ECLI:NL:RBNHO:2025:4284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
25/1520
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit van de gemeente Haarlem

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld dat is ingediend door een verzoeker tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Het verkeersbesluit betreft diverse verkeersmaatregelen op en rond een specifieke straat in de gemeente. De verzoeker is het niet eens met dit besluit en vraagt om een voorlopige voorziening, waarbij hij verschillende gronden aanvoert. De voorzieningenrechter moet beoordelen of het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, waarbij zij kijkt naar de kans van slagen van het bezwaar van de verzoeker.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en legt uit dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De voorzieningenrechter concludeert dat het verkeersbesluit bevoegd is genomen en voldoet aan de wettelijke eisen. De verzoeker heeft geen deskundig tegenadvies ingebracht dat de stellingen van het college zou weerleggen. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college een ruime beoordelingsmarge heeft bij het nemen van verkeersbesluiten en dat er geen strijdigheid met wettelijke voorschriften is aangetoond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een deskundige te benoemen of een descente ter plaatse af, omdat er eerst een volledige heroverweging in bezwaar moet plaatsvinden. De uitspraak is gedaan op 22 april 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1520

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, het college
(gemachtigde: B. Hoos).

Samenvatting

1.1
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een door het college genomen verkeersbesluit met betrekking tot diverse verkeersmaatregelen op en rond [straatnaam] in [plaats] . Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.2
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1
Met het bestreden besluit van 20 februari 2025 heeft een door het college genomen verkeersbesluit met betrekking tot diverse verkeersmaatregelen op en rond [straatnaam] in [plaats]
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang3.1 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn spoedeisend belang is gelegen in het feit dat de werkzaamheden op 17 maart 2025 zijn aangevangen, zoals staat aangegeven in de brief van de procesmanager die verzoeker op 10 maart heeft ontvangen. Ook is zijn spoedeisend belang gelegen in het feit dat de rijrichtingwijziging een directe en negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid.
3.2
De werkzaamheden en het resultaat daarvan zijn strik genomen niet onomkeerbaar. Tegen de tijd dat de beslissing op bezwaar is genomen zullen de werkzaamheden wel al in een vergevorderd stadium zijn, zo heeft het college ook ter zitting bevestigd. Daarom en ook om proceseconomische redenen ziet de rechtbank aanleiding het spoedeisend belang wel aan te nemen.
Is het besluit bevoegd genomen?
4.1
Verzoeker stelt dat het verkeersbesluit onbevoegd is genomen. In de overwegingen van het besluit staat dat de mandatering van het college via de afdeling BBOR is ondergemandateerd aan de teammanager beleid openbare ruimte, maar het verkeersbesluit is ondertekend door de teammanager bereikbaarheid.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat hetgeen verzoeker hiervoor over deze overweging in het verkeersbesluit naar voren brengt klopt. De Teammanager bereikbaarheid die het besluit heeft ondertekend is echter volgens het Besluit inzake ondermandatering van de afdeling BBOR de juiste bevoegde. Dat in de overwegingen de verkeerde functie vermeld staat kan in dit verzoek om een voorlopige voorziening daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit. Bovendien kan dit in de beslissing op bezwaar nog hersteld worden.
Voldoet het verkeersbesluit aan de eisen die daaraan gesteld worden?5.1 Verzoeker voert aan dat het verkeersbesluit de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de wijk verslechterd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de maatregel dat trottoirs worden verwijderd dan wel versmald en dat er geen zebrapaden worden ontwikkeld. Er wordt geen rekening gehouden met voetgangers, terwijl de gemeente de voetganger in haar beleid wel op de eerste plek zet. De kruispunten die nieuw worden ingericht zijn onveilig. Auto’s moeten nu verder omrijden, hetgeen niet duurzaam is, slecht voor het milieu en verkeersonveilig. Er zijn geen verkeerskundige rapporten of onderbouwingen die de stelling van het college dat de nieuwe rijrichting verkeersvriendelijker en veiliger zou zijn. Het omdraaien van de rijrichting mist elke steun van de wijkbewoners en vormt naast de vergrote onveiligheid van de voetgangers het zwaartepunt van het bezwaar. Verzoeker verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen om de situatie te beoordelen en verzoekt de voorzieningenrechter om een descente ter plaatse.
5.2
Het college stelt zich op het standpunt het verkeersbesluit juist is genomen vanuit het oogpunt van verbetering van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de gemeente. Een verkeersadviseur van de politie heeft het verkeersbesluit getoetst op basis van handhaafbaarheid, juridische juistheid en verkeersveiligheid en heeft aangegeven akkoord te zijn. Verzoeker heeft geen deskundig tegenadvies ingebracht waaruit blijkt dat er sprake zal zijn van verkeersonveilige situaties, door de uitvoering van het verkeersbesluit.
5.3 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) komt een college van burgemeester en wethouders bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe bij de uitleg van de begrippen “veiligheid op de weg”, “bruikbaarheid (van de weg)” en “vrijheid van het verkeer”. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en slechts moeten toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het college niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. [1] Van strijdigheid met wettelijke voorschriften of een zeer onevenwichtige afweging van de betrokken belangen is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
5.3.1
Aan het verkeersbesluit ligt onder meer een ontwerpnotitie van deskundigenbureau [naam deskundigenbureau] van 14 mei 2024 ten grondslag, en het verkeersbesluit wordt onderschreven door het advies van de verkeersadviseur van de politie. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat hoewel het college niet aan een deskundigenadvies is gebonden, hij aan een dergelijk advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Het volgen van dat advies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders, indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan de betreffende beslissing ten grondslag had mogen leggen. [2] Verzoeker heeft geen tegenrapport overgelegd. Verzoeker heeft een aantal onvolkomenheden in de besluitvorming ontdekt, maar deze fouten zijn door het college erkend en hersteld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn deze fouten niet van zodanige aard dat dit voorgaande anders maakt. Het college mocht zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter baseren op de ontwerpnotitie van [naam deskundigenbureau] en het advies van de verkeersadviseur van de politie. De voorzieningenrechter ziet vanwege voorgaande ook geen reden om een deskundige te benoemen dan wel een descente af te leggen. Bovendien moet er eerst nog een volledige heroverweging in bezwaar plaatsvinden.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 12 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7109 en van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2451.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:61