ECLI:NL:RBNHO:2025:3331

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11532217 \ VV EXPL 25-26
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonopmaat en Stichting Schuldvrij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van de gedaagde. De eisende partij, Woonopmaat, vorderde ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde werd bewoond, vanwege ernstige overlast die de gedaagde sinds augustus 2024 veroorzaakte. De gedaagde huurde de woning sinds 21 november 2023 en had eerder ook overlast veroorzaakt in de woning van zijn ex-vriendin, die ook van Woonopmaat huurde. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een gedragsaanwijzing, bleef de gedaagde overlast veroorzaken, wat leidde tot de vordering van Woonopmaat om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de woning moest ontruimen, omdat de overlast zo ernstig was dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden. De rechter benadrukte dat de belangen van de andere huurders en de buurtbewoners zwaarder wogen dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De ontruiming werd toegewezen met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 1