ECLI:NL:RBNHO:2025:3767

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
15/311304-23 en 15/126813-21 (t.t.z. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van meerderjarige en minderjarige slachtoffers, bezit en verspreiden van kinderporno

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, seksuele uitbuiting van meerderjarige en minderjarige slachtoffers, en het bezit en verspreiden van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een aantal beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft in haar overwegingen het non-punishmentbeginsel in acht genomen, aangezien de verdachte zelf ook slachtoffer was van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte meerderjarige slachtoffers heeft geworven, vervoerd en uitgebuit in de prostitutie. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte een minderjarige heeft uitgebuit en in bezit was van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij immateriële schadevergoeding is toegekend aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/311304-23 en 15/126813-21 (t.t.z. gev.)
Uitspraakdatum: 4 april 2025
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2025 en 21 maart 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Irak),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en van wat de verdachte en haar raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlasteleggingen

De rechtbank heeft de feiten van de ter terechtzitting gevoegde dagvaardingen hieronder ten behoeve van de leesbaarheid voorzien van een doorlopende nummering.
Aan de verdachte is onder parketnummer 15/126813-21, zakelijk weergegeven, ten laste gelegd:
Onderzoek Antigua
feit 1.- Mensenhandel al dan niet in vereniging met betrekking tot [slachtoffer 1] in de periode van 1 april 2020 tot en met 1 mei 2021;
feit 2.- Mensenhandel al dan niet in vereniging met betrekking tot [slachtoffer 2] in de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021.
Aan de verdachte is onder parketnummer 15/311304-23, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
Onderzoek Rondo
feit 3.- Mensenhandel met betrekking tot de minderjarige [slachtoffer 3] in de periode van 1 december 2022 tot en met 6 december 2023;
feit 4.- Mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 4] in de periode van 1 juli 2023 tot en met 14 november 2023;
feit 5.- Het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, verwerven, in bezit hebben van of zich toegang verschaffen tot een kinderpornografische video in de periode van 3 maart 2023 tot en met 6 december 2023.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als
bijlageaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

2.1.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft met een beroep op het non-punishmentbeginsel en het opportuniteitsbeginsel de rechtbank verzocht de officier van justitie met betrekking tot de feiten 1 en 2 niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Het is volgens de verdediging evident dat de verdachte, als slachtoffer, door medeverdachte [medeverdachte 1] is gedwongen en bewogen tot het plegen van strafbare feiten. [medeverdachte 1] is veroordeeld voor het uitbuiten van de verdachte. In de Aanwijzing mensenhandel heeft het Openbaar Ministerie het non-punishmentbeginsel opgenomen. Door de verdachte te (blijven) vervolgen heeft het Openbaar Ministerie in strijd gehandeld met haar eigen Aanwijzing mensenhandel en heeft het Openbaar Ministerie in strijd met het opportuniteitsbeginsel gehandeld.
De rechtbank stelt voorop dat er geen aanleiding is om in deze zaak af te wijken van het criterium dat de Hoge Raad hanteert bij de beoordeling van de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Op basis van het in het artikel 167, eerste lid, Sv neergelegde opportuniteitsbeginsel beslist het Openbaar Ministerie of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging dient plaats te vinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan, leent zich in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde. Een zodanig uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet, terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het bijzonder kan daarvan sprake zijn wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet in strijd met eigen beleidsuitgangspunten, zoals opgenomen in een gepubliceerde aanwijzing.
Het Openbaar Ministerie heeft het
non-prosecution- en het
non-punishment-beginsel als volgt opgenomen in de Aanwijzing mensenhandel (2013A012):
“Het is niet wenselijk dat een slachtoffer van mensenhandel wordt aangemerkt als verdachte indien de strafbare gedraging waarvan het slachtoffer wordt verdacht gedurende een uitbuitingssituatie is gepleegd. De bescherming die voortvloeit uit het non-prosecution- en het non-punishment-beginsel hoeft niet in de weg te staan aan een vervolging of bestraffing voor misdrijven die zij vrijwillig hebben begaan of waaraan zij vrijwillig hebben deelgenomen. In de gevallen waarin het evident is dat slachtoffers gedwongen zijn tot het plegen van misdrijven kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een sepot, het vorderen van schuldigverklaring zonder oplegging van straf (art. 9a Sr), of het toepassen van strafuitsluitingsgronden en/of strafvermindering.”.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie ten tijde van de vervolgingsbeslissing met betrekking tot de feiten 1 en 2, in redelijkheid kon oordelen dat het nog niet evident was dat de verdachte, die ook zelf werd uitgebuit, was gedwongen of bewogen tot het plegen van de feiten die aan haar zijn ten laste gelegd. Voornoemde Aanwijzing schrijft ook niet voor dat niet tot vervolging mag worden overgegaan indien een slachtoffer van mensenhandel is gedwongen tot het plegen van misdrijven. Het Openbaar Ministerie heeft met het instellen van vervolging tegen de verdachte dan ook niet gehandeld in strijd met deze aanwijzing. Het enkele feit dat de verdachte in de onderhavige zaak met betrekking tot de feiten 1 en 2 zelf ook slachtoffer van mensenhandel was, is op zichzelf onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat anderszins sprake is van een uitzonderlijk geval en dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie, bij afweging van de betrokken belangen, tot vervolging van de verdachte heeft kunnen overgaan. Nu ook overigens niet is gebleken dat het instellen of voortzetten van de vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, verwerpt de rechtbank het verweer. De officier van justitie is dus ontvankelijk in de vervolging.
2.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is kennis te nemen van de zaken en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Boordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal hierna op de door de officier van justitie ingenomen standpunten, voor zover van belang, ingaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De rechtbank zal hierna op de door de verdediging ingenomen standpunten, voor zover van belang, ingaan.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Juridisch kader mensenhandel
Aan de verdachte is meermalen het delict mensenhandel ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr (oud). Deze strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Het belang van het individu bij het behoud van zijn of haar lichamelijke en/of geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid staat daarbij voorop. Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en/of vrijheid. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden hij/zij werkt.
Meerderjarige slachtoffers (feiten 1, 2 en 4)
De onder 1, 2 en 4 aan de verdachte gemaakte verwijten van mensenhandel zijn in de tenlasteleggingen opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, aanhef en subs 1°, 4°, 6° en 9° Sr (oud). Het verwijt onder 1° ziet op gedragingen (werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten/opnemen) die ertoe strekken een ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is het oogmerk van uitbuiting vereist. Het verwijt onder 4° ziet op handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Uitbuiting is daarbij een impliciet bestanddeel. Het verwijt onder 6° heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Onder 9° gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het voordeel trekken onder sub 9º vindt plaats onder een of meer van de genoemde middelen en onder het oogmerk van uitbuiting.
