ECLI:NL:RBNHO:2025:3821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
11401989
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van de ontbinding van een duurovereenkomst tussen eisers en SIVO Media Group B.V.

In deze zaak gaat het om de gevolgen van de ontbinding van een duurovereenkomst tussen de eisende partijen, bestaande uit drie vennoten van een vennootschap onder firma, en SIVO Media Group B.V. De kantonrechter heeft op 2 april 2025 geoordeeld dat de gedaagde partij, SIVO, de openstaande facturen aan de eisende partijen moet betalen, evenals een ontbindingsvergoeding. De procedure begon met een inleidende dagvaarding op 22 maart 2024, gevolgd door een verstekvonnis op 4 september 2024 en een verzetdagvaarding op 9 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 erkenden de eisers dat zij de onbetaalde facturen van augustus tot november 2022 aan SIVO nog moesten betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst op 25 november 2022 is ontbonden en dat de eisers een bedrag van € 1.132,56 aan openstaande facturen moeten betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast is een schadevergoeding van € 849,42 toegewezen, omdat de eisers niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. De kantonrechter heeft het verstekvonnis gedeeltelijk vernietigd en de eisers hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.684,68, inclusief proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11401989 \ CV EXPL 24-7945
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats 2] ,
voormalig vennoten van de inmiddels uitgeschreven vennootschap onder firma
[bedrijf 1] ,
eisende partijen in het verzet
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ( [bedrijf 2] ).
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIVO MEDIA GROUP B.V.,
te Heerhugowaard,
gedaagde partij in het verzet
hierna te noemen: SiVO,
gemachtigde: [gemachtigde 2].
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de gevolgen van de ontbinding van een duurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de openstaande facturen aan de eisende partij moet betalen en een ontbindingsvergoeding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 22 maart 2024;
- het verstekvonnis van 4 september 2024;
- de verzetdagvaarding van 9 oktober 2024;
- het tussenvonnis van 27 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] hebben op 7 juli 2022 een duurovereenkomst voor bepaalde tijd (hierna: de overeenkomst) voor een periode van 24 maanden met SiVO gesloten voor de levering van internetprestaties met een publicitair karakter bedoeld ter ondersteuning van de commerciële activiteiten van [eisers] In de overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
ARTIKEL 10 - OPSCHORTINGSBEVOEGDHEID
(…)
10.2.1.
Alleen al het niet correct betalen van één van de voorziene maandelijkse bijdragen op de vervaldag kan voldoende reden zijn voor SIVO Media group om de onderhavige overeenkomst te ontbinden. Ontbinding van de overeenkomst zal niet eerder plaatsvinden dan nadat Abonnee is aangemaand de vervallen termijn(en) te voldoen en derhalve in verzuim is. SIVO Media group zal, in beginsel, bij drie openstaande maandelijkse facturen overgaan tot ontbinding van de overeenkomst.
10.2.2.
In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van SIVO Media group in de nakoming van haar verbintenis, is Abonnee gehouden om de daaruit voortvloeiende schade aan SIVO Media group te vergoeden.
10.2.3.
De schade bij ontbinding van de overeenkomst wordt forfaitair vastgelegd op de som die gelijk is aan de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen/facturen voor de gehele overeengekomen periode.
(…)
ARTIKEL 11 – DUUR VAN DE OVEREENKOMST VERNIEUWING – ONTBINDING – OPZEGGING VERNIETIGBAARHEID
(…)
11.1.2.
De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een duur van24 MAANDEN.
2.2.
SiVO heeft voor haar werkzaamheden facturen gezonden die, vanaf augustus 2022 ondanks sommaties, niet door [eisers] zijn voldaan.
2.3.
Bij brief van 25 november 2022 heeft SiVO de overeenkomst met [eisers] per diezelfde datum ontbonden en haar op grond van artikel 10.2.3. van de overeenkomst aansprakelijk gehouden voor de door SiVO geleden schade.
2.4.
Op 15 december 2022 heeft (de gemachtigde van) SiVO een e-mail aan [eisers] gezonden, waarin het volgende is opgenomen:
(…)
SiVO Media group is bereid onder voorbehoud van correcte betaling 50 procent van het schadebedrag kwijt te schelden met daarbij de toezegging dat (verdere) negatieve uitlatingen van beide kanten achterwege worden gelaten laat. Na betaling van het aangepaste schadebedrag zijn beide partijen elkaar niks meer verschuldigd.
(…)
Na acceptatie van het voorstel bent u uit dien hoofde verschuldigd een bedrag van
Eur 424.17. Wij verzoeken u bij acceptatie het verschuldigde bedrag binnen acht dagen na heden aan ons kantoor te voldoen.
Mocht u het voorstel niet wensen te accepteren dan komt het voorstel te vervallen en zullen wij de invordering dienen te vervolgen voor het totaal van de openstaande vordering. U bent alsdan verschuldigd voor:
Hoofdsom € 849,42
Rente € 14,96
Voor de nog te verschijnen rente € p.m.
