ECLI:NL:RBNHO:2025:3539

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
351632 HA ZA 24-218
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vastgoedplan vordert verklaring voor recht betreffende rechtsgeldigheid volmacht ondertekend door gedaagde

In deze civiele procedure vordert Vastgoedplan Nederland B.V. een verklaring voor recht dat een volmacht, die geldig is tot 31 december 2028, rechtsgeldig door gedaagde is ondertekend via het platform PandaDoc. Vastgoedplan stelt dat er twee versies van de volmacht in omloop zijn: een volmacht geldig tot 2021 en een volmacht geldig tot 2028. De rechtbank oordeelt echter dat Vastgoedplan onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de volmacht geldig is ondertekend door gedaagde. De rechtbank wijst de vordering van Vastgoedplan af en komt niet toe aan de voorwaardelijke eis in reconventie. De rechtbank concludeert dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en het gezag van gewijsde van eerdere uitspraken een proceskostenveroordeling in eerdere procedures in de weg staat. Vastgoedplan wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure. De vordering in reconventie van Vastgoedplan wordt eveneens afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vordering niet voldoende onderbouwd is en er geen sprake is van misbruik van procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/351632 / HA ZA 24-218
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOEDPLAN NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Alkmaar,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: Vastgoedplan,
advocaat: mr. H. Oomen en mr. I.N.A. Denninger,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.E. Breed en mr. T.E. Deenik.
De zaak in het kort
In deze procedure vordert Vastgoedplan een verklaring voor recht dat de volmacht (geldig tot 31 december 2028) rechtsgeldig, middels gebruikmaking van het platform PandaDoc, door [gedaagde] digitaal is ondertekend en nog steeds van kracht is. Vastgoedplan heeft hiertoe aangevoerd dat is gebleken dat er twee verschillende volmachten (namelijk één volmacht geldig tot 2021 en één volmacht geldig tot 2028) in omloop zijn, maar dat uit de in het geding gebrachte correspondentie met PandaDoc blijkt dat de volmacht geldig tot 2028 de enige rechtsgeldige volmacht is. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat Vastgoedplan onvoldoende heeft onderbouwd dat de Volmacht 2028 dé volmacht zou zijn die [gedaagde] heeft ondertekend. De rechtbank wijst de vordering van Vastgoedplan dan ook af en komt daarom niet toe aan de voorwaardelijke eis in reconventie.
De vordering in reconventie wordt eveneens afgewezen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en gezag van gewijsde van de eerdere uitspraken staat een daadwerkelijke proceskostenveroordeling met betrekking tot de eerdere procedures in de weg. Gelet op de terughoudende toets die hiervoor geldt, zal de rechtbank ook geen volledige proceskostenvergoeding in onderhavige procedure toewijzen zoals verzocht door [gedaagde] . Van misbruik van procesrecht in een mate die volledige proceskostenvergoeding rechtvaardigt, is geen sprake.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2024 met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 6 november 2024 waarbij een mondelinge behandeling is gepland,
- de akte overlegging productie 9 van de zijde van Vastgoedplan,
- de akte overlegging producties 17 tot en met 20 van de zijde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij door de advocaten van partijen spreekaantekeningen zijn overlegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vastgoedplan drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met projectontwikkeling. In het kader van die onderneming koopt zij percelen grond, die zij in gedeelten verkoopt aan individuele investeerders (beleggers). Indien sprake is van (een redelijke kans op) ontwikkeling van die grond, wordt de grond weer met tussenkomst van Vastgoedplan verkocht.
2.2.
In de periode 2014 tot en met 2016 heeft Vastgoedplan verschillende percelen landbouwgrond gekocht in Amstelveen. Vastgoedplan heeft vervolgens onverdeelde aandelen in deze percelen grond doorverkocht.
2.3.
De percelen maken deel uit van een gebied waar nieuwbouwwijk De Scheg zal worden gebouwd. Deze nieuwbouwwijk bestaat uit De Scheg West, De Scheg Oost en De Scheg Midden. Het is de bedoeling dat VORM Ontwikkeling B.V. (hierna: Vorm) de nieuwbouw gaat realiseren.