Middelen
Om tot een veroordeling van de verwijten onder 1°, 4° en 9° te komen, moet vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een of meerdere specifiek in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1° Sr (oud) genoemd(e) middel(en). Deze kunnen – voor zover in onderhavige zaak relevant – bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’, ‘bedreiging met een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Deze middelen beïnvloeden de wil en dienen te leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid. Vooropgesteld wordt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan een bewezenverklaring van mensenhandel, als één van de in de wet omschreven middelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
De rechtbank zal bij de latere beoordeling in het bijzonder moeten onderzoeken of de verdachte de volgende middelen heeft aangewend: een andere feitelijkheid, bedreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank zal daarom nader ingaan op de betekenis van deze middelen.
‘Feitelijkheden’ zijn handelingen van zodanige aard, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden.
Een nadere invulling van het begrip ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ kan worden gevonden in de memorie van toelichting bij één van de voorlopers van de bepaling. Daarin schrijft de wetgever dat een dergelijk misbruik wordt verondersteld indien de prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Met deze toelichting heeft de wetgever bedoeld het bestanddeel inzake misbruik te objectiveren en daarmee de bescherming van de bepaling uit te breiden.
Onder ‘kwetsbare positie’ dient mede te worden verstaan: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
In de toelichting op het zesde lid van artikel 273f Sr (oud) wordt opgemerkt dat de bestanddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ elkaar grotendeels overlappen. Zo beschouwd lijkt er geen wezenlijk verschil te bestaan tussen beide misbruikmiddelen, in die zin dat in beide gevallen de afhankelijkheidspositie van het vermeende slachtoffer centraal staat en deze middelen zich enkel van elkaar lijken te onderscheiden door de aard van deze afhankelijkheid: door de positie van het slachtoffer (kwetsbaar) of de relatie tussen de dader en het slachtoffer (overwicht). Het ligt bovendien voor de hand dat vaak sprake zal zijn van een combinatie van beide. In lijn hiermee concludeert de rechtbank dat voor beantwoording van de vraag of sprake is van een kwetsbare positie of een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht in beide gevallen betekenis toekomt aan de feitelijke omstandigheden die het slachtoffer persoonlijk betreffen, die gelegenheid tot uitbuiting scheppen en die maken dat het slachtoffer niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het aangaan of voortzetten van de arbeidsrelatie. Het gebruik maken van deze afhankelijkheid van de betrokkene door de verdachte kan een van de genoemde vormen van misbruik opleveren.
Uitbuiting
Het bestanddeel ‘uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van 273f Sr (oud) van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de ratio van dit (impliciete) bestanddeel van de bepaling is gelegen in strafbaarstelling van een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het misbruik maken van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van deze bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt (in een geval als dit) onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Opzet
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor het bewijs van door ‘misbruik’ handelen toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer als bedoeld in die bepaling.
Naast dit opzetvereiste geldt een ander, zwaarder opzetvereiste ten aanzien van de uitbuiting, namelijk in de vorm van het oogmerk van uitbuiting.
Minderjarig slachtoffer (feit 3)
De (seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en subs 2°, 5° en 8° Sr (oud). De strekking van deze subonderdelen is de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting en het profiteren daarvan door anderen. Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eigen (vrijwillige) keuze tot uitbuiting wordt daarom niet aanvaard. Een eventuele instemming van de minderjarige of de omstandigheid dat het initiatief vanuit de minderjarige kwam, is dus irrelevant. Evenmin is van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, omdat de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
De handelingen beschreven onder 2° zijn strafbaar, indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat volgens het tweede lid van het artikel in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van de verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Het volstaat dat de uitbuiting de verdachte voor ogen stond, ook al heeft de uitbuiting zich niet gerealiseerd.
Subs 5° en 8° zien op het strafbaar stellen van het brengen van een minderjarige in de prostitutie respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Voor een bewezenverklaring van sub 5° is niet vereist dat het slachtoffer daadwerkelijk seksuele diensten heeft verricht. Het is voldoende dat het slachtoffer zich daartoe ‘beschikbaar heeft gesteld’. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1990/91, 21 027, nr. 8, p. 2) is te lezen dat ‘
in het algemeen aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is’. Dit brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als impliciet bestanddeel in de strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk moet worden bewezen, maar dat handelen als neergelegd in sub 5° respectievelijk sub 8° uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel (vgl. Hoge Raad 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1823).
3.3.2.
Vrijspraak feit 4 ([slachtoffer 4])
Feit 4 betreft de verdenking van – kort gezegd – mensenhandel met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 4] in de periode van 1 juli 2023 tot en met 14 november 2023.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2], afgelegd in het kader van onderzoek Antigua, kunnen worden gebruikt als schakelbewijs in de zaak van aangeefster [slachtoffer 4]. Deze verklaringen van [slachtoffer 2] vertonen zodanig grote overeenkomsten met de verklaring van [slachtoffer 4], dat daaruit een specifieke modus operandi naar voren komt. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op het proces-verbaal van bevindingen ‘Overeenkomsten onderzoek Antigua’ op pagina 55 van het procesdossier van onderzoek Rondo.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Van schakelbewijs is sprake bij een bewijsconstructie waarbij aan een bewezen verklaard strafbaar feit ten grondslag liggende bewijsmiddelen (in dit geval: de verklaringen van een aangeefster) als steunbewijs worden gebruikt voor een ander, vergelijkbaar strafbaar feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd. Voor de bewijsvoering van dat andere feit wordt dan dus mede redengevend geacht dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken is. Dit kan alleen als de manier waarop de verdachte de verschillende feiten heeft begaan (ook wel genoemd: de modus operandi) op essentiële onderdelen overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont.
De modus operandi zoals de officier van justitie die heeft aangevoerd en zoals die naar voren komt uit genoemd proces-verbaal van bevindingen betreft de volgende aspecten:
  • zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] werden door de verdachte in huis genomen;
  • de verdachte maakte voor beiden foto’s en advertenties en regelde klanten;
  • de verdachte dreigde beeldmateriaal van hen te verspreiden als zij niet zouden werken;
  • [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] moesten meer dan de helft van hun verdiensten aan de verdachte afstaan.
Hoewel sprake is van overeenkomsten tussen de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2], zijn deze overeenkomsten in het licht van de verdenking, te weten mensenhandel, niet zodanig dat sprake is van dezelfde, onderscheidende modus operandi. De verklaringen van [slachtoffer 2] kunnen daarom niet als schakelbewijs voor feit 4 worden gebruikt.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte haar heeft gedwongen prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Tegenover haar verklaring staat de verklaring van de verdachte dat sprake was van vrijwilligheid. Deze verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de verklaring van de zus van de verdachte, die heeft gezegd dat [slachtoffer 4] het prostitutiewerk zelf wilde verrichten. De verklaring van de verdachte wordt bovendien ondersteund door het appverkeer dat de raadsman op de zitting heeft overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer 4] geld heeft ontvangen voor haar werkzaamheden en dat sprake was van vrijwilligheid. Uit het appverkeer waar de officier van justitie op heeft gewezen, in het bijzonder het gesprek tussen ‘[bijnaam]’ – van wie de verdachte zegt dat zij dat was - en [medeverdachte 2] kan evenmin worden afgeleid dat sprake was van enig dwangmiddel.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank het onder 4 aan de verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.4.