Incassokosten€ 127,41
Saldo € 991,79
(…)
2.5.
[eisers] hebben bij mail van 20 december 2022 als volgt gereageerd:
(…)
Sivo Media Group geeft aan middels een eenmalig voorstel een en ander in de minnen te schikken voor een totaalbedrag van € 424,71 inclusief 21% BTW tegen finale kwijting over en weer. Wij [bedrijf 1] vof kunnen ons vinden in dit voorstel en gaan hiermee akkoord. Wij zullen de betaling in overleg met het incassokantoor uitvoeren.
(…)
2.6.
[eisers] is niet binnen de termijn van acht dagen tot betaling overgegaan. Op 4 januari 2023 heeft (de gemachtigde van) SiVO [eisers] nog een uitstel van drie dagen gegeven om het bedrag van € 424,71 te voldoen.
2.7.
[eisers] hebben na de (uitgestelde) betalingstermijn een bedrag van € 424,71 betaald aan SiVO.

3.Het geschil

3.1.
SiVO heeft bij inleidende dagvaarding hoofdelijke veroordeling van [eisers] gevorderd tot betaling van een bedrag van € 5.230,43 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
3.2.
[eisers] zijn bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
3.3.
Oosterveld vorderen, in de verzetdagvaarding, primair het verstekvonnis te vernietigen en SiVO in haar oorspronkelijke vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair het verstekvonnis te vernietigen, de overeenkomst per 25 november 2022 te ontbinden en artikel 10.2.3. nietig te verklaren, in beide gevallen met veroordeling van SiVO in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Niet-ontvankelijkheid
4.1.
De kantonrechter oordeelt ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer als volgt. In artikel 8.3 van de overeenkomst staat dat de bevoegdheid voor alle betwistingen betreffende de interpretatie of de uitvoering van deze overeenkomst berust bij ‘de rechtbanken van Alkmaar’. De rechtbank Alkmaar (voor zover deze wordt bedoeld) is echter sinds 1 januari 2013 opgegaan in de rechtbank Noord-Holland en bestaat dus niet meer als zodanig. De zaak is aangebracht bij de rechtbank Noord-Holland, zodat de kantonrechter (ongeacht de locatie) bevoegd is. Daarbij komt dat beide partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen en de niet-ontvankelijkheid geen punt van discussie (meer) is geweest.
De inhoudelijke beoordeling
4.2.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [eisers] in het kader van de voortijdige beëindiging van de tussen hen en SiVO gesloten duurovereenkomst nog een bedrag verschuldigd zijn aan SiVO.
Betaling openstaande facturen
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op
25 november 2022 is ontbonden. [eisers] hebben tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij de onbetaalde facturen (van augustus t/m november 2022), die zijn verzonden voor die datum, aan SiVO nog moeten betalen. De kantonrechter zal hiervoor een bedrag van € 1.132,56 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum dagvaarding.
Schadevergoeding
4.4.
SiVO stelt dat [eisers] daarnaast op grond van de bepalingen in 10.2.2. en 10.2.3. van de overeenkomst een schadevergoeding aan SiVO moeten betalen vanwege de voortijdige ontbinding van de overeenkomst. [eisers] betwisten dit. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
Geen reflexwerking
4.5.
[eisers] stellen dat de beëindigingsbedingen in de overeenkomst nietig zijn, omdat deze bepalingen in het specifieke geval onredelijk bezwarend zijn. [eisers] doen een beroep op reflexwerking van de zwarte, grijze en blauwe lijst via artikel 6:233 sub a BW.
4.6.
Vooropgesteld moet worden dat de werking van het bepaalde in artikel 6:236 onder a t/m s van het BW (‘zwarte lijst’) beperkt is tot overeenkomsten tussen – kortgezegd – ondernemers en consumenten. Onder ‘consument’ wordt verstaan: een natuurlijk persoon niet handelende in de uitoefening van beroep of bedrijf. De hoofdregel is dat alleen wanneer de wederpartij van de gebruiker een consument is de bedingen als genoemd in de zwarte lijst steeds als onredelijk bezwarend worden aangemerkt en deze vernietigbaar zijn op grond van artikel 6:233 van het BW. Deze omstandigheid kan van belang zijn, ook voor wederpartijen die geen consument zijn, omdat zij zich dan op de zogenaamde reflexwerking van artikel 6:233 van het BW kunnen beroepen. In dat kader heeft de Hoge Raad [1] geoordeeld dat er zich gevallen kunnen voordoen waarin de wederpartij weliswaar geen consument is, maar haar positie grote gelijkenis vertoont met die van een consument en dat in die gevallen de omstandigheid dat het beding voorkomt op de zwarte of de grijze lijst kan worden betrokken bij de beoordeling of het beding voor die wederpartij onredelijk bezwarend is.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] geen reflexwerking toekomen. Weliswaar was sprake van een klein bedrijf - de vof bestond uit drie vennoten -, maar dat maakt nog niet dat de positie van [eisers] zodanige (grote) gelijkenis vertoont met die van een consument en dat gelet op de ‘zwarte lijst’ de artikelen 10.2.2. en 10.2.3. van de overeenkomst in aanmerking komen voor vernietiging. De overeenkomst die [eisers] hebben gesloten met SiVO had betrekking op het leveren van internetdiensten ter ondersteuning van de commerciële activiteit van de vof van [eisers] en de overeenkomst is ook op naam van de vof gesloten.