2.4.
[gedaagde] is een particuliere investeerder. Hij heeft in 2019 en 2020 van Vastgoedplan (dan wel een aan haar gelieerde partij) diverse (aandelen in) percelen grond in De Scheg Midden gekocht.
2.5.
In verband met de onder 2.4. bedoelde koopovereenkomst heeft [gedaagde] een onherroepelijke volmacht aan Vastgoedplan (met destijds als statutaire naam: Grondplan Nederland B.V. (vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder: Grondontwikkeling Nederland Holding B.V., op haar beurt vertegenwoordigd door dhr. [statutair bestuurder] )) ondertekend. Deze ondertekening heeft plaatsgevonden door digitale ondertekening via PandaDoc, een softwarebedrijf dat digitale handtekeningen certificeert.
2.6.
In het procesdossier bevinden zich twee versies van de onder 2.5 genoemde volmacht van [gedaagde] . Deze versies zijn nagenoeg identiek, maar verschillen wat betreft de periode waarop de volmacht betrekking heeft. Zo luidt artikel 1.6 van de ene versie van deze volmacht (hierna verder: Volmacht 2028), voor zover van belang, als volgt:
“Deze onherroepelijke volmacht is geldig gedurende de tijd dat het onverdeelde aandeel dan wel de onverdeelde aandelen in eigendom zijn van Volmachtgever. Indien de Onherroepelijke Omgevingsvergunning voor het gebied waarbinnen de Percelen zijn gelegen nog niet is afgegeven door de gemeente Amstelveen op 31 december 2023 en voornoemde onverdeelde aandelen nog steeds in eigendom zijn bij volmachtgever, zal deze volmacht automatisch worden verlengd met vijf jaar. Daarna zal deze volmacht van rechtswege zijn geëindigd en kan hier door Gevolmachtigde geen beroep meer op worden gedaan.”.
2.7.
Naast Volmacht 2028 bestaat een andere versie van de volmacht (verder: Volmacht 2021) met, voor zover hier van belang, de navolgende inhoud:
“Deze onherroepelijke volmacht is geldig tot en met 31 maart 2021. Daarna zal deze volmacht van rechtswege zijn geëindigd en kan hier door Gevolmachtigde geen beroep meer op worden gedaan.”.
2.8.
In het procesdossier bevindt zich daarnaast een door Vastgoedplan in het geding gebracht ‘Signature Certificate’ met Document Ref.: QPBUJ-PZKHZ-EY3KV-JZDNO, met daarop de volgende vermelding:
“Document completed by all parties on: 17 Oct 2020 22:40:06 UTC”.
2.9.
In een e-mail van 25 november 2021 heeft Vastgoedplan [gedaagde] gesommeerd op basis van de volmacht om mee te werken aan ondertekening van een of meerdere koopovereenkomsten inzake De Scheg-Midden. Als bijlage is Volmacht 2021 meegestuurd.
2.10.
Vastgoedplan heeft grond verkocht aan V.O.N. Vastgoed, waar het aandeel van [gedaagde] deel van uitmaakt. Vastgoedplan heeft [gedaagde] bij brief van 30 maart 2022 verzocht haar te bevestigen dat hij zal meewerken aan de levering van de grond. [gedaagde] heeft dat geweigerd.
2.11.
In verband hiermee hebben Vastgoedplan en V.O.N. Vastgoed een tweetal
kortgedingprocedures gevoerd tegen [gedaagde] . In de eerste kortgedingprocedure bij de rechtbank Amsterdam heeft o.a. Vastgoedplan gevorderd dat [gedaagde] zal meewerken aan de levering van zijn onverdeelde aandeel. Deze vordering is bij vonnis van 9 mei 2022 afgewezen. Geoordeeld is dat onvoldoende vast staat dat [gedaagde] een rechtsgeldige volmacht voor het aangaan van de koopovereenkomst met V.O.N. Vastgoed heeft verleend. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.12.