Bewijsmotiveringen
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt.
In zijn algemeenheid moet zorgvuldig en behoedzaam worden omgegaan met de waardering van verklaringen van aangevers in strafzaken. In mensenhandelzaken geldt dat de betrouwbaarheid van zowel ontlastende als belastende verklaringen van vermeende slachtoffers onder druk kan komen te staan door gevoelens van wraak, jaloezie, loyaliteit, angst of het belang van het slachtoffer bij het verkrijgen van schadevergoeding.
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden. Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige bronnen verkregen informatie of gegevens. De rechtbank zal de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierna aan de hand van deze criteria beoordelen.
Feit 2 (aangeefster [slachtoffer 2])
Betrouwbaarheid
[slachtoffer 2] is in totaal vijf maal door de politie gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarbij volledig, gedetailleerd en consistent verklaard. Ze heeft uitgebreid uiteengezet hoe zij met de verdachte in contact is gekomen en door haar in huis is genomen, over de ruzies die met de verdachte ontstonden, hoe zij op een gegeven moment, samen met [slachtoffer 1], bij de verdachte is weggegaan en naar [medeverdachte 1] is gegaan, om vervolgens weer terug te keren naar de verdachte. Zij heeft ook verklaard dat zij een aantal dagen niet heeft gewerkt, omdat dit niet van de verdachte hoefde. Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] een en ander nog eens bevestigd. Het enkele feit dat [slachtoffer 2] in haar verklaringen de verdachte heeft aangemerkt als slachtoffer van [medeverdachte 1], doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De raadsman heeft een aantal punten aangevoerd met betrekking tot vermeende inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer 2], te weten de wijze van geld afstaan aan de verdachte, haar bewegingsvrijheid, het weerstand kunnen bieden aan de verdachte en het boeken van hotels door [slachtoffer 2] zelf. Deze punten zien echter niet op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2], maar op de vraag of voor dwang voldoende steunbewijs voorhanden is.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op de volgende specifieke punten gesteund wordt door ander bewijsmateriaal.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij met de verdachte in contact is gekomen door te reageren op een advertentie op Snapchat met de tekst: “
Ben je een meisje, ben je 18 plus, wil je graag snel geld verdienen meld je dan aan”.Hierbij stond het telefoonnummer *0481 vermeld. In de telefoon van de verdachte is een afbeelding aangetroffen van een advertentie met een vergelijkbare tekst. De verdachte heeft verklaard dat *0481 haar telefoonnummer is.
[slachtoffer 2] heeft daarnaast in haar verklaringen beschreven hoe zij op 31 mei 2020 is weggegaan bij de verdachte en dat zij toen samen met [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] met de auto is opgehaald. Dit wordt bevestigd in een audiobestand dat is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1]. Dit betreft een gesprek tussen de verdachte en [slachtoffer 2], waarin de verdachte onder meer zegt dat zij [slachtoffer 2] in de auto van “[bijnaam 2]” ([medeverdachte 1]) heeft zien stappen, samen met Hafsa en dat ze zijn weggereden. Ook zegt [slachtoffer 2] in dit gesprek dat de verdachte alleen maar aan geld denkt en dat zij [slachtoffer 2] elke avond heeft zien huilen als zij klaar was (de rechtbank begrijpt: met haar werkzaamheden).
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de internet-advertenties om prostitutieklanten te werven werden betaald door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit financieel onderzoek is gebleken dat vanaf de bankrekeningen van zowel [medeverdachte 1] als de verdachte regelmatig betalingen zijn gedaan aan [bedrijfsnaam] B.V., het bedrijf dat de website kinky.nl beheert. Dergelijke betalingen hebben niet plaatsgevonden vanaf enige rekening van [slachtoffer 2].
Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard:
“De belangrijkste chat is die met “laans privé service” met een wit hartje erachter. [voornaam verdachte] werknaam als prostituee was Latifa en als pooier was Lana vandaar de naam Laans. In die chat zitten dus ook de andere meisjes die voor haar werken en daar staat bijvoorbeeld ook in dat ze mij aankondigt als het nieuwe meisje”.In de telefoon van [slachtoffer 2] is de groepschat ‘Laans privé service’ aangetroffen. De groepschat is aangemaakt vanaf het telefoonnummer van de verdachte, *0481, met de gebruikersnaam [lijkend op voornaam verdachte]. In die groepschat stelt [lijkend op voornaam verdachte] aan de rest van de groep [werknaam slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]) als nieuw meisje voor. Daarna wordt in de groepschat direct gesproken over het maken van foto’s.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal om te worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank stelt het volgende vast.
[slachtoffer 2] is in april/mei 2020 met de verdachte in aanraking gekomen door te reageren op een advertentie waarin meisjes de mogelijkheid werd geboden om snel geld te verdienen. Dit bleek om escortwerk te gaan. Bij de kennismaking in de woning van de verdachte maakte de verdachte foto’s van [slachtoffer 2] in lingerie. [slachtoffer 2] woonde vanaf dat moment in de woning van de verdachte, omdat ze zelf de huur van haar eigen woning niet meer kon betalen. Haar telefoon werd afgepakt en ze mocht niet meer alleen naar buiten. De advertenties op internet om klanten te werven werden gemaakt, betaald en beheerd door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte regelde de afspraken met de klanten en bracht [slachtoffer 2] met de auto naar de werklocaties. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] vertelden [slachtoffer 2] dat als zij niet zou werken, zij haar ouders over de werkzaamheden zouden inlichten of beelden van haar openbaar zouden maken. De opbrengsten van het werk van [slachtoffer 2] gingen grotendeels naar de verdachte en naar de medeverdachte [medeverdachte 1].
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte, samen met een ander, aangeefster [slachtoffer 2] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte hierbij gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’, ‘dreiging met een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 2] dat de verdachte dit feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] regelde advertenties en hotels, deelde in de opbrengst van het sekswerk van aangeefster en speelde een rol in het beperken van de bewegingsvrijheid van aangeefster. Hiermee leverde [medeverdachte 1] een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Dit geldt voor de gehele ten laste gelegde periode, met uitzondering van de periode van 31 mei 2020 tot en met 4 juli 2020.
