In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonopmaat en Stichting Schuldvrij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van de gedaagde. De eisende partij, Woonopmaat, vorderde ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde werd bewoond, vanwege ernstige overlast die de gedaagde sinds augustus 2024 veroorzaakte. De gedaagde huurde de woning sinds 21 november 2023 en had eerder ook overlast veroorzaakt in de woning van zijn ex-vriendin, die ook van Woonopmaat huurde. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een gedragsaanwijzing, bleef de gedaagde overlast veroorzaken, wat leidde tot de vordering van Woonopmaat om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de woning moest ontruimen, omdat de overlast zo ernstig was dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden. De rechter benadrukte dat de belangen van de andere huurders en de buurtbewoners zwaarder wogen dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De ontruiming werd toegewezen met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 1.187,40 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.