In de tweede kortgedingprocedure heeft Vastgoedplan kort gezegd gevorderd, dat Vastgoedplan ex artikel 3:174 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zal worden gemachtigd om namens [gedaagde] een koopovereenkomst met haarzelf aan te gaan voor het aandeel van [gedaagde] in perceel 10604. Deze vordering is bij vonnis van 10 oktober 2022 afgewezen.
2.13.
Tegen dit laatste vonnis is Vastgoedplan in hoger beroep gekomen. Bij arrest van
7 maart 2023 in deze appelprocedure heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. In het arrest staat onder meer dat Vastgoedplan onvoldoende heeft toegelicht hoe het te gelde maken als bedoeld in artikel 3:174 BW volgens haar moet worden ingevuld, mede gezien het feit dat zij onvoldoende opheldering heeft gegeven over de te zetten vervolgstappen jegens de (opvolgende) contractspartijen. Er is volgens het hof geen enkel aanknopingspunt voor het verlenen van de gevraagde machtiging. In het arrest staat verder dat Vastgoedplan onvoldoende transparant is gebleken in haar optreden en dat haar handelen rommelig en onzorgvuldig voorkomt. Het hof acht het begrijpelijk dat zij zich in de visie van [gedaagde] onbetrouwbaar heeft getoond. Het hof oordeelt het voorshands alleszins begrijpelijk dat [gedaagde] onder de aan Vastgoedplan te wijten omstandigheden aanleiding zien geen medewerking te verlenen aan verkoop en levering van zijn aandeel in het perceel.
2.14.
Vervolgens heeft Vastgoedplan met onder andere Yieldforce Holding B.V. en andere beleggers, op 28 februari 2023 het faillissement van [gedaagde] aangevraagd. In een beschikking van deze rechtbank van 4 april 2023 is de verzochte faillietverklaring afgewezen omdat niet summierlijk is gebleken dat verzoekers een vorderingsrecht hebben. De rechtbank overwoog dat uit de door partijen gevoerde procedures niet blijkt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Vastgoedplan.
2.15.
[gedaagde] heeft tot slot een klacht tegen de voormalige advocaat van Vastgoedplan ingediend bij de Raad van Discipline. Bij beslissing van 22 juli 2024 heeft de Raad van Discipline geoordeeld dat de voormalige advocaat onnodig heeft geprocedeerd en zonder goede reden het faillissement van [gedaagde] heeft aangevraagd.
2.16.
Partijen hebben – al dan niet via hun advocaten – vervolgens verder gecorrespondeerd. Per brief van 2 april 2024 heeft Vastgoedplan [gedaagde] verzocht de rechtsgeldigheid van de Volmacht 2028 te erkennen. Per brief van 17 april 2024 heeft de advocaat van [gedaagde] hierop afwijzend gereageerd.
2.17.
Tot op heden weigert [gedaagde] mee te werken aan de levering van zijn grond.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Vastgoedplan vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de volmacht (geldig tot 31 december 2028) rechtsgeldig is ondertekend en derhalve thans van kracht is, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Vastgoedplan heeft hiertoe aangevoerd dat is gebleken dat er twee versies van de volmacht in omloop zijn, hetgeen is veroorzaakt doordat er een verkeerde template in het PandaDoc systeem is gebruikt. Navraag bij PandaDoc heeft echter uitgewezen dat Volmacht 2028 de enige volmacht is die door [gedaagde] is ondertekend, omdat uitsluitend deze volmacht een rechtsgeldig handtekeningencertificaat heeft. Dat er per e-mail van
25 november 2021 abusievelijk een kopie van de (niet-gecertificeerde) volmacht die gold tot
31 maart 2021 aan [gedaagde] is toegestuurd, wijt Vastgoedplan aan een fout van een medewerker. Volmacht 2028 stond gewoon in het systeem. Bovendien wist [gedaagde] dat hem een onjuiste versie van de volmacht was toegestuurd, hij beschikte immers al geruime tijd over de (juiste) volmacht. Het zou dan ook onlogisch zijn dat Vastgoedplan op
25 november 2021 een kopie van een verlopen volmacht aan [gedaagde] zou sturen, aldus steeds Vastgoedplan.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, met veroordeling van Vastgoedplan in de werkelijke proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
Vastgoedplan vordert in (voorwaardelijke) reconventie, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank oordeelt dat Volmacht 2028 van kracht is:
1.
