ECLI:NL:RBNHO:2025:3355

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
23/5339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroep tegen last onder dwangsom voor exploitatie van autoreparatiebedrijf aan huis

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het beroep van eisers tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eisers, die een autoreparatiebedrijf exploiteren op hun perceel, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, dat hen een last onder dwangsom heeft opgelegd. De rechtbank behandelt de zaak op 19 februari 2025 en concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank oordeelt dat het bedrijf van eisers moet worden aangemerkt als een autoreparatiebedrijf, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank wijst erop dat de werkzaamheden van eisers, zoals het polijsten en onderhouden van auto’s, ook als reparatie kunnen worden gezien. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van onevenredigheid in de handhaving, aangezien het bedrijfsmatig werken aan auto’s gevolgen kan hebben voor de omgeving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de last onder dwangsom in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigde: A. van Reeuwijk).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[naam 3] en [naam 4], uit [plaats]
(gemachtigde: mr. K. Hollenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over de aan hen opgelegde last onder dwangsom in verband met het exploiteren van een autoreparatiebedrijf op het perceel [perceel] in [plaats] .
1.1.
Met het in beroep bestreden besluit van 22 juni 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partijen hebben ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, [naam 5] als waarnemer voor hun gemachtigde, de gemachtigde van verweerder, [naam 6] namens verweerder, en de gemachtigde van derde-partijen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op 28 september 2022 hebben derde-partijen een verzoek om handhaving ingediend bij verweerder ten aanzien van het bedrijf aan huis van eiser [naam 1] . Eisers zijn eigenaar van het perceel [perceel] in [plaats] en [naam 1] exploiteert daar een bedrijf voor het polijsten en onderhouden van auto’s. Derde-partijen zijn eigenaar en bewoners van een naastgelegen perceel.
2.1.
Op 19 oktober 2022 hebben de toezichthouders van de gemeente Schagen een controle uitgevoerd. Tijdens deze controle zijn in de schuur op het perceel van eisers drie auto’s, een autohefbrug, een luchtcompressor, twee bouwlampen, een stofzuiger en een gereedschapswagen aangetroffen.
2.2.
Verweerder heeft op 11 november 2022 het voornemen geuit tot het opleggen van de last onder dwangsom.
2.3.
Op 22 november 2022 hebben eisers hierop gereageerd met een zienswijze.
2.4.
Verweerder heeft op 11 januari 2023 een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van het in strijd met het bestemmingsplan [plaats] gebruiken van het perceel [perceel] in [plaats] .
2.5.
Eisers hebben op 23 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen het opleggen van de last onder dwangsom.
Het bestreden besluit
3. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat er in strijd wordt gehandeld met artikel 2.1, eerste lid, aanhef onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Die bepaling verbiedt het zonder omgevingsvergunning gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Op grond van artikel 18.1, aanhef en onder a, aanhef en onder 1, van het bestemmingsplan is het perceel van eisers bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Uit artikel 1.18 van het bestemmingsplan volgt dat daarmee een activiteit genoemd in bijlage 1 bij het bestemmingsplan wordt bedoeld, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit. In de lijst met activiteiten in bijlage 1 staat ook dat autoreparatiebedrijven in ieder geval niet zijn toegestaan. Verweerder is van mening dat er sprake is van een autoreparatiebedrijf omdat onderdelen van auto’s worden hersteld en ten behoeve van reiniging worden gedemonteerd. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de activiteit in ieder geval niet gelijk te stellen is aan een van de activiteiten die volgens bijlage 1 wel zijn toegestaan. Daarmee is er een overtreding.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder een last onder dwangsom mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het bedrijf een autoreparatiebedrijf?
6. Eisers stellen zich ten eerste op het standpunt dat er geen sprake is van een autoreparatiebedrijf in de zin van bijlage 1 van het bestemmingsplan. Eisers voeren aan dat ze geen auto’s repareren maar deze enkel reinigen en polijsten. Hiermee worden de auto’s onderhouden maar niet gerepareerd. Volgens eisers is het in goede staat houden van auto’s niet hetzelfde als repareren. Eisers wijzen er verder op dat ze nooit onderdelen van de auto’s vervangen. Er worden soms wel delen van de auto’s gedemonteerd maar enkel ten behoeve van de reiniging van onderdelen waar men anders niet bij kan. Daarmee is volgens eisers sprake van een auto-onderhoudsbedrijf in plaats van een autoreparatiebedrijf. Een auto-onderhoudsbedrijf is niet expliciet uitgezonderd in bijlage 1 van het bestemmingsplan en kan worden gelijkgesteld met een van de expliciet toegestane aan huis gebonden bedrijven. Volgens eisers is dat het geval omdat de bedrijfswerkzaamheden qua omvang hobbymatig zijn en er slechts aan een paar auto’s per jaar wordt gewerkt. Daarmee is er hoogstens af en toe kortdurend sprake van geluidsoverlast. De ruimtelijke uitstraling van de gebruikte machines is volgens eisers vergelijkbaar met een meubelstoffeerderij en de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf is volgens eisers minder dan bij een kapsalon of nagelstudio. Verweerder heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten. Eisers verwijzen hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2023. [1] Tot slot stellen eisers dat zij vermoeden dat derde-partijen om handhaving hebben verzocht uit vrees voor een mogelijke uitbreiding naar een autoreparatiebedrijf en niet omdat er op dit moment sprake is van overlast.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat het op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan om een autoreparatiebedrijf aan huis te exploiteren. Het begrip “autoreparatiebedrijf” is niet gedefinieerd in het bestemmingsplan. Gelet op wat in het normaal taalgebruik onder dat begrip wordt verstaan, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval sprake is van een autoreparatiebedrijf. De rechtbank legt haar oordeel hieronder uit.
