3.3.1.Juridisch kader mensenhandel
Aan de verdachte is meermalen het delict mensenhandel ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr (oud). Deze strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Het belang van het individu bij het behoud van zijn of haar lichamelijke en/of geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid staat daarbij voorop. Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en/of vrijheid. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden hij/zij werkt.
Meerderjarige slachtoffers (feiten 1, 2 en 4)
De onder 1, 2 en 4 aan de verdachte gemaakte verwijten van mensenhandel zijn in de tenlasteleggingen opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, aanhef en subs 1°, 4°, 6° en 9° Sr (oud). Het verwijt onder 1° ziet op gedragingen (werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten/opnemen) die ertoe strekken een ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is het oogmerk van uitbuiting vereist. Het verwijt onder 4° ziet op handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Uitbuiting is daarbij een impliciet bestanddeel. Het verwijt onder 6° heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Onder 9° gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het voordeel trekken onder sub 9º vindt plaats onder een of meer van de genoemde middelen en onder het oogmerk van uitbuiting.
Middelen
Om tot een veroordeling van de verwijten onder 1°, 4° en 9° te komen, moet vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een of meerdere specifiek in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1° Sr (oud) genoemd(e) middel(en). Deze kunnen – voor zover in onderhavige zaak relevant – bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’, ‘bedreiging met een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Deze middelen beïnvloeden de wil en dienen te leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid. Vooropgesteld wordt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan een bewezenverklaring van mensenhandel, als één van de in de wet omschreven middelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
De rechtbank zal bij de latere beoordeling in het bijzonder moeten onderzoeken of de verdachte de volgende middelen heeft aangewend: een andere feitelijkheid, bedreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank zal daarom nader ingaan op de betekenis van deze middelen.
‘Feitelijkheden’ zijn handelingen van zodanige aard, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden.
Een nadere invulling van het begrip ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ kan worden gevonden in de memorie van toelichting bij één van de voorlopers van de bepaling. Daarin schrijft de wetgever dat een dergelijk misbruik wordt verondersteld indien de prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Met deze toelichting heeft de wetgever bedoeld het bestanddeel inzake misbruik te objectiveren en daarmee de bescherming van de bepaling uit te breiden.
Onder ‘kwetsbare positie’ dient mede te worden verstaan: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
In de toelichting op het zesde lid van artikel 273f Sr (oud) wordt opgemerkt dat de bestanddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ elkaar grotendeels overlappen. Zo beschouwd lijkt er geen wezenlijk verschil te bestaan tussen beide misbruikmiddelen, in die zin dat in beide gevallen de afhankelijkheidspositie van het vermeende slachtoffer centraal staat en deze middelen zich enkel van elkaar lijken te onderscheiden door de aard van deze afhankelijkheid: door de positie van het slachtoffer (kwetsbaar) of de relatie tussen de dader en het slachtoffer (overwicht). Het ligt bovendien voor de hand dat vaak sprake zal zijn van een combinatie van beide. In lijn hiermee concludeert de rechtbank dat voor beantwoording van de vraag of sprake is van een kwetsbare positie of een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht in beide gevallen betekenis toekomt aan de feitelijke omstandigheden die het slachtoffer persoonlijk betreffen, die gelegenheid tot uitbuiting scheppen en die maken dat het slachtoffer niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het aangaan of voortzetten van de arbeidsrelatie. Het gebruik maken van deze afhankelijkheid van de betrokkene door de verdachte kan een van de genoemde vormen van misbruik opleveren.
Uitbuiting
Het bestanddeel ‘uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van 273f Sr (oud) van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de ratio van dit (impliciete) bestanddeel van de bepaling is gelegen in strafbaarstelling van een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het misbruik maken van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van deze bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt (in een geval als dit) onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Opzet
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor het bewijs van door ‘misbruik’ handelen toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer als bedoeld in die bepaling.
Naast dit opzetvereiste geldt een ander, zwaarder opzetvereiste ten aanzien van de uitbuiting, namelijk in de vorm van het oogmerk van uitbuiting.
Minderjarig slachtoffer (feit 3)
De (seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en subs 2°, 5° en 8° Sr (oud). De strekking van deze subonderdelen is de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting en het profiteren daarvan door anderen. Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eigen (vrijwillige) keuze tot uitbuiting wordt daarom niet aanvaard. Een eventuele instemming van de minderjarige of de omstandigheid dat het initiatief vanuit de minderjarige kwam, is dus irrelevant. Evenmin is van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, omdat de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
De handelingen beschreven onder 2° zijn strafbaar, indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat volgens het tweede lid van het artikel in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van de verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Het volstaat dat de uitbuiting de verdachte voor ogen stond, ook al heeft de uitbuiting zich niet gerealiseerd.
