3.1.GEM c.s. vorderen – na wijzigingen van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de Stichting een gebod oplegt om, binnen één werkdag na betekening van dit vonnis, het beroep (bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem bekend onder nummer HAA/24/7225) dat zij heeft aangetekend tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Amsterdam van 15 mei 2024 (met kenmerk JB.24.001388.001) in te trekken, per aangetekende post en per e-mail, onder toezending van bewijs daarvan aan GEM en Ontwikkelaars, binnen diezelfde termijn, en bepaalt dat als de Stichting daartoe binnen die termijn niet is overgegaan, het vonnis dezelfde kracht heeft als een door de Stichting in wettige vorm opgemaakte akte tot intrekking van vorenbedoeld beroep, op grond waarvan en met behulp waarvan GEM Bloemendalerpolder C.V., [V.O.F. eiser 3] en [eiser 4] B.V. het hiervoor bedoelde beroep van de Stichting zelf in kunnen trekken, dan wel de directie van GEM Bloemendalerpolder C.V., [V.O.F. eiser 3] en [eiser 4] B.V., bij het uitblijven van intrekking door de Stichting, ieder afzonderlijk aan te wijzen als dwangvertegenwoordiger, die namens de Stichting over kunnen gaan tot intrekking van het beroep, althans een goede beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
Subsidiair
2. voor zover de bestuursrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in de procedure met nummer HAA/24/7225 na de mondelinge behandeling op 10 februari 2025 het beroep van de Stichting tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Amsterdam van 15 mei 2024 (met kenmerk JB.24.001388.001) ongegrond verklaart en afwijst, de Stichting een verbod oplegt om hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan te tekenen tegen deze uitspraak van de bestuursrechter, en bepaalt dat als de Stichting daartoe toch overgaat, het vonnis dezelfde kracht heeft als een door de Stichting in wettige vorm opgemaakte akte tot intrekking van vorenbedoeld hoger beroep, op grond waarvan en met behulp waarvan GEM Bloemendalerpolder C.V., [V.O.F. eiser 3] en [eiser 4] B.V. het hiervoor bedoelde hoger beroep van de Stichting zelf in kunnen trekken, dan wel de directie van GEM Bloemendalerpolder C.V., [V.O.F. eiser 3] en [eiser 4] B.V., bij het uitblijven van intrekking door de Stichting, ieder afzonderlijk aan te wijzen als dwangvertegenwoordiger, die namens de Stichting over kunnen gaan tot intrekking van het hoger beroep;
3. indien en voor zover de bestuursrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in de procedure met nummer HAA/24/7225 vóór het moment waarop de voorzieningenrechter in dit kort geding vonnis wijst, het beroep van de Stichting tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Amsterdam van 15 mei 2024 (met kenmerk JB.24.001388.001) ongegrond verklaart en afwijst, en de Stichting tegen die uitspraak vóór het moment waarop de voorzieningenrechter in dit kort geding vonnis heeft gewezen, al hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zou hebben aangetekend, de Stichting een gebod oplegt om, binnen één werkdag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, het mogelijk reeds aangetekende hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te trekken, per aangetekende post en per e-mail, onder toezending van bewijs daarvan aan GEM en Ontwikkelaars, binnen diezelfde termijn, en bepaalt dat als de Stichting daartoe binnen die termijn niet is overgegaan, het vonnis dezelfde kracht heeft als een door de Stichting in wettige vorm opgemaakte akte tot intrekking van vorenbedoeld hoger beroep, op grond waarvan en met behulp waarvan GEM c.s. het hiervoor bedoelde hoger beroep van de Stichting zelf in kunnen trekken, dan wel de directie van GEM c.s., bij het uitblijven van intrekking door de Stichting, ieder afzonderlijk aan te wijzen als dwangvertegenwoordiger, die namens de Stichting over kunnen gaan tot intrekking van het hoger beroep, althans een beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
Primair en subsidiair
4. bepaalt dat voor iedere overtreding door de Stichting van de veroordeling onder sub 1 en 2 een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat een overtreding voortduurt, aan GEM c.s. wordt verbeurd;
5. de Stichting veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.