ECLI:NL:RBNHO:2025:4022

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11517120 \ CV EXPL 25-381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met ambtshalve toetsing van Algemene Huurvoorwaarden

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2025 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting De Woonschakel Westfriesland, de verhuurder, en een niet verschenen huurder. De verhuurder heeft de huurder gedagvaard wegens een huurachterstand tot en met januari 2025, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden van 1 oktober 2024 getoetst, waarbij werd vastgesteld dat de huurovereenkomst onder sociale huur valt. De rechter heeft beoordeeld of er oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden zijn opgenomen die de huurder benadelen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de huurprijswijzigingsbedingen en het rentebeding niet oneerlijk zijn en heeft de vordering van de verhuurder toegewezen. De huurder is veroordeeld tot betaling van € 1.159,79, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11517120 \ CV EXPL 25-381
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting,
Stichting De Woonschakel Westfriesland
te Medemblik
verhuurder
de eisende partij, hierna: de verhuurder
gemachtigde: [gemachtigde], gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
huurder
de gedaagde partij, hierna: de huurder
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De verhuurder heeft de huurder gedagvaard. Tegen de huurder is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De verhuurder vordert betaling van de huurachterstand tot en met januari 2025, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De verhuurder legt aan de vordering ten grondslag dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:de Huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden 1 oktober 2024(hierna: de algemene voorwaarden)
3.1.
Gelet op de hoogte van de huur bij aanvang van de huurovereenkomst is sprake van sociale huur. In de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
3.2.
Omdat het hier gaat om een professionele verhuurder en een consument-huurder, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument (in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn)). Dit kan immers gevolgen hebben voor (de hoogte van) de vordering. Artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.3.
Bedingen waaraan de huurder gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk als deze in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten die de huurder op grond van de overeenkomst heeft, aanzienlijk verstoren in het nadeel van de huurder. [1] Het gaat om een beoordeling van de bedingen op het moment dat de overeenkomst werd gesloten. Of de verhuurder de huurder ook daadwerkelijk aan die bedingen houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is niet relevant. Als een beding wegens onredelijkheid wordt vernietigd, kan de verhuurder niet terugvallen op een eventuele wettelijke regeling over het zelfde onderwerp.
3.4.
Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het huurprijswijzigingsbeding en het rentebeding getoetst en deze zijn niet oneerlijk.
De vordering is toewijsbaar
3.5.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
3.6.
De huurder wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de huurder om aan de verhuurder te betalen een bedrag van € 1.159,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.068,35 vanaf 20 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de huurder in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de verhuurder begroot op:
€ 146,14 wegens dagvaardingskosten,
€ 340,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart deze veroordeling(en) tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.2.