Feit 1 (aangeefster [slachtoffer 1])
Betrouwbaarheid
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris volledig, gedetailleerd en consistent verklaard over de rol van de verdachte. De omstandigheid dat zij pas bij de rechter-commissaris voor het eerst expliciet over de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard, maakt niet dat haar verklaringen met betrekking tot de verdachte ongeloofwaardig zijn.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op de volgende specifieke punten gesteund wordt door ander bewijsmateriaal.
In de eerste plaats heeft de verdachte ter zitting bevestigd dat [slachtoffer 1] bij haar heeft verbleven.
Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de internet-advertenties om prostitutieklanten te werven werden gemaakt en betaald door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Dit vindt bevestiging in het feit dat op de site kinky.nl een advertentie is gevonden op naam van ‘[werknaam slachtoffer 1]’. Op 29 januari 2021 is het telefoonnummer verbonden aan deze advertentie gewijzigd van het telefoonnummer *0481 naar het telefoonnummer *9382, dat in gebruik was bij [slachtoffer 1]. Het telefoonnummer *0481 betreft het nummer van de verdachte. Uit de transactiegegevens van de bankrekeningen van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij regelmatig advertenties voor ‘[werknaam slachtoffer 1]’ heeft betaald.
Uit de vergelijking van de foto van [werknaam slachtoffer 1] met foto’s bij andere internetadvertenties kan aan de hand van een onderscheidend lichaamskenmerk worden afgeleid dat het telkens dezelfde vrouw betreft, te weten [slachtoffer 1]. Daar komt bij dat de foto van ‘[werknaam slachtoffer 1]’ door de politie is getoond aan [slachtoffer 2]. Zij heeft verklaard dat zij op deze foto [slachtoffer 1] herkende.
Tot slot vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de verklaringen van [slachtoffer 2], die de rechtbank hiervoor reeds betrouwbaar heeft geacht. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geholpen van huis weg te lopen, zij al haar geld moest afstaan en de verdachte en [medeverdachte 1] de advertenties beheerden.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal om te worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank stelt het volgende vast.
[slachtoffer 1] is op 24 april 2020, in een kwetsbare periode in haar leven, bij de verdachte gaan wonen om in de prostitutie te gaan werken. Toen ze daar eenmaal woonde, mocht ze niet meer naar buiten en werd haar telefoon afgepakt. De verdachte regelde afspraken met klanten. De verdachte en [medeverdachte 1] vertelden haar hoe zij het werk moest doen. Het geld dat [slachtoffer 1] verdiende ging 50/50 naar de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Zelf kreeg zij niets. [medeverdachte 1] en de verdachte maakten de advertenties om klanten te werven. Ook zorgden zij voor de daarbij horende foto’s. [medeverdachte 1] bracht [slachtoffer 1] naar escort-afspraken en boekte hotels. Ook deed hij betalingen voor het plaatsen of ‘omhoog plaatsen’ van advertenties op kinky.nl. [slachtoffer 1] heeft tot slot verklaard dat zij ongeveer drie weken voor de verdachte heeft gewerkt.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte, samen met een ander, aangeefster [slachtoffer 1] vanaf 24 april 2020 heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte hierbij gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat de verdachte dit feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] en de verdachte haalden [slachtoffer 1] samen op voor afspraken, gaven uitleg over het werk, [medeverdachte 1] regelde afspraken met klanten, boekte hotels en deed betalingen voor advertenties. Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] deelden in de opbrengst van het sekswerk van [slachtoffer 1]. Hiermee heeft [medeverdachte 1] een bijdrage van voldoende gewicht geleverd om van medeplegen te kunnen spreken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een pleegperiode van 3 weken, te rekenen vanaf 24 april 2020, bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] na deze periode heeft uitgebuit, ook niet samen met [medeverdachte 1] in de vorm van medeplegen. Het door de officier van justitie aangehaalde Facebook Messenger-bericht dat de verdachte op 27 april 2021 heeft verstuurd, is daarvoor onvoldoende. [slachtoffer 1] heeft namelijk niet verklaard dat zij na de eerste drie weken door de verdachte is uitgebuit en ander bewijs waaruit dit kan worden afgeleid, ontbreekt.
Feit 3 ([slachtoffer 3])
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 2022 tot en met 23 oktober 2023 de minderjarige [slachtoffer 3] heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Feit 5
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bezit en/of verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De verdachte heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van de afgebeelde persoon, [slachtoffer 3], en was zich niet bewust van haar minderjarigheid, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat volgens vaste rechtspraak bij het vervaardigen en bezit van kinderporno de leeftijd van de minderjarige is geobjectiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor het vervolgens verspreiden van dit materiaal. Dit houdt in dat ten aanzien van de minderjarigheid van de afgebeelde persoon geen opzet van de verdachte is vereist. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank stelt verder vast dat de tenlastelegging onder 5, die evident is toegesneden op artikel 240b Sr (oud), na de toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging spreekt over ‘een video’, dan wel ‘(een) gegevensdrager(s), bevattende een video’. In de oorspronkelijke tenlastelegging stond, in overeenstemming met de wettekst: ‘(een) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of video(s) - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) (…)’. De rechtbank stelt vast dat door de nadere omschrijving van de tenlastelegging het bestanddeel ‘afbeelding’ van artikel 240b Sr (oud) niet meer in de tenlastelegging is opgenomen. De rechtbank vat de in de tenlastelegging opgenomen term ‘video’ in dit verband echter op als het bestanddeel ‘afbeelding’ in de zin van artikel 240b Sr (oud). Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte hierdoor niet in haar verdediging geschaad, nu er blijkens het verhandelde ter terechtzitting geen misverstand heeft bestaan over het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt.
3.3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1, 2, 3 en 5ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
De zaak met parketnummer 15/126813-21:
1
zij in de periode van 24 april 2020 tot en met 15 mei 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en haar mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (artikel 273f lid 1 sub 4) en
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9) en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de verdiensten en contante geldbedragen van die [slachtoffer 1] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij die andere feitelijkheid heeft bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal
- zich op boze wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en
- in ernstige mate beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] en
- brengen en houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet volledig over haar eigen financiële middelen kon beschikken
en waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 1] en
- het maken van seksueel getinte foto's en/of het grafisch bewerken van die seksueel getinte foto's voor advertenties op websites (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 1] klanten moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 1] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend of hotels of Airbnb's in Nederland of op andere locaties en
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 1] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van uitleg en instructies aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het (al dan niet laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 1] en/of het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1].
