ECLI:NL:RBNHO:2025:3786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
HAA 20/5276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAZ-uitkering en terugvordering op basis van schending inlichtingenplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het besluit van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Toeslagenwet (TW) te herzien en terug te vorderen. Eiser, die als zelfstandig autoverkoper werkzaam was, ontving sinds 2001 een WAZ-uitkering en een toeslag op basis van de TW. Echter, naar aanleiding van meldingen over mogelijke zwarte werkzaamheden en een hennepplantage, heeft het UWV een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiser inkomsten uit autohandel had, die hij niet had gemeld. Het UWV heeft daarop besloten om de uitkering en toeslag over een periode van meerdere jaren te herzien en een bedrag van € 82.012,39 terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om de schatting van zijn inkomsten te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om tijdig alle relevante informatie te verstrekken die van invloed kon zijn op zijn uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5276

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: L.A. Vromans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en Toeslagenwet (TW) herzien en terug te vorderen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 augustus 2020 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is werkzaam geweest als zelfstandig autoverkoper. Met het besluit van 6 januari 2003 is hem met ingang van 30 juni 2001 een WAZ-uitkering toegekend, waarbij hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd geacht. Daarnaast ontving eiser in de periode 1 december 2002 tot en met 1 juni 2012 en van 1 januari 2013 tot en met 6 april 2013 een toeslag op zijn WAZ-uitkering op basis van de TW.
2.1.
Op basis van het zogeheten hennepconvenant Midden-Nederland heeft de politie verweerder geïnformeerd dat eiser als verdachte werd aangemerkt bij een op 6 februari 2016 ontmantelde hennepplantage. Verweerder heeft daarnaast op 31 januari 2017 een anonieme melding ontvangen dat eiser zwarte werkzaamheden zou verrichten als zelfstandige in de autobranche. Naar aanleiding van deze twee meldingen is verweerder in samenwerking met de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de mogelijke werkzaamheden van eiser.
2.2.
De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 12 juli 2019. Verweerder is hierin tot de conclusie gekomen dat eiser zich sinds 28 maart 2011 tot tenminste begin 2018 heeft beziggehouden met autohandel. Verweerder heeft daarnaast geconcludeerd dat eiser van 2011 tot en met 2017 ieder jaar inkomsten uit autohandel naast zijn uitkering heeft gehad, terwijl hij verweerder niet over inkomsten of werkzaamheden heeft geïnformeerd.
2.3.
Het onderzoeksrapport van 12 juli 2019 is ten grondslag gelegd aan het besluit van 6 september 2019 (het primaire besluit). In dat besluit heeft verweerder de uitkering en toeslag van eiser over de periode 28 maart 2011 tot en met 31 december 2017 herzien en het verschil van € 82.012,39 teruggevorderd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de herziening en terugvordering van de WAZ-uitkering en toeslag over de periode 28 maart 2011 tot en met 31 december 2017. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Ter zitting heeft eiser zijn beroep op dringende redenen om af te zien van terugvordering ingetrokken, zodat de rechtbank dat niet beoordeelt.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiser
5. Eiser stelt dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is. Verweerder baseert zich onder meer op analyses gemaakt door de Belastingdienst. Van de analyse gemaakt van de advertenties op Marktplaats, bevinden de onderliggende stukken zich niet in het dossier. Omdat verweerder zich in overwegende mate baseert op het onderzoeksrapport, moet dat compleet en juist zijn. Het onderzoeksrapport biedt onvoldoende grondslag om te concluderen dat eiser inkomsten uit werk heeft genoten zonder dit aan verweerder te melden. De bedragen waarvan verweerder uitgaat, staan in geen verhouding tot de werkelijke inkomsten van eiser.
Toetsingskader
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat betrokkene verweerder op verzoek of uit eigen beweging onmiddellijk op de hoogte brengt van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat het van invloed kan zijn op het recht op een uitkering of een toeslag, of de hoogte daarvan. Dit volgt uit artikel 70, eerste lid, van de WAZ en artikel 12 van de TW. Uit artikel 18, eerste lid, aanhef onder b en d, van de WAZ en artikel 11a van de TW volgt dat verweerder een besluit op grond van de WAZ of de TW herziet of intrekt indien het niet behoorlijk nakomen van de verplichting uit artikel 70 van de WAZ respectievelijk artikel 12 van de TW heeft geleid tot ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering of toeslag, of ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of het recht op uitkering of toeslag nog bestaat. Op grond van artikel 63, eerste lid, van de WAZ en artikel 11a, eerste lid, van de TW vordert verweerder de uitkering of toeslag die na herziening te veel is verstrekt, terug.
6.1.
Daarnaast is bij de beoordeling van belang dat een bestuursorgaan, in dit geval verweerder, bij het nemen van een besluit de nodige kennis vergaart over de feiten en de af te wegen belangen. Dit zorgvuldigheidsbeginsel is vastgelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Zorgvuldig onderzoek
7. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksrapport van 12 juli 2019 voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft onderzoek verricht naar de inkomenssituatie van eiser, waarbij van verschillende bronnen gebruik is gemaakt. Eén van die bronnen is de analyse van de advertenties op Marktplaats, gemaakt door de Belastingdienst. Een overzicht van de geplaatste advertenties op Marktplaats is aan de analyse in het onderzoeksrapport toegevoegd, waarmee inzichtelijk is gemaakt welke informatie aan de analyse ten grondslag ligt. Daarvoor is niet vereist dat uitdraaien van alle afzonderlijke Marktplaatsadvertenties onderdeel van het dossier uitmaken. Eiser heeft niet nader toegelicht waarom het overzicht van advertenties onvoldoende of onjuist zou zijn.
Schatting
7.1.
Ook het standpunt dat de schatting van verweerder onjuist is, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft op basis van de resultaten van het onderzoek een schatting gemaakt van de inkomsten van eiser. Daarbij is gebruik gemaakt van de analyse van de Belastingdienst over de geldstromen op de bankrekening van eiser. Weliswaar heeft eiser de juistheid van die schatting betwist, maar het ligt op zijn weg om met ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens de schatting te weerleggen. [1] Daarin is eiser niet geslaagd. De enkele niet-onderbouwde stelling dat niet alles wat op Marktplaats te koop stond in bezit van eiser was of door hem is verkocht, kan niet tot een andere conclusie leiden. Het onderzoeksrapport van 12 juli 2019 is ook overigens volledig, inzichtelijk en navolgbaar zodat verweerder zich daarop mocht baseren bij het nemen van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de WAZ-uitkering en toeslag over de periode 28 maart 2011 tot en met 31 december 2017 heeft herzien en het verschil van € 82.012,39 heeft teruggevorderd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Mons, voorzitter, en mr. M. Jurgens en mr. A.R. ten Berge, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2024:2025.