ECLI:NL:RBNHO:2025:4216

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11228007 \ CV EXPL 24-5241
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van informatieplichten bij elektronische overeenkomsten

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap Homekeur B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 349,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, gebaseerd op een overeenkomst die buiten de verkoopruimte is gesloten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij getoetst, met name in het kader van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat de consument duidelijk wordt geïnformeerd over de betalingsverplichting bij het sluiten van een overeenkomst via een bestelknop. De kantonrechter oordeelt dat de tekst op de bestelknop, "Verstuur de opdracht", niet voldoende duidelijk is en dat de eisende partij niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Daarnaast is vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan de precontractuele informatieplichten heeft voldaan, met name met betrekking tot het herroepingsrecht en de wijze van betaling. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de overeenkomst gedeeltelijk moet worden vernietigd, waarbij de betalingsverplichting van de consument met 40% wordt verminderd. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 7 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11228007 \ CV EXPL 24-5241
Uitspraakdatum: 9 april 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Homekeur B.V.
te Ridderkerk
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde] (AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 349,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van informatieplichten: De bestelknop
2.3.
Artikel 6:230v lid 3 BW is toegesneden op overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
2.4.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces. [2]
2.5.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Verstuur de opdracht” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.
Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten
2.6.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen van haar website en haar algemene voorwaarden overgelegd, voorzien van een toelichting.
2.7.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter strikt genomen niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW heeft voldaan. In haar bij de dagvaarding gevoegde toelichting stelt de eisende partij namelijk dat de wijze van betaling achteraf is door middel van overmaking. Zij stelt verder dat dit een gebruikelijke betaalwijze is welke volgens haar niet nader hoeft te worden toegelicht. De kantonrechter volgt deze redenering niet. Het is ook in dat geval aan de eisende partij om de consument over deze betaalwijze te informeren. De kantonrechter overweegt echter dat uit de schermafbeeldingen volgt dat de consument tijdens het bestelproces erover is geïnformeerd dat betaling op factuur geschiedt. Daarom zal hiervoor geen sanctie worden opgelegd.
2.8.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter echter niet voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. In het lichaam van de dagvaarding stelt zij dat de genoemde informatie over het herroepingsrecht is opgenomen in artikel 8 van de toepasselijke algemene voorwaarden. De consument moet tijdens het bestelproces duidelijk worden gewezen op de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie mag die informatie worden opgenomen in algemene voorwaarden. [3] De consument moet er in dat geval wel vóór het sluiten van de overeenkomst concreet op worden gewezen dat en in welk artikel die informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Het enkel opnemen van de informatie van artikel 6:230m lid 1 BW in de algemene voorwaarden zonder hiernaar te verwijzen tijdens het bestelproces, volstaat naar het oordeel van de kantonrechter niet.
2.9.
Daarnaast stelt de eisende partij in de bij de dagvaarding gevoegde toelichting dat zij hierover geen informatie heeft opgenomen op de website omdat zij meestal direct met de opdracht aan de slag gaat en de overeenkomst vaak al binnen 10 dagen is uitgevoerd. Voor zover de eisende partij hiermee heeft gedoeld op de uitzondering van artikel 6:230p sub d BW, die inhoudt dat een consument geen ontbindingsrecht heeft als de dienstverlener de overeenkomst volledig is nagekomen binnen de ontbindingstermijn, volgt de kantonrechter de eisende partij niet. Daarvoor is namelijk vereist (i) dat de consument toestemming heeft gegeven voor de nakoming van de overeenkomst en (ii) dat de consument uitdrukkelijk heeft verklaard om afstand te doen van het ontbindingsrecht nadat de overeenkomst is uitgevoerd. Dat de gedaagde partij dit heeft gedaan, is niet gesteld of gebleken. Dit betekent dat de uitzondering van 6:230p sub d BW niet aan de orde is. Ook van een andere uitzondering van dit artikel is niet gebleken.
2.10.
Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.11.
De eisende partij heeft ook niet voldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. De eisende partij heeft een bestelbevestiging overgelegd. Dit stuk voldoet in dit geval niet aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Daarin ontbreekt immers onder meer informatie over het geografische adres waar de eisende partij gevestigd is, de wijze van betaling en het herroepingsrecht.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.12.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het bestelproces van de eisende partij een onjuiste bestelknop bevat én dat er niet is voldaan aan essentiële informatieplichten.
2.13.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.14.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [4] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [5] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.15.
De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2024 [6] geoordeeld dat in verstekzaken bij schending van artikel 6:230v lid 3 BW de overeenkomst gedeeltelijk moet worden vernietigd, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument vooralsnog in stand laat voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. Daarnaast geldt gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [7] en de Hoge Raad [8] dat de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen moet verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.16.
De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 40%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.17.
De kantonrechter moet daarnaast onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [9] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.18.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: ‘Algemene voorwaarden Homekeur B.V.’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.19.
Artikel 7 van de algemene voorwaarden betreft een rente- en incassokostenbeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘(…) 3. Vanaf de datum dat de opdrachtgever in verzuim is (vervaldatum van de factuur), kan door Homekeur B.V. aanspraak gemaakt worden op:- de berekening van de wettelijke rente (of een zelf te bepalen rentepercentage) vanaf de vervaldag tot de algehele voldoening;- de berekening van buitengerechtelijke kosten conform ‘het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten’, zoals genoemd in artikel 6:96 lid 4 BW.’
2.20.
Uit de formulering van dit beding volgt dat dit beding suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding te onduidelijk en onbegrijpelijk. De verwijzing naar artikel 6:96 BW is onvoldoende, omdat uit die wetsbepaling slechts volgt dat redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant.
2.21.
Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat de bedongen rente niet is gespecificeerd. De eisende partij kan op grond van dit beding een door haar zelf te bepalen bedrag aan rente op de consument verhalen. Op basis van het beding is de consument niet in staat de economische gevolgen van dit beding te begrijpen en met kennis van zaken te beslissen of hij zich contractueel wil verbinden. Bovendien zou het beding tot gevolg kunnen hebben dat de consument belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. De consument is op grond van de wettelijke regeling immers uitsluitend wettelijke rente verschuldigd.
2.22.
De conclusie is dat vermoedelijk sprake is van een oneerlijk beding. De kantonrechter is daarom voornemens om dit beding te vernietigen. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.23.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van het hiervoor bedoelde beding.
2.24.
Bij uitblijven van een akte, zal de kantonrechter het hiervoor bedoelde beding vernietigen. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de hoofdsom worden afgewezen.
2.25.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 7 mei 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269).
3.HvJ EU 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112.
4.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
5.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677,.
6.Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366
7.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
8.onder meer Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
9.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).