2
zij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en haar mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (artikel 273f lid 1 sub 4) en
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9) en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de contante verdiensten en/of contante geldbedragen van die [slachtoffer 2] en/of het door die [slachtoffer 2] laten overboeken van bedragen naar de rekening van verdachte of haar mededader en/of het op haar, verdachtes, bankrekening of op de bankrekening van haar mededader (laten) overboeken van (Tikkie)betaling(en) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij die andere feitelijkheid of die dreiging met een andere feitelijkheid hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal
- zich op boze en agressieve wijze uiten tegen die [slachtoffer 2] en
- opsluiten van die [slachtoffer 2] in een woning te Purmerend en het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 2] en
- dreigen foto’s en/of video(’s) van die [slachtoffer 2] van compromitterende aard op het internet te publiceren en/of te verzenden naar de ouders en/of bekenden van die [slachtoffer 2] en/of dreigen aan anderen te vertellen/kenbaar te maken dat die [slachtoffer 2] werkzaam is als prostituee en
- dreigen met dat die [slachtoffer 2] ‘een dak boven haar hoofd verliest’ wanner zij zou stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en
- onder controle houden en onder druk zetten van die [slachtoffer 2], waardoor het voor die [slachtoffer 2] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- controleren van de inhoud van de privé telefoon en/of de ‘werk’telefoon van die [slachtoffer 2] en
- brengen en houden van die [slachtoffer 2] in een positie waar zij niet volledig over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken,
en waarbij voornoemde (onder 2) “enige handeling” heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] en het ter beschikking stellen van die woning (in Purmerend) als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- het onderbrengen van die [slachtoffer 2] in een woning van haar, verdachte, terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 2] zouden worden verlangd en
- het geven/regelen van onderdak aan/voor die [slachtoffer 2] in een woning te Utrecht en/of in hotels en/of andere locatie(s) en
- het (al dan niet laten) maken en/of grafisch bewerken van seksueel getinte foto’s voor advertenties op websites (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het ‘omhoog plaatsen”) en/of het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklant(en) voor die [slachtoffer 2] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 2] klanten moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 2] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend of hotels in Nederland en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 2] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van uitleg en/of instructies aan die [slachtoffer 2] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het vervoeren van die [slachtoffer 2] naar locaties alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 2] en/of het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- het in de woning blijven alwaar die [slachtoffer 2] op dat moment haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en
- het tijdelijk ter beschikking stellen van een bankrekening, die op naam stond van verdachte Rafik, aan die [slachtoffer 2].
De zaak met parketnummer 15/311304-23, na toegelaten nadere omschrijving:
3zij in de periode van 1 december 2022 tot en met 23 oktober 2023 in Nederland,
een ander genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]),
1) heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 2°) en
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) en
terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en waarbij "enige handeling" (zoals genoemd onder 2) onder meer heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en een woonadres voor die [slachtoffer 3] en
- het onderbrengen van die [slachtoffer 3] in de woning van verdachte en
- het (al dan niet laten) aanmaken van en/of het onderhouden van (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen”) advertenties op websites waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 3] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard en/of de locatie van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en
- het aanbieden van die [slachtoffer 3] aan potentiële prostitutieklanten, onder meer voor een trioseksafspraak en
- het toesturen van foto- en/of videomateriaal van die [slachtoffer 3] een potentiële prostitutieklant van die [slachtoffer 3] en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 3] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het ter beschikking stellen van condooms voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] en
- het halen en/of brengen en/of begeleiden en/of vervoeren van die [slachtoffer 3] van/naar/bij escort/prostitutiewerkzaamheden;
5zij in de periode van 3 maart 2023 tot en met 6 december 2023 in Nederland,
een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]), is betrokken, heeft verspreid door het verzenden van genoemde video naar een contact van verdachte en (potentiële) prostitutieklant
en
een gegevensdrager, te weten: een Iphone 14 Pro Max (beslagnummer C.01) bevattende een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]), is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven (onder meer) – bestonden uit:
het naakt poseren van die [slachtoffer 3], waarbij die [slachtoffer 3] poseert in een erotisch getinte houding waarbij nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] in beeld wordt gebracht, waarbij de afbeelding aldus onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2, telkens:
Mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1°, 4°, 9° en 6° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
Mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Ten aanzien van feit 5:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Beroep op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van feit 3 (mensenhandel met betrekking tot de minderjarige [slachtoffer 3]) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar een beroep op afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) toekomt. Volgens de verdediging heeft de verdachte voldaan aan haar onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van [slachtoffer 3] en heeft zij verontschuldigbaar gedwaald met betrekking tot haar minderjarigheid. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 3] aan de verdachte een ID-bewijs heeft laten zien waaruit bleek dat zij meerderjarig was. Dat dit ID-bewijs vervalst was, kon de verdachte er niet aan af zien, aldus de raadsman. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij een fysiek ID-bewijs van [slachtoffer 3] heeft gezien.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op avas naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad alleen in uitzonderlijke gevallen kan slagen. Gelet op de door de wet beoogde bescherming van minderjarigen moeten aan een beroep op avas in een geval waarin sprake is van mensenhandel van een minderjarige hoge eisen worden gesteld. Wil een beroep op avas slagen, dan moet aannemelijk zijn geworden dat de verdachte gedegen heeft onderzocht of de betreffende persoon meerderjarig is.
De rechtbank is van oordeel dat van een gedegen onderzoek door de verdachte geen sprake is geweest. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij enkel beschikte over een foto van een ID-bewijs waarop als geboortejaar 2000 in plaats van 2007 stond vermeld en niet over een fysiek pasje. Deze foto is daadwerkelijk aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer 3]; een fysieke ID-kaart met geboortejaar 2000 is niet gevonden. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat zij de ID-kaart van [slachtoffer 3] heeft gezien, en daarmee heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht, ongeloofwaardig en bovendien niet aannemelijk geworden. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt daarom verworpen.
Beroep op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft het avas-verweer bij wijze van subsidiair verweer herhaald ten aanzien van feit 5, dat ziet op het bezit/verspreiden van kinderpornografisch materiaal.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en verwijst daartoe naar de hiervoor met betrekking tot feit 3 gegeven motivering.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraffen

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht aan de verdachte een beroepsverbod op te leggen voor de duur van vijf jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring komt van een of meer van de feiten in onderzoek Antigua (feiten 1 en 2) heeft de raadsman gepleit voor toepassing van artikel 9a Sr. De verdachte, een kwetsbare vrouw, is zelf slachtoffer in dit onderzoek en voor zover zij strafbare handelingen heeft verricht, is dit het directe gevolg van de druk die op haar werd uitgeoefend door medeverdachte [medeverdachte 1]. Daarnaast moet de schending van de redelijke termijn in dit onderzoek tot een aanzienlijke strafkorting leiden.
Wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een of meer feiten in onderzoek Rondo (feiten 3, 4 en 5), heeft de raadsman de rechtbank verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarbij heeft de raadsman verzocht bij de eventuele straftoemeting rekening te houden met het scenario dat de verdachte door aangeefster [slachtoffer 3] is misleid met betrekking tot haar leeftijd. Het is niet opportuun nu nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, vanwege de grote kans op detentieschade. De verdachte zou dan opnieuw het contact met haar zoontje verliezen en het ingezette hulpverleningstraject zou worden doorbroken.