6.2.
Ten eerste volgt de rechtbank eisers niet in de stelling dat er geen sprake is van reparatiewerkzaamheden. Eisers hebben ter zitting aangegeven dat de auto’s gepolijst worden om oppervlakkige krassen in de lak te herstellen. Verder worden de koplampen gepolijst om deze in hun oude staat te herstellen en worden nieuwe beschermende lagen aangebracht op de lak. Deze werkzaamheden moeten worden gezien als reparatie. Dat deze herstelwerkzaamheden slechts cosmetisch zijn, doet daar niet aan af. Reparatie betekent in het normaal taalgebruik namelijk herstel, oftewel het weer in goede staat brengen van een object door gebreken op te lossen. Dat betreft niet alleen voor de functionaliteit van een voertuig noodzakelijke reparaties van kapotte onderdelen, maar ook het herstellen van cosmetische gebreken, zoals oppervlakkige deuken en krassen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het niet ongebruikelijk is dat bedrijven die auto’s repareren, ook onderhoudswerkzaamheden verrichten. Onderhoudswerkzaamheden aan een auto zijn bovendien niet van een wezenlijk andere aard dan reparatiewerkzaamheden. Zowel het repareren als het onderhouden van een auto heeft namelijk als doel dat de auto in goede staat verkeert en beide soorten werkzaamheden vergen dat een auto op een werkplaats wordt neergezet om met gereedschap en apparaten eraan te werken. Gezien het voorgaande, moet het op het perceel van eisers geëxploiteerde bedrijf worden aangemerkt als een autoreparatiebedrijf en dus is het bedrijf in strijd met het bestemmingsplan. Dat het bedrijf volgens eisers weinig overlast geeft omdat er maar aan een paar auto’s per jaar wordt gewerkt, maakt dit niet anders. Autoreparatiebedrijven zijn immers op grond van het bestemmingsplan zonder meer verboden.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook als het bedrijf niet als autoreparatiebedrijf wordt aangemerkt, het niet in overeenstemming met het bestemmingsplan is. Het is immers naar de aard of invloed op de omgeving niet gelijk te stellen met een van de beroeps- of bedrijfsactiviteiten die op grond van bijlage 1 van het bestemmingsplan wel zijn toegestaan. Zo wordt bij een meubelstoffeerderij, kappersbedrijf, schoonheidssalon of een van de andere vermelde activiteiten niet, althans niet in belangrijke mate, gewerkt aan auto’s of objecten met een daarmee vergelijkbare omvang en ruimtelijke uitstraling. De verwijzing van eisers naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2023 gaat in dit geval niet op omdat die uitspraak gaat over een bestemmingsplan dat geen lijst bevat met expliciet toegestane of verboden beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis.
Is handhaving in dit geval onevenredig?
7. Eisers voeren ten tweede aan dat verweerder in dit geval moet afzien van handhaving omdat het gaat om bedrijfsactiviteiten waarvan de omvang vergelijkbaar is met die van een hobby. Daardoor is er nauwelijks overlast. In het afzien van handhaving worden derde-partijen daarom ook niet geschaad.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit rechtsoverweging 6.2 volgt dat er sprake is van een overtreding. De beginselplicht tot handhaving houdt in dat het bestuursorgaan dat bevoegd is bij een overtreding van een wettelijk voorschrift om met een last onder dwangsom of bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. [2] Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. In het geval van eisers is niet in geschil dat concreet zicht daarop ontbreekt. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eisers geen sprake van onevenredigheid. Aannemelijk is immers dat het bedrijfsmatig werken aan auto’s op het perceel van eisers gevolgen kan hebben voor de omgeving. Daarnaast is van belang dat eisers hebben aangegeven dat zij niet afhankelijk zijn van het inkomen uit het bedrijf. Eisers lijden daarom geen onevenredige schade.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Besseling, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1937.