primair:voor recht te verklaren dat enige door [gedaagde] aan Vastgoedplan verleende volmacht (althans de door Vastgoedplan voorgestane volmacht) rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
2.
subsidiair: enige door [gedaagde] aan Vastgoedplan verleende volmacht te vernietigen, althans de door Vastgoedplan voorgestane volmacht te vernietigen;
3.
meer subsidiair:de bepaling in enige door [gedaagde] aan Vastgoedplan verleende volmacht (althans in de door Vastgoedplan voorgestane volmacht) waarin is opgenomen dat de volmacht onherroepelijk is buiten werking te stellen krachtens artikel 3:74 lid 4 BW en voor recht te verklaren dat [gedaagde] de volmacht rechtsgeldig heeft herroepen;
onvoorwaardelijk:
4. Vastgoedplan te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 9.763,45 aan schadevergoeding in verband met de bij voorbaat kansloze procedures, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2024, te betalen binnen tien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn.
3.6.
Vastgoedplan heeft verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen in (voorwaardelijke) reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In conventie en in reconventie
3.8.
[gedaagde] vordert ten slotte Vastgoedplan te veroordelen in de werkelijke proceskosten in conventie en reconventie, begroot op € 21.959,90 (zoals ter mondelinge behandeling is toegelicht betreft het in het petitum opgenomen lagere bedrag een kennelijk verschrijving), het salaris van de advocaat van [gedaagde] daaronder begrepen.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of Volmacht 2028 rechtsgeldig is ondertekend en nog altijd van kracht is. Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen zullen deze samen besproken worden.
4.2.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Vastgoedplan een e-mail van [B.] (hierna [B.] ), medewerker bij PandaDoc, van 16 februari 2024 overgelegd waarin staat:
“We were able to review this specific case internally and below is the information I can provide:
The attached document is the one we have found in our PandaDoc vault.
Availability of a digital certificate (this is the most important point):
• K7205 [gedaagde] - Onherroepelijke Volmacht - Bewijs (2):
Entrust
• K7205 [gedaagde] - Onherroepelijke Volmacht - Onjuiste volmacht (2):
No certificates!
Opening the document in Acrobat Reader will provide the certificate information that will show only one document has a valid digital certificate that is embedded in the PDF itself.
An invalid document is not protected by a certificate and is open for editing. By opening the document properties we can see:
• Original PandaDoc document from vault: the document was created in PandaDoc on 10/17/2020
23:40:11 and was not edited again (the dates are the same)
• K7205 [gedaagde] - Onherroepelijke Volmacht - Bewijs (2): the document was created in PandaDoc on 17/10/2020 23:40:11 and was not edited again (dates are the same)
• K7205 [gedaagde] - Onherroepelijke Volmacht - Onjuiste volmacht (2): the document was created
on 01/27/2021 15:23:53 and then edited on another day. (…)”.
4.3.
Het moet er volgens Vastgoedplan dan ook voor worden gehouden dat Volmacht 2028 de enige volmacht is die door [gedaagde] is ondertekend, omdat uitsluitend deze volmacht een rechtsgeldig handtekeningcertificaat van PandaDoc heeft en dus niet Volmacht 2021. [gedaagde] voert hiertegen gemotiveerd verweer.
Niet vast staat dat Volmacht 2028 door [gedaagde] is ondertekend
4.4.
De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat Vastgoedplan onvoldoende heeft onderbouwd dat Volmacht 2028 de volmacht zou zijn die [gedaagde] heeft ondertekend. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.5.