Tot slot heeft de raadsman de rechtbank in overweging gegeven om naast een onvoorwaardelijk gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, eventueel aangevuld met een taakstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de hoofdstraffen die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan mensenhandel, in de vorm van seksuele uitbuiting, ten aanzien van twee jonge, kwetsbare vrouwen. De slachtoffers zijn door de verdachte en de mededader in een afhankelijke positie gebracht door hen onderdak te bieden, controle en druk op hen uit te oefenen en financieel afhankelijk te maken. De verdachte en de mededader hebben de slachtoffers niet alleen hun verdiensten uit sekswerk afgepakt, maar ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en op hun persoonlijke vrijheid. De ervaring leert dat slachtoffers van mensenhandel hier gedurende lange tijd nog psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden.
Hierbij tekent de rechtbank aan dat zij in het geval van aangeefster [slachtoffer 1] (feit 1) een aanzienlijke kortere pleegperiode bewezen acht dan de officier van justitie, namelijk drie weken.
De rechtbank weegt verder mee dat uit het dossier, onder meer uit de verklaringen van de aangeefsters, blijkt dat de verdachte zich ook zelf in een uitbuitingssituatie bevond. In die zin is zij niet alleen dader, maar ook slachtoffer. Uit het dossier blijkt dat als de verdachte meiden zou regelen voor de mededader [medeverdachte 1], zij het werk niet zelf meer van hem hoefde te doen. Zij heeft onder druk van [medeverdachte 1] meisjes geworven en uitgebuit en is aldus door hem aangezet tot het plegen van strafbare feiten. [medeverdachte 1] is, zij het niet onherroepelijk, veroordeeld voor de uitbuiting van de verdachte. De rechtbank acht medeplegen door de verdachte bewezen, maar haar rol bij de feiten 1 en 2 kan niet los worden gezien van haar slachtofferschap. De rechtbank zal daarom, in de geest van het non-punishmentbeginsel, bij het bepalen van de strafmaat geen rekening houden met de uitbuiting van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Daarnaast heeft de verdachte een minderjarige, die destijds pas 15 jaar oud was, seksueel uitgebuit. Ook hier geldt dat de verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dit weegt des te zwaarder, nu het om een minderjarige gaat. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan, ook al heeft de uitbuiting een beperkt aantal keren plaatsgevonden in de bewezen verklaarde periode.
Tot slot is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit en (eenmalig) verspreiden van kinderpornografisch materiaal, in de vorm van een video van het minderjarige slachtoffer.
Zoals hiervoor onder 5 met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte is overwogen, heeft de verdachte niet voldaan aan haar onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van slachtoffer [slachtoffer 3] (feit 3 en 5). Gelet daarop zal de rechtbank niet in strafverlagende zin rekening houden met de mogelijkheid dat de verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van de minderjarigheid van het slachtoffer.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte van 7 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het door de GZ-psycholoog drs. [naam deskundige] over de verdachte uitgebrachte rapport Pro Justitia. Uit dit rapport komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een depressieve stoornis. Daarnaast functioneert zij op zwakbegaafd niveau. Hier was ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake van. Door de ontkennende houding van de verdachte heeft de onderzoekster echter geen zicht gekregen op het delictscenario, eventuele motieven of de omstandigheden waaronder het delictgedrag tot stand is gekomen. Hierdoor kan niet bepaald worden of de stoornissen en zwakbegaafdheid hebben doorgewerkt in de gedragskeuzes van de verdachte. De deskundige onthoudt zich daarom van een advies over de toerekenbaarheid.
Om dezelfde reden is het niet mogelijk geweest een op pathologische gronden gefundeerde risicoanalyse uit te voeren. Over de kans op recidive kan de onderzoekster daarom niets zeggen. Dit brengt met zich dat er ook geen gronden zijn om een advies uit te brengen over begeleiding/behandeling in een strafrechtelijk kader.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 5 juni 2024 geschorst. Sindsdien staat de verdachte onder toezicht van de reclassering. De reclassering heeft op 28 februari 2025 een advies uitgebracht. Bij een veroordeling merkt de reclassering de voormalige dagbesteding als sekswerker, het sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte aan als delictgerelateerde factoren. Er is bij de verdachte een patroon zichtbaar van problematiek op het gebied van (vriendschappelijke en partner-) relaties. De verdachte is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet langer werkzaam als sekswerker en is niet voornemens om dit werk in de toekomst nog te hervatten. Verder is er sprake van een belaste voorgeschiedenis en instabiliteit op het gebied van het psychosociaal functioneren. De reclassering ziet risico’s op het gebied van haar partnerrelatie en financiën. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De verdachte is gestart met behandeling bij zowel forensische polikliniek De Waag als bij GGZ-instelling PsyQ op vrijwillige basis voor traumabehandeling. Omdat zij echter binnenkort pas gaat starten met haar behandeling voor PTSS en er tot op heden nog sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden, wordt reclasseringsbemoeienis geïndiceerd geacht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod, dagbesteding, schuldhulpverlening en het beschikken over een legaal inkomen.
Strafoplegging
De bewezen verklaarde seksuele uitbuiting van een minderjarige en het bezit en verspreiden van een kinderpornografische video rechtervaardigen in beginsel een aanzienlijk langere gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het belang dat de samenleving heeft bij het voorkomen van recidive, waaronder begrepen het terugvallen in de prostitutie, zal de rechtbank geen straf opleggen die zou betekenen dat de verdachte terug moet naar de gevangenis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat zes maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank legt een langere proeftijd op dan door de officier van justitie geëist, omdat zij het, gelet op de problematiek van de verdachte, wenselijk vindt dat de verdachte langere tijd kan rekenen op hulp en steun van de reclassering. De rechtbank zal aan deze proeftijd de voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast aan de verdachte een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren moet worden opgelegd.
Geen contactverbod
De rechtbank zal aan de verdachte geen contactverbod op grond van artikel 38v Sr met de slachtoffers opleggen. Volgens die bepaling kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd ter bescherming van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Een dergelijke maatregel kan een contactverbod inhouden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de rechtbank deze maatregel alleen kan opleggen als zij oordeelt dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend naar personen toe zal gedragen. [1] Daarvoor zijn in dit geval geen aanwijzingen. De rechtbank stelt vast dat de reclassering het recidiverisico inschat als gemiddeld en dat de verdachte sinds de bewezen verklaarde gebeurtenissen geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en ook geen contact heeft gezocht met de slachtoffers.