Subs 5° en 8° zien op het strafbaar stellen van het brengen van een minderjarige in de prostitutie respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Voor een bewezenverklaring van sub 5° is niet vereist dat het slachtoffer daadwerkelijk seksuele diensten heeft verricht. Het is voldoende dat het slachtoffer zich daartoe ‘beschikbaar heeft gesteld’. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1990/91, 21 027, nr. 8, p. 2) is te lezen dat ‘in het algemeen aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is’. Dit brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als impliciet bestanddeel in de strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk moet worden bewezen, maar dat handelen als neergelegd in sub 5° respectievelijk sub 8° uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel (vgl. Hoge Raad 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1823). 3.3.4.Bewijsmotiveringen
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt.
In zijn algemeenheid moet zorgvuldig en behoedzaam worden omgegaan met de waardering van verklaringen van aangevers in strafzaken. In mensenhandelzaken geldt dat de betrouwbaarheid van zowel ontlastende als belastende verklaringen van vermeende slachtoffers onder druk kan komen te staan door gevoelens van wraak, jaloezie, loyaliteit, angst of het belang van het slachtoffer bij het verkrijgen van schadevergoeding.
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden. Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige bronnen verkregen informatie of gegevens. De rechtbank zal de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierna aan de hand van deze criteria beoordelen.
Feit 2 (aangeefster [slachtoffer 2])
Betrouwbaarheid
[slachtoffer 2] is in totaal vijf maal door de politie gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarbij volledig, gedetailleerd en consistent verklaard. Ze heeft uitgebreid uiteengezet hoe zij met de verdachte in contact is gekomen en door haar in huis is genomen, over de ruzies die met de verdachte ontstonden, hoe zij op een gegeven moment, samen met [slachtoffer 1], bij de verdachte is weggegaan en naar [medeverdachte 1] is gegaan, om vervolgens weer terug te keren naar de verdachte. Zij heeft ook verklaard dat zij een aantal dagen niet heeft gewerkt, omdat dit niet van de verdachte hoefde. Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] een en ander nog eens bevestigd. Het enkele feit dat [slachtoffer 2] in haar verklaringen de verdachte heeft aangemerkt als slachtoffer van [medeverdachte 1], doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De raadsman heeft een aantal punten aangevoerd met betrekking tot vermeende inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer 2], te weten de wijze van geld afstaan aan de verdachte, haar bewegingsvrijheid, het weerstand kunnen bieden aan de verdachte en het boeken van hotels door [slachtoffer 2] zelf. Deze punten zien echter niet op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2], maar op de vraag of voor dwang voldoende steunbewijs voorhanden is.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op de volgende specifieke punten gesteund wordt door ander bewijsmateriaal.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij met de verdachte in contact is gekomen door te reageren op een advertentie op Snapchat met de tekst: “
Ben je een meisje, ben je 18 plus, wil je graag snel geld verdienen meld je dan aan”.Hierbij stond het telefoonnummer *0481 vermeld. In de telefoon van de verdachte is een afbeelding aangetroffen van een advertentie met een vergelijkbare tekst. De verdachte heeft verklaard dat *0481 haar telefoonnummer is.
[slachtoffer 2] heeft daarnaast in haar verklaringen beschreven hoe zij op 31 mei 2020 is weggegaan bij de verdachte en dat zij toen samen met [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] met de auto is opgehaald. Dit wordt bevestigd in een audiobestand dat is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1]. Dit betreft een gesprek tussen de verdachte en [slachtoffer 2], waarin de verdachte onder meer zegt dat zij [slachtoffer 2] in de auto van “[bijnaam 2]” ([medeverdachte 1]) heeft zien stappen, samen met Hafsa en dat ze zijn weggereden. Ook zegt [slachtoffer 2] in dit gesprek dat de verdachte alleen maar aan geld denkt en dat zij [slachtoffer 2] elke avond heeft zien huilen als zij klaar was (de rechtbank begrijpt: met haar werkzaamheden).
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de internet-advertenties om prostitutieklanten te werven werden betaald door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit financieel onderzoek is gebleken dat vanaf de bankrekeningen van zowel [medeverdachte 1] als de verdachte regelmatig betalingen zijn gedaan aan [bedrijfsnaam] B.V., het bedrijf dat de website kinky.nl beheert. Dergelijke betalingen hebben niet plaatsgevonden vanaf enige rekening van [slachtoffer 2].
Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard:
“De belangrijkste chat is die met “laans privé service” met een wit hartje erachter. [voornaam verdachte] werknaam als prostituee was Latifa en als pooier was Lana vandaar de naam Laans. In die chat zitten dus ook de andere meisjes die voor haar werken en daar staat bijvoorbeeld ook in dat ze mij aankondigt als het nieuwe meisje”.In de telefoon van [slachtoffer 2] is de groepschat ‘Laans privé service’ aangetroffen. De groepschat is aangemaakt vanaf het telefoonnummer van de verdachte, *0481, met de gebruikersnaam [lijkend op voornaam verdachte]. In die groepschat stelt [lijkend op voornaam verdachte] aan de rest van de groep [werknaam slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]) als nieuw meisje voor. Daarna wordt in de groepschat direct gesproken over het maken van foto’s.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal om te worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank stelt het volgende vast.
[slachtoffer 2] is in april/mei 2020 met de verdachte in aanraking gekomen door te reageren op een advertentie waarin meisjes de mogelijkheid werd geboden om snel geld te verdienen. Dit bleek om escortwerk te gaan. Bij de kennismaking in de woning van de verdachte maakte de verdachte foto’s van [slachtoffer 2] in lingerie. [slachtoffer 2] woonde vanaf dat moment in de woning van de verdachte, omdat ze zelf de huur van haar eigen woning niet meer kon betalen. Haar telefoon werd afgepakt en ze mocht niet meer alleen naar buiten. De advertenties op internet om klanten te werven werden gemaakt, betaald en beheerd door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte regelde de afspraken met de klanten en bracht [slachtoffer 2] met de auto naar de werklocaties. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] vertelden [slachtoffer 2] dat als zij niet zou werken, zij haar ouders over de werkzaamheden zouden inlichten of beelden van haar openbaar zouden maken. De opbrengsten van het werk van [slachtoffer 2] gingen grotendeels naar de verdachte en naar de medeverdachte [medeverdachte 1].
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte, samen met een ander, aangeefster [slachtoffer 2] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte hierbij gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’, ‘dreiging met een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 2] dat de verdachte dit feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] regelde advertenties en hotels, deelde in de opbrengst van het sekswerk van aangeefster en speelde een rol in het beperken van de bewegingsvrijheid van aangeefster. Hiermee leverde [medeverdachte 1] een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Dit geldt voor de gehele ten laste gelegde periode, met uitzondering van de periode van 31 mei 2020 tot en met 4 juli 2020.
Feit 1 (aangeefster [slachtoffer 1])
Betrouwbaarheid
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris volledig, gedetailleerd en consistent verklaard over de rol van de verdachte. De omstandigheid dat zij pas bij de rechter-commissaris voor het eerst expliciet over de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard, maakt niet dat haar verklaringen met betrekking tot de verdachte ongeloofwaardig zijn.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op de volgende specifieke punten gesteund wordt door ander bewijsmateriaal.
In de eerste plaats heeft de verdachte ter zitting bevestigd dat [slachtoffer 1] bij haar heeft verbleven.
Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de internet-advertenties om prostitutieklanten te werven werden gemaakt en betaald door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Dit vindt bevestiging in het feit dat op de site kinky.nl een advertentie is gevonden op naam van ‘[werknaam slachtoffer 1]’. Op 29 januari 2021 is het telefoonnummer verbonden aan deze advertentie gewijzigd van het telefoonnummer *0481 naar het telefoonnummer *9382, dat in gebruik was bij [slachtoffer 1]. Het telefoonnummer *0481 betreft het nummer van de verdachte. Uit de transactiegegevens van de bankrekeningen van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij regelmatig advertenties voor ‘[werknaam slachtoffer 1]’ heeft betaald.
Uit de vergelijking van de foto van [werknaam slachtoffer 1] met foto’s bij andere internetadvertenties kan aan de hand van een onderscheidend lichaamskenmerk worden afgeleid dat het telkens dezelfde vrouw betreft, te weten [slachtoffer 1]. Daar komt bij dat de foto van ‘[werknaam slachtoffer 1]’ door de politie is getoond aan [slachtoffer 2]. Zij heeft verklaard dat zij op deze foto [slachtoffer 1] herkende.