Onredelijk bezwarend beding
4.8.
De kantonrechter komt vervolgens toe aan de vraag of de in artikel 10.2.3. opgenomen schadevergoeding bij ontbinding in strijd is met de open norm van artikel 6:233 aanhef en onder a BW respectievelijk dat toepassing daarvan in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.9.
Bij de beoordeling of een beding onredelijk bezwarend is, moet worden gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijdse kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval. De kantonrechter oordeelt dat artikel 10.2.3. van de overeenkomst de toets aan 6:233 aanhef en onder a BW en/of artikel 6:248 lid 2 BW in dit geval niet kan doorstaan voor zover daarin is bepaald dat een ontbindingsvergoeding van 100% van de resterende termijnen moet worden betaald. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.10.
[eisers] voeren aan dat SiVO het recht heeft om de nog niet vervallen facturen voor de hele overeengekomen periode in één keer te vorderen, terwijl zij daarbij van al haar verplichtingen uit de overeenkomst wordt ontslagen. SiVO heeft vanaf de datum van ontbinding geen werkzaamheden meer verricht, zodat [eisers] onevenredig worden benadeeld omdat er betaling wordt gevorderd voor niet-geleverde diensten. SiVO heeft ook niet inzichtelijk gemaakt waaruit haar schade bestaat. SiVO heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij op grond van de overeenkomst met [eisers] een Google-campagne heeft opgezet. [eisers] hebben daarbij gekozen voor 6 Banners, een Google Display Network voor 3.000 clicks per jaar en daarnaast een budget van € 45,00 afgesproken voor Google Ads. Volgens SiVO worden de totale kosten voor het opzetten van een campagne vooral aan het begin van de looptijd van de overeenkomst gemaakt en worden die tijdens de verdere looptijd terugverdiend. SiVO heeft echter niet gespecificeerd en onderbouwd welke kosten zij voor welke werkzaamheden heeft gemaakt. Zij heeft in dit verband volstaan met algemeenheden. Het betreft derhalve geen werkzaamheden waarvan – zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt – kan worden aangenomen dat deze dermate hoge kosten (in dit geval € 4.097,87) met zich hebben gebracht.
4.11.
Vast staat dat SiVO op 15 december 2022 een voorstel aan [eisers] heeft gedaan. Dit voorstel hield in dat 50% van het schadebedrag zou worden kwijtgescholden, wanneer [eisers] ter finale kwijting binnen acht dagen een bedrag van € 424,71 aan SiVO moesten betalen. Bij niet tijdige betaling zou het volledige schadebedrag van € 849,42 in rekening worden gebracht. [eisers] zijn bij brief van 20 december 2022 akkoord gegaan met dit voorstel. Echter, hebben zij het schadebedrag niet binnen de (verlengde) termijn betaald, zodat het voorstel is komen te vervallen. Wat daar ook van zij, SiVO ging dus zelf uit van een volledig schadebedrag van € 849,42. Waarom het schadebedrag nu zoveel hoger is, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt het schadebedrag de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat het wordt vastgesteld op € 849,42.
Conclusie
4.12.
De conclusie is dat het verzet gedeeltelijk gegrond is. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering is slechts toewijsbaar tot een bedrag van
€ 1.981,98 (€ 1.132,56 voor de openstaande facturen + € 849,42 aan schadevergoeding). Vast staat dat [eisers] al een bedrag van € 424,71 aan SiVO hebben betaald. Deze betaling zal in mindering worden gebracht op de toewijsbare hoofdsom, zodat het door [eisers] aan SiVO te betalen bedrag € 1.557,27 bedraagt.
Buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten
4.13.
De kantonrechter volgt [eisers] in hun verweer over de onduidelijkheid over de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten. Op 10 oktober 2022 heeft SiVO een ingebrekestelling gestuurd, waarin de buitengerechtelijke incassokosten op een bedrag van
€ 127,41 worden gesteld. Op 8 maart 2023 wordt een brief gezonden waarin de buitengerechtelijke kosten zonder nadere toelichting zijn verhoogd naar een bedrag van
€ 636,52. SiVO heeft hier ter zitting geen verklaring voor kunnen geven, zodat deze onduidelijkheid voor rekening van SiVO moet blijven en € 127,41 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.14.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu SiVO over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente heeft berekend. De rente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding.
4.15.
[eisers] zijn overwegend in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SiVO worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
Totaal
408,00
4.16.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van
27 november 2024 [2] en, opnieuw rechtdoende:
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk om aan SiVO te betalen een bedrag van € 1.684,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.557,27 met ingang van 22 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 408,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1197
2.zaak/rolnummer 11401989 CV EXPL 24-7945