Geen beroepsverbod
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar wordt opgelegd. De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie hierbij het oog heeft gehad op het uitoefenen van enig beroep in de prostitutie- en escortbranche. De rechtbank overweegt dat prostitutie- en escortwerk op zichzelf geen illegale werkzaamheden zijn. Nu aan de proeftijd onder meer de voorwaarden zijn verbonden dat de verdachte een legaal inkomen moet verwerven en geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, ziet de rechtbank geen aanleiding een beroepsverbod als bijkomende straf op te leggen.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn die ingevolge artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht moet worden. Anders dan de raadsman – die kennelijk uitgaat van de pleegdatum van de ten laste gelegde feiten – is de rechtbank van oordeel dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met de inverzekeringstelling van de verdachte op 31 augustus 2022 in het onderzoek Antigua. De rechtbank doet uitspraak op 4 april 2025. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar met zeven maanden overschreden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de straftoemeting ter zake van onderzoek Antigua, de mate van overschrijding en de ingewikkeldheid van de zaak, volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt zij aan deze overschrijding geen gevolgen.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven Apple iPhone 14 Pro Max (beslagnummer C.01) dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerp aan de verdachte toebehoort en dat het onder 5 bewezen verklaarde feit met behulp van en met betrekking tot dat voorwerp is begaan.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft, door tussenkomst van mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat te Rotterdam, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet in de vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
[slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft, door tussenkomst van mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 396.000,-) en immateriële schade (€ 20.000,-) die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de door de benadeelde partij afgedragen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden. De benadeelde partij heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering verzocht.
Ter zitting heeft mr. T.S.H. Buskop, waarnemend voor mr. Schimmel, de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering wat betreft de immateriële schade toewijsbaar, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Wat betreft de materiële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij in de gehele vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het tot vrijspraak strekkende pleidooi.
In het geval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, is de raadsman van mening dat onvoldoende causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en eventuele schade bij de benadeelde partij en dat het vaststellen van de hoogte van de eventueel door de verdachte veroorzaakte schade een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gestelde materiële schade overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is welk deel van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden de benadeelde partij aan de verdachte heeft afgestaan. Daarbij speelt mee dat de medeverdachte [medeverdachte 1] ook een deel van de door de benadeelde partij gegenereerde inkomsten heeft geïncasseerd. Bovendien is de verdachte in onderzoek Antigua zelf als slachtoffer van [medeverdachte 1] aangemerkt en heeft zij inkomsten aan hem moeten afstaan. Dit alles maakt dat de werkelijke omvang van de geleden materiële schade en het aandeel van de verdachte daarin niet eenvoudig kan worden vastgesteld. Een afgewogen oordeel hierover vergt nader onderzoek en nadere bewijslevering en debat. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat ziet op materiële schade.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank de in deze zaak relatief korte bewezen verklaarde pleegperiode in aanmerking genomen. De rechtbank acht, mede gelet op de bedragen die in soortgelijke gevallen door Nederlandse rechters worden toegewezen, een bedrag van € 2.000,- billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. In het resterende deel van de vordering met betrekking tot immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze toewijzing de hoofdelijkheidsclausule moet worden verbonden. De rechtbank zal daarom bepalen dat indien (een van) de medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het medeplegen van mensenhandel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
[slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft, door tussenkomst van mr. A. Koopsen, advocaat te Amsterdam, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 98.000,-) en immateriële schade (€ 10.000,-) die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de door de benadeelde partij afgedragen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden. De benadeelde partij heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering wat betreft de immateriële schade toewijsbaar, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Wat betreft de materiële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij volledig niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege het tot vrijspraak strekkende pleidooi.
In het geval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, is de raadsman van mening dat onvoldoende causaal verband valt te leggen tussen het handelen van de verdachte en eventuele schade bij de benadeelde partij en dat het vaststellen van de hoogte van de eventueel door de verdachte veroorzaakte schade een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gestelde materiële schade overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is welk deel van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden de benadeelde partij aan de verdachte heeft afgestaan. Daarbij speelt mee dat de medeverdachte [medeverdachte 1] ook een deel van de door de benadeelde partij gegenereerde inkomsten heeft geïncasseerd. Bovendien is de verdachte in onderzoek Antigua zelf als slachtoffer van [medeverdachte 1] aangemerkt en heeft zij inkomsten aan hem moeten afstaan. Dit alles maakt dat de werkelijke omvang van de geleden materiële schade en het aandeel van de verdachte daarin niet eenvoudig kan worden vastgesteld. Een afgewogen oordeel hierover vergt nader onderzoek en nadere bewijslevering en debat. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat ziet op materiële schade.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht, mede gelet op de bedragen die in soortgelijke gevallen door Nederlandse rechters worden toegewezen, het gevorderde bedrag van € 10.000,- billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze toewijzing de hoofdelijkheidsclausule moet worden verbonden. De rechtbank zal daarom bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het medeplegen van mensenhandel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 240b (oud) en 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
niet bewezenwat aan de verdachte onder
4is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
 Verklaart
bewezendat de verdachte de onder
1, 2, 3 en 5ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
drie jaren.
Stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
Meldplicht bij de reclassering
De veroordeelde meldt zich, volgens afspraken met haar huidige toezichthouder, bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vincent van Goghweg 73 in Zaandam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door de forensisch polikliniek De Waag en PsyQ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met:
  • [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2],
  • [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] en
  • [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 4]
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
De politie ziet toe op naleving van dit contactverbod.
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle passende dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Beschikken over een legaal en zelfstandig inkomen
De veroordeelde spant zich in voor het verkrijgen van een zelfstandig en legaal inkomen en geeft inzicht in haar inkomsten en uitgaven.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
 Verklaart
verbeurd: een Apple iPhone 14 Pro Max (beslagnummer C.01).
 Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.000,- (tienduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 10.000,- (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mrs. G.D. Kleijne en A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2025.
