en positieve sociale contacten lijkt te hebben. De positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt is echter nog pril. Om de op laag beoordeelde kans op herhaling verder te verkleinen is het volgens de Raad van belang dat hij gefaseerd meer vrijheden krijgt, zijn dagbesteding voortzet en met behulp van de hulpverlening zijn leven oppakt. De Raad heeft er daarbij rekening mee gehouden dat de verdachte vijf maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten, wat ingrijpend voor hem is geweest. Het is daarom van belang dat hij ruimte krijgt om wat hij heeft meegemaakt te verwerken, al dan niet met behulp van de coach. Het is niet in zijn belang om terug te keren naar de JJI omdat dit zijn dagbesteding en coaching doorbreekt, wat de kans op herhaling vergroot.
De Raad heeft zijn advies ter zitting als volgt aangevuld en nader toegelicht. Het is onduidelijk of de positieve ontwikkelingen komen door het strakke schorsingskader of omdat de verdachte veel heeft geleerd. Het is daarom van belang de avondklok niet meteen op te heffen, maar onder regie van de jeugdreclassering binnen drie maanden af te bouwen en dit als bijzondere voorwaarde op te leggen, zodat hij gefaseerd meer vrijheden krijgt. Daarnaast heeft de verdachte aangegeven zich nauwelijks meer iets te kunnen herinneren van het incident, wat kan voortkomen uit een trauma dat hij mogelijk heeft opgelopen door het gepleegde geweld op 17 juli 2024. De Raad heeft evenwel niet om een aanvullende behandeling als bijzondere voorwaarde verzocht, omdat de coach hem hierbij zou kunnen helpen en omdat de ouders in staat worden geacht om, indien nodig, behandeling voor de verdachte te organiseren. Een verlenging van het contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten wordt ook niet noodzakelijk geacht.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een positieve ontwikkeling. Zowel de ouders als de verdachte werken goed mee aan de voorwaarden en zij zijn goed in contact met de jeugdreclassering. Er zijn momenteel geen signalen dat er bij de verdachte sprake is van cannabisgebruik, waardoor er ook geen aanleiding is geweest voor een drugscontrole.
Conclusie
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, te weten poging tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit
.De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de verdachte onderwijs volgt of een andere vorm van een zinvolle dagbesteding heeft, zoals werk en/of stage, en mee blijft werken aan de hulpverlening van een coach van Next St3p of een soortgelijke instantie, gericht op delictbespreking, weerbaarheid, impulsiviteit, het maken van juiste keuzes en het verwerken van gebeurtenissen. Ook vindt de rechtbank het van belang dat de onder de schorsingsvoorwaarden geldende avondklok in een periode van drie maanden wordt afgebouwd, naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de jeugddetentie worden verbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte daarnaast nog een werkstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist, nu dit naar het oordeel van de rechtbank geen pedagogische meerwaarde heeft. Het is van belang dat de verdachte zich volledig kan richten op school, werk en de begeleiding door de coach en de jeugdreclassering

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de telefoon (goednummer [goednummer] ), dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerp aan de verdachte toebehoort en dat er voldoende relatie is tussen het voorwerp en het bewezenverklaarde feit, nu het bewezenverklaarde feit met de telefoon is gefilmd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
driehonderdvijfenzestig (365) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot tweehonderdeneenentwintig (221) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm van school en/of stage en/of werk;
  • zal meewerken aan begeleiding van een coach van Next St3p, of een soortgelijke instantie, gericht op delictbespreking, weerbaarheid, impulsiviteit, het maken van juiste keuzes en het verwerken van gebeurtenissen;
  • zich gedurende drie maanden zal houden aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks tussen 19.00 uur en 07.00 uur thuis zal zijn op het adres [adres] , waarbij slechts met toestemming van de jeugdreclassering incidenteel van de avondklok kan worden afgeweken en waarbij de avondklok binnen drie maanden zal worden afgebouwd naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Diakenhuisweg 19, 2033 AP te Haarlem, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1 stk GSM (goednummer [goednummer] ).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter,
mr. S. Ok en mr. S.J. Riem, rechters, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A. Fröberg en mr. K.D. Warmerdam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2025.