Tot slot vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de verklaringen van [slachtoffer 2], die de rechtbank hiervoor reeds betrouwbaar heeft geacht. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geholpen van huis weg te lopen, zij al haar geld moest afstaan en de verdachte en [medeverdachte 1] de advertenties beheerden.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal om te worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank stelt het volgende vast.
[slachtoffer 1] is op 24 april 2020, in een kwetsbare periode in haar leven, bij de verdachte gaan wonen om in de prostitutie te gaan werken. Toen ze daar eenmaal woonde, mocht ze niet meer naar buiten en werd haar telefoon afgepakt. De verdachte regelde afspraken met klanten. De verdachte en [medeverdachte 1] vertelden haar hoe zij het werk moest doen. Het geld dat [slachtoffer 1] verdiende ging 50/50 naar de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Zelf kreeg zij niets. [medeverdachte 1] en de verdachte maakten de advertenties om klanten te werven. Ook zorgden zij voor de daarbij horende foto’s. [medeverdachte 1] bracht [slachtoffer 1] naar escort-afspraken en boekte hotels. Ook deed hij betalingen voor het plaatsen of ‘omhoog plaatsen’ van advertenties op kinky.nl. [slachtoffer 1] heeft tot slot verklaard dat zij ongeveer drie weken voor de verdachte heeft gewerkt.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte, samen met een ander, aangeefster [slachtoffer 1] vanaf 24 april 2020 heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte hierbij gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat de verdachte dit feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] en de verdachte haalden [slachtoffer 1] samen op voor afspraken, gaven uitleg over het werk, [medeverdachte 1] regelde afspraken met klanten, boekte hotels en deed betalingen voor advertenties. Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] deelden in de opbrengst van het sekswerk van [slachtoffer 1]. Hiermee heeft [medeverdachte 1] een bijdrage van voldoende gewicht geleverd om van medeplegen te kunnen spreken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een pleegperiode van 3 weken, te rekenen vanaf 24 april 2020, bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] na deze periode heeft uitgebuit, ook niet samen met [medeverdachte 1] in de vorm van medeplegen. Het door de officier van justitie aangehaalde Facebook Messenger-bericht dat de verdachte op 27 april 2021 heeft verstuurd, is daarvoor onvoldoende. [slachtoffer 1] heeft namelijk niet verklaard dat zij na de eerste drie weken door de verdachte is uitgebuit en ander bewijs waaruit dit kan worden afgeleid, ontbreekt.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 2022 tot en met 23 oktober 2023 de minderjarige [slachtoffer 3] heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Feit 5
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bezit en/of verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De verdachte heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van de afgebeelde persoon, [slachtoffer 3], en was zich niet bewust van haar minderjarigheid, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat volgens vaste rechtspraak bij het vervaardigen en bezit van kinderporno de leeftijd van de minderjarige is geobjectiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor het vervolgens verspreiden van dit materiaal. Dit houdt in dat ten aanzien van de minderjarigheid van de afgebeelde persoon geen opzet van de verdachte is vereist. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank stelt verder vast dat de tenlastelegging onder 5, die evident is toegesneden op artikel 240b Sr (oud), na de toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging spreekt over ‘een video’, dan wel ‘(een) gegevensdrager(s), bevattende een video’. In de oorspronkelijke tenlastelegging stond, in overeenstemming met de wettekst: ‘(een) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of video(s) - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) (…)’. De rechtbank stelt vast dat door de nadere omschrijving van de tenlastelegging het bestanddeel ‘afbeelding’ van artikel 240b Sr (oud) niet meer in de tenlastelegging is opgenomen. De rechtbank vat de in de tenlastelegging opgenomen term ‘video’ in dit verband echter op als het bestanddeel ‘afbeelding’ in de zin van artikel 240b Sr (oud). Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte hierdoor niet in haar verdediging geschaad, nu er blijkens het verhandelde ter terechtzitting geen misverstand heeft bestaan over het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt.
3.3.5.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1, 2, 3 en 5ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
De zaak met parketnummer 15/126813-21:
1
zij in de periode van 24 april 2020 tot en met 15 mei 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en haar mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (artikel 273f lid 1 sub 4) en
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9) en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de verdiensten en contante geldbedragen van die [slachtoffer 1] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij die andere feitelijkheid heeft bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal
- zich op boze wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en
- in ernstige mate beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] en
- brengen en houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet volledig over haar eigen financiële middelen kon beschikken
en waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 1] en
- het maken van seksueel getinte foto's en/of het grafisch bewerken van die seksueel getinte foto's voor advertenties op websites (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 1] klanten moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 1] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend of hotels of Airbnb's in Nederland of op andere locaties en
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 1] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van uitleg en instructies aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het (al dan niet laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 1] en/of het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1].
2
zij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en haar mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (artikel 273f lid 1 sub 4) en
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9) en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de contante verdiensten en/of contante geldbedragen van die [slachtoffer 2] en/of het door die [slachtoffer 2] laten overboeken van bedragen naar de rekening van verdachte of haar mededader en/of het op haar, verdachtes, bankrekening of op de bankrekening van haar mededader (laten) overboeken van (Tikkie)betaling(en) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij die andere feitelijkheid of die dreiging met een andere feitelijkheid hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal
- zich op boze en agressieve wijze uiten tegen die [slachtoffer 2] en
- opsluiten van die [slachtoffer 2] in een woning te Purmerend en het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 2] en
- dreigen foto’s en/of video(’s) van die [slachtoffer 2] van compromitterende aard op het internet te publiceren en/of te verzenden naar de ouders en/of bekenden van die [slachtoffer 2] en/of dreigen aan anderen te vertellen/kenbaar te maken dat die [slachtoffer 2] werkzaam is als prostituee en
- dreigen met dat die [slachtoffer 2] ‘een dak boven haar hoofd verliest’ wanner zij zou stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en
- onder controle houden en onder druk zetten van die [slachtoffer 2], waardoor het voor die [slachtoffer 2] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- controleren van de inhoud van de privé telefoon en/of de ‘werk’telefoon van die [slachtoffer 2] en
- brengen en houden van die [slachtoffer 2] in een positie waar zij niet volledig over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken,
en waarbij voornoemde (onder 2) “enige handeling” heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] en het ter beschikking stellen van die woning (in Purmerend) als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- het onderbrengen van die [slachtoffer 2] in een woning van haar, verdachte, terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 2] zouden worden verlangd en
- het geven/regelen van onderdak aan/voor die [slachtoffer 2] in een woning te Utrecht en/of in hotels en/of andere locatie(s) en
- het (al dan niet laten) maken en/of grafisch bewerken van seksueel getinte foto’s voor advertenties op websites (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het ‘omhoog plaatsen”) en/of het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklant(en) voor die [slachtoffer 2] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 2] klanten moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 2] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend of hotels in Nederland en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 2] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van uitleg en/of instructies aan die [slachtoffer 2] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het vervoeren van die [slachtoffer 2] naar locaties alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 2] en/of het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- het in de woning blijven alwaar die [slachtoffer 2] op dat moment haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en
- het tijdelijk ter beschikking stellen van een bankrekening, die op naam stond van verdachte Rafik, aan die [slachtoffer 2].
De zaak met parketnummer 15/311304-23, na toegelaten nadere omschrijving:
3zij in de periode van 1 december 2022 tot en met 23 oktober 2023 in Nederland,
een ander genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]),
1) heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 2°) en
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) en
terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en waarbij "enige handeling" (zoals genoemd onder 2) onder meer heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woonadres voor die [slachtoffer 3] en
- het onderbrengen van die [slachtoffer 3] in de woning van verdachte en
- het (al dan niet laten) aanmaken van en/of het onderhouden van (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen”) advertenties op websites waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 3] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard en/of de locatie van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en
- het aanbieden van die [slachtoffer 3] aan potentiële prostitutieklanten, onder meer voor een trioseksafspraak en
- het toesturen van foto- en/of videomateriaal van die [slachtoffer 3] een potentiële prostitutieklant van die [slachtoffer 3] en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 3] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het ter beschikking stellen van condooms voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] en
- het halen en/of brengen en/of begeleiden en/of vervoeren van die [slachtoffer 3] van/naar/bij escort/prostitutiewerkzaamheden;
5zij in de periode van 3 maart 2023 tot en met 6 december 2023 in Nederland,
een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]), is betrokken, heeft verspreid door het verzenden van genoemde video naar een contact van verdachte en (potentiële) prostitutieklant
een gegevensdrager, te weten: een Iphone 14 Pro Max (beslagnummer C.01) bevattende een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]), is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven (onder meer) – bestonden uit:
het naakt poseren van die [slachtoffer 3], waarbij die [slachtoffer 3] poseert in een erotisch getinte houding waarbij nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] in beeld wordt gebracht, waarbij de afbeelding aldus onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.