Bijlage
De tenlasteleggingen
De zaak met parketnummer 15/126813-21:
1
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 1 mei 2021 te Purmerend en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders in) Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 1] en/of het door die [slachtoffer 1] laten overboeken van een of meerdere bedrag(en) naar de rekening van verdachte en/of haar mededader(s) en/of het op haar, verdachtes, rekening (laten) overboeken van Tikkiebetaling(en) en/of door het (al dan niet laten) pinnen van geldbedrag(en) vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 1] (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] (onder andere door die [slachtoffer 1] voortdurend te blijven benaderen via onder meer de telefoon en/of door die [slachtoffer 1] te vergezellen naar plaatsen van te verrichten prostitutiewerkzaamheden), waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- dreigen aan een ander of anderen te vertellen/kenbaar te maken dat die [slachtoffer 1] als prostituee werkzaam is en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 1] en/of
- ( in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken,
en/of
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van een of meer (seksueel getinte) foto('s) en/of het (vervolgens) grafisch bewerken van die (seksueel getinte) foto('s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 1], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en/of het betalen van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 1], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 1] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 1] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden (waaronder in de woning te Purmerend en/of een of meerdere hotel(s) en/of Airbnb('s) in Nederland en/of op andere locatie(s)) en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 1] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 1] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het (al dan niet laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 1] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning/hotel(s) blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 1] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en/of
- het bepalen/instrueren dat die [slachtoffer 1] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie en/of (menstruatie)sponsje(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1];
2
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021 te Purmerend en/of Zaandam en/of Utrecht en/of (elders in) Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feiteljkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de contante verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 2] en/of het door die [slachtoffer 2] laten overboeken van meerdere bedragen naar de rekening van verdachte en/of haar mededader(s) en/of het op haar, verdachtes, en/of op de bankrekening van haar mededader(s) (laten) overboeken van (Tikkie)betaling(en) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 2] en/of
- opsluiten van die [slachtoffer 2] in een woning te Purmerend en/of het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 2] en/of
- dreigen foto’s en/of video(s) van die [slachtoffer 2] van compromitterende aard (op het internet) te publiceren en/of te verzenden naar de ouders en/of bekenden van die [slachtoffer 2], en/of dreigen aan anderen te vertellen/kenbaar te maken dat die [slachtoffer 2] werkzaam is als prostituee en/of
- dreigen met dat die [slachtoffer 2] ‘een dak boven haar hoofd verliest’ wanner zij zou stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 2] en/of
- mishandelen van die [slachtoffer 2] (waaronder die [slachtoffer 2] (meermalen) slaan) en/of
- spugen naar/in het gezicht van die [slachtoffer 2] en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 2], waardoor het voor die [slachtoffer 2] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- controleren van de inhoud van de privé telefoon en/of de ‘werk’telefoon van die [slachtoffer 2] en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken,
en/of
waarbij voornoemde (onder 2)) “enige handeling” heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] en/of het ter beschikking stellen van die woning (in Purmerend) als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2]) en/of
- het onderbrengen van die [slachtoffer 2] in een woning van haar, verdachte, en/of haar mededader(s), terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 2] zouden worden verlangd en/of
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] in een woning te Utrecht en/of in hotel(s) en/of (andere) locatie(s) en/of
- het (al dan niet laten) maken en/of (grafisch) bewerken van een of meer (seksueel getinte) foto(’s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 2], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het ‘omhoog plaatsen”) en/of het betalem van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële)(prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 2], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 2] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 2] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden (waaronder in de woning te Purmerend en/of een of meerdere hotel(s) in Nederland en/of op andere locatie(s)) en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 2] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 2] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 2] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 2] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning/hotel(s) blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 2] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en/of
- het bepalen dat die [slachtoffer 2] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie en/of menstruatie)sponsje(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of
- het (tijdelijk) ter beschikking stellen van een bankrekening (welke op naam stond van verdachte Rafik) aan die [slachtoffer 2];
De zaak met parketnummer 15/311304-23, na toegelaten nadere omschrijving:
3zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 6 december 2023 te Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
een ander genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]),
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting(sub 2°) en/of
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) en/of
3) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer 3], met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en waarbij "enige handeling(en)" (zoals genoemd onder 2) (onder meer) hebben/heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres voor die [slachtoffer 3] en/of
- het onderbrengen van die [slachtoffer 3] in de woning van verdachte en/of
- het (al dan niet laten) aanmaken van en/of het onderhouden van (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen”) één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het verzinnen/bepalen van een werknaam/werknamen voor die [slachtoffer 3] en/of
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 3] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard en/of de locatie van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- het aanbieden van die [slachtoffer 3] aan potentiële prostitutieklant(en) (onder meer voor een trioseksafspraak) en/of
- het toesturen van foto- en/of videomateriaal van die [slachtoffer 3] een potentiële prostitutieklant(en) van die [slachtoffer 3] en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 3] moest (gaan) aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het ter beschikking stellen van condooms voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] en/of
- het halen en/of brengen en/of begeleiden en/of vervoeren van die [slachtoffer 3] van/naar/bij escort/prostitutiewerkzaamheden
4zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 14 november 2023 te Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5]),
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 4], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 4], en/of het door die [slachtoffer 4] laten overboeken van een of meerdere bedrag(en) naar de rekening van verdachte en/of haar mededader(s) en/of het op haar, verdachtes, rekening (laten) overboeken van Tikkiebetaling(en) en/of door het (al dan niet laten) pinnen van geldbedrag(en) vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 4] (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij die andere feitelijkheid en/of die dreiging met een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
-
zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 4] en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 4] (onder andere door die [slachtoffer 4] voortdurend te blijven benaderen via onder meer de telefoon en/of door die [slachtoffer 4] te vergezellen naar plaatsen van te verrichten prostitutiewerkzaamheden) en/of het filmen van aanwezige perso(o)n(en) met een of meerdere camera’s in de woning van verdachte, waardoor het voor die [slachtoffer 4] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- dreigen aan een ander of anderen te vertellen/kenbaar te maken dat die [slachtoffer 4] als prostituee werkzaam is en/of het dreigen beeldmateriaal van compromitterende/seksuele aard van die [slachtoffer 4] online te plaatsen en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 4] en/of
- (in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 4] en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 4] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken, en/of
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 4] en/of
- het maken van een of meer (seksueel getinte) foto('s) en/of video(s) en/of het (vervolgens) grafisch bewerken van die (seksueel getinte) foto('s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 4], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en/of het betalen van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 4] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 4], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de locatie(s) van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 4] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 4] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden (waaronder in de woning te Purmerend en/of een of meerdere hotel(s) en/of Airbnb('s) in Nederland en/of in voertuigen (zogenaamde ‘cardates’) en/of op andere locatie(s)) en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 4] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 4] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 4] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het (al dan niet laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 4] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 4] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning/hotel(s) blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 4] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en/of
- het bepalen/instrueren dat die [slachtoffer 4] ook bij ongesteldheid als prostituee moest(en) werken en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie en/of (menstruatie)sponsje(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 4]);
5zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2023 tot en met 6 december 2023 te Purmerend en/of (elders in) Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov) - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende een video, te weten: een Iphone 14 Pro Max (beslagnummer C.01) bevattende een video (bestandsnaam [bestandsnaam].mov),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]), is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verspreid (door het verzenden van genoemde video naar een of meerdere contact(en) van verdachte en/of (potentiële) prostitutieklant(en)) en/of
aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven (onder meer) – bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 3], waarbij die [slachtoffer 3] gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp, en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/video(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer 3] in beeld wordt/worden gebracht
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2010-2011, 32 551, nr. 3, pg 7.