ECLI:NL:RVS:2012:BX7109

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109103/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verkeersbesluit tot opheffing doelgroepenstrook en instellen venstertijden voor landbouwverkeer op de N302

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een verkeersbesluit van 20 oktober 2009, waarbij de colleges van gedeputeerde staten van Gelderland en Flevoland hebben besloten tot het opheffen van een doelgroepenstrook en het instellen van venstertijden voor landbouwverkeer op de N302. Dit besluit is genomen in het kader van het landelijke Duurzaam Veilig beleid en heeft als doel de verkeersveiligheid te waarborgen en de doorstroming van het verkeer te verbeteren. De appellant, die afhankelijk is van zijn loonbedrijf en dagelijks landbouwvoertuigen gebruikt op de N302, stelt dat hij onevenredig in zijn belangen is getroffen door dit besluit. Hij voert aan dat het hem onmogelijk maakt om zijn klanten aan beide zijden van het Veluwemeer te bedienen, wat leidt tot buitenproportionele schade.

De rechtbank Arnhem heeft in haar uitspraak van 7 juli 2011 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juli 2012 behandeld. De rechters hebben overwogen dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt en dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij de toetsing van dergelijke besluiten. De Afdeling heeft vastgesteld dat de colleges voldoende onderzoek hebben gedaan naar alternatieven voor het landbouwverkeer en dat de belangen van de landbouwsector zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het verkeersbesluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften en dat er geen sprake is van een onevenwichtige afweging van de betrokken belangen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 12 september 2012.

Uitspraak

201109103/1/A3.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 juli 2011 in zaken nrs. 10/3159 en 10/3161 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland en het college van gedeputeerde staten van Flevoland.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2009 hebben de colleges, voor zover thans van belang, besloten tot het opheffen van een doelgroepenstrook en het instellen van venstertijden voor landbouwverkeer op de N302 tussen de turborotonde Knardijk/Harderdijk in de provincie Flevoland en het kruispunt Ceintuurbaan-Leuvenumseweg te Harderwijk in de provincie Gelderland (hierna: verkeersbesluit).
Bij separate besluiten van 15 juli 2010 hebben de colleges het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2011 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De colleges hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. H. Smit, werkzaam bij Van Deutekom B.V. en de colleges, vertegenwoordigd door mr. G. Jacobse en ing. H. Willekes, beiden werkzaam bij de provincie Gelderland, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
2.    Met het in bezwaar gehandhaafde verkeersbesluit wordt uitvoering gegeven aan het landelijke Duurzaam Veilig beleid, dat is opgenomen in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2 van de provincie Gelderland. Hierin is de N302 gekarakteriseerd als weg met gebiedsontsluitende functie type I, te weten een weg met 2x2 rijstroken zonder doelgroepstroken. Op een dergelijke weg is landbouwverkeer in principe niet toegestaan.
Het verkeersbesluit strekt ertoe voormeld gedeelte van de N302, te weten ter hoogte van het aquaduct, overeenkomstig genoemd beleid aan te passen. Evenwel wordt gebruik van de N302 ten behoeve van landbouwverkeer buiten venstertijden toegestaan. Aan het verkeersbesluit is ten grondslag gelegd het belang bij het verzekeren en mogelijk verbeteren van de verkeersveiligheid en het waarborgen van de vrijheid van het verkeer door goede doorstroming en afwikkeling. Voorts is in dit verkeersbesluit vermeld dat bedrijven die als gevolg hiervan aantoonbare schade ondervinden, in aanmerking komen voor nadeelcompensatie.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij door het verkeersbesluit onevenredig in zijn belangen is getroffen. Hiertoe voert hij aan dat hij voor zijn gezinsinkomen volledig afhankelijk is van zijn loonbedrijf. Hij maakt dagelijks met landbouwvoertuigen gebruik van het gedeelte van de N302 waarop het verkeerbesluit ziet, teneinde alle klanten te bedienen die hij aan beide zijden van het Veluwemeer heeft. Door het verkeersbesluit zal dit gedurende de venstertijden niet meer mogelijk zijn, waardoor hij buitenproportionele schade zal leiden. Ter toelichting van zijn betoog verwijst hij naar het rapport "Topsector Agro&Food; 'Agro&Food: de Nederlandse groeidiamant" van juni 2011. Voorts heeft niet voldoende onderzoek plaatsgevonden en dient in overleg te worden gezocht naar minder belastende, alternatieve maatregelen dan wel dient te worden afgezien van het instellen van venstertijden. Dit gaat niet ten koste van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Gebleken is dat in vergelijkbare situaties, zoals bij de Kiltunnel, landbouwverkeer wel wordt toegestaan, aldus [appellant].
3.1.    De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Afdeling, terecht overwogen dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
3.2.    Zoals vermeld in overweging 2.2 is op een weg met een gebiedsontsluitende functie type I landbouwverkeer in principe niet toegestaan. Niettemin hebben de colleges uitgebreid onderzoek gedaan naar alternatieven voor het landbouwverkeer op de N302. In een rapport van 4 april 2007, genaamd "Reconstructie N302 Harderwijk (A28) - Flevoland, Oplossingsrichtingen voor het landbouwverkeer", aangevuld met de notitie "Reconstructie N302 Harderwijk (A28) - Flevoland, provinciaal standpunt m.b.t. landbouwverkeer N302 (aquaduct)" van 3 september 2007 en een memo van 6 oktober 2008 van de provincie Gelderland zijn alternatieven in beeld gebracht en beoordeeld. Deze documenten zijn onder meer opgesteld naar aanleiding van verrichte simulaties en overleggen tussen gemeentes en met belangenorganisaties. Hierin zijn mede de door [appellant] bedoelde en genoemde vergelijkbare situaties betrokken. Uiteindelijk is aan de hand hiervan vastgesteld dat het in het verkeersbesluit opgenomen alternatief de voorkeur verdient, gelet op de in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen. Er is aldus rekening gehouden met verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling, uniformiteit en handhaving, evenals met een doelmatig gebruik van de infrastructuur en praktische overwegingen. Voorts heeft de korpschef van politie Noord- en Oost-Gelderland op 12 november 2009 positief geadviseerd.
Uit het voorgaande volgt dat de belangen van de landbouwsector, waaronder die van [appellant], zijn meegewogen in de besluitvorming. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de colleges in het verkeersbesluit hebben opgenomen dat bedrijven die als gevolg hiervan aantoonbare schade ondervinden, hiervoor worden gecompenseerd. Hiertoe wordt een nadeelcompensatieregeling opgesteld. Overigens is ter zitting door de colleges erkend dat [appellant] door het verkeersbesluit meer wordt benadeeld dan andere belanghebbenden, hetgeen een gegeven is bij een beroep van [appellant] op de nadeelcompensatieregeling.
Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het verkeersbesluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften. Voorts heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat een onevenwichtige afweging van de betrokken belangen heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de colleges, gegeven de hun toekomende ruime beoordelingsmarge, in redelijkheid het verkeersbesluit hebben kunnen nemen. Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena    w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter              ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012
97-741.