Vastgoedplan heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd ter toelichting gesteld dat uit de e-mail van [B.] van 16 februari 2024 volgt dat er sprake is van een drietal documenten, namelijk de documenten genoemd onder het derde, vierde en vijfde opsommingsteken (zie hiervoor 4.2), waarbij het document genoemd onder het vierde opsommingsteken het bewijs is van Volmacht 2028 (opsommingsteken 3). Deze volmacht is immers gecreëerd op 17 oktober 2020 om 23:40:11 uur en daarna niet meer gewijzigd, terwijl de onjuiste volmacht, namelijk Volmacht 2021, is gecreëerd op 27 januari 2021, dus op een veel latere datum, aldus Vastgoedplan.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet vast dat Volmacht 2028 de volmacht zou zijn die door [gedaagde] is ondertekend. Het tijdstip van ondertekening op het certificaat, 22:40:06 uur, is volgens de overgelegde gegevens namelijk eerder gelegen dan het tijdstip van creëren van Volmacht 2028, 23:40:11 uur. Vastgoedplan heeft hiervoor desgevraagd geen deugdelijke verklaring kunnen geven. De enkele opmerking namens Vastgoedplan dat dit verschil mogelijk verklaard wordt door verschil in tijdzones en een verwerkingstijd van een aantal seconden is daarvoor onvoldoende. Moeilijk voorstelbaar is overigens ook dat [gedaagde] op vrijwel hetzelfde moment dat het document werd gecreëerd, dit van een digitale handtekening heeft voorzien. De correspondentie met PandaDoc biedt dan ook geen uitsluitsel dat Volmacht 2028 de volmacht zou zijn die door [gedaagde] zou zijn ondertekend.
4.6.
Daarbij komen de wisselende verklaringen die Vastgoedplan heeft gegeven. Vastgoedplan heeft eerder, ook in de voorafgaande procedures, steeds verklaard dat er per ongeluk eerst een verkeerde volmacht in het systeem was gezet en dat deze later is gewijzigd, terwijl Vastgoedplan zich nu juist op standpunt stelt dat de verkeerde volmacht pas later in het systeem is aangemaakt. Vastgoedplan heeft desgevraagd ook niet kunnen verklaren waarom er, als direct al de juiste versie van de volmacht was ondertekend, daarna nog een andere versie in het systeem zou zijn gezet. Het standpunt van Vastgoedplan dat in eerdere procedures haar stellingen mogelijk verkeerd zijn opgevat, acht de rechtbank ongeloofwaardig, omdat dit juist het onderwerp van de procedures was en Vastgoedplan dit ook niet heeft aangevoerd in hoger beroep.
Passeren bewijsaanbod
4.7.
Vastgoedplan heeft verzuimd met verifieerbare gegevens uit haar administratie dan wel de administratie van PandaDoc haar stelling te onderbouwen dat [gedaagde] Volmacht 2028 daadwerkelijk heeft ondertekend. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het aanbod van Vastgoedplan op de mondelinge behandeling om alsnog bewijs te leveren door de volmachten op de computer in PDF te openen waardoor zij meent dat een verklaring te verkrijgen dat aan de Volmacht 2028 wel het ‘Signature Certificate’ is gekoppeld.
Slotsom conventie en voorwaardelijke reconventie
4.8.
Al het voorgaande betekent dat de vordering in conventie zal worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] Volmacht 2028 digitaal heeft ondertekend. Omdat Vastgoedplan in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten in conventie als hierna in de beoordeling vermeld.
4.9.
Nu de vorderingen van Vastgoedplan worden afgewezen, behoeft de voorwaardelijke vordering in reconventie geen behandeling.
Resterende vordering in reconventie
4.10.
[gedaagde] vordert vergoeding van schade die hij lijdt en heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig procederen door Vastgoedplan, bestaande uit de werkelijke proceskosten die hij heeft moeten maken in:
de procedure met betrekking tot de faillissementsaanvraag;
het hoger beroep in het tweede kort geding.
Het gaat volgens [gedaagde] in beide gevallen om bij voorbaat kansloze procedures, reden waarom Vastgoedplan had moeten afzien van het instellen van deze procedures. De faillissementsaanvraag is uitsluitend als oneigenlijk pressiemiddel gebruikt, zonder dat sprake was van een situatie van een concrete vordering of opgehouden te betalen.
Verder heeft Vastgoedplan zich in de appelprocedure na het tweede kort geding schuldig gemaakt aan misbruik van procesrecht. De (voormalige) advocaat van Vastgoedplan heeft zelfs erkend zich ervan bewust te zijn dat het ging om een “vergezochte” vordering. Ook heeft de Raad van Discipline geoordeeld dat deze procedure als onnodig of kansloos kan worden gekwalificeerd.
4.11.
De rechtbank begrijpt deze vordering zo, dat deze ziet op kosten waarvoor de artikelen 237-240 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen toe te kennen. Over dergelijke kosten is in beide procedures al beslist. Uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen volgt dat uitsluitend door het instellen van een rechtsmiddel geprobeerd kan worden een ander oordeel te krijgen over een vordering waarover de rechter heeft beslist. [gedaagde] heeft geen rechtsmiddelen ingesteld tegen het kort-geding arrest en het vonnis in de faillissementsprocedure. Beide uitspraken zijn dan ook onherroepelijk geworden. Het starten van een bodemzaak is niet hetzelfde als het instellen van een rechtsmiddel en een beslissing in een bodemprocedure heeft dan ook geen gevolgen voor een proceskostenveroordeling in een kortgedingprocedure. Wat er ook van deze procedures zij, er is al een beslissing genomen over de proceskosten, zowel in de faillissementsprocedure als in de appelprocedure. Dit betekent dat deze vordering in reconventie zal worden afgewezen.
Proceskosten onderhavige procedure
In conventie
4.12.
Vastgoedplan is in het ongelijk gesteld in conventie en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank zal de vordering van [gedaagde] om de werkelijke proceskosten te vergoeden afwijzen. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.13.
Volgens [gedaagde] was ook de onderhavige procedure bij voorbaat kansloos, met het enkele doel ingesteld om [gedaagde] te schaden. Het enige novum dat Vastgoedplan ten aanzien van de volmacht kan aanvoeren ten opzichte van het vonnis van 9 mei 2022, is de dubieuze verklaring van PandaDoc, die meer vragen oplevert dan zij beantwoord, aldus [gedaagde] . Reeds per brief van 17 april 2024 heeft [gedaagde] uiteen gezet dat deze verklaring niets verandert. Onder deze omstandigheden levert het alsnog voeren van onderhavige procedure misbruik van procesrecht op. Vastgoedplan voert hiertegen gemotiveerd verweer.
4.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak [1] is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat er ten tijde van de dagvaarding, noch naderhand sprake was van onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht. Vastgoedplan beschikte immers over nieuwe informatie en had voldoende belang bij haar vordering. Het feit dat de vordering is afgewezen, maakt niet dat de vordering evident ongegrond is en dat Vastgoedplan, gelet op haar belangen, niet had mogen dagvaarden. Gelet op de terughoudende toets die hiervoor geldt, zal de rechtbank geen volledige proceskostenvergoeding in conventie toewijzen. Van misbruik van procesrecht in een mate die volledige proceskostenvergoeding rechtvaardigt, is onvoldoende sprake.
4.16.
De proceskosten van [gedaagde] worden daarom aan de hand van het liquidatietarief begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.726,00
Overigens in reconventie
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Vastgoedplan vastgesteld op € 1.220,00 (salaris van de advocaat (2,0 x tarief I € 521,00 + € 178,00 aan nakosten) plus de verhoging als in de beslissing vermeld.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Vastgoedplan af,
5.2.
veroordeelt Vastgoedplan in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Vastgoedplan niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in voorwaardelijke reconventie
5.3.
verstaat dat de voorwaarde voor de vorderingen in voorwaardelijke reconventie niet is vervuld,
overigens in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.220,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Voetnoten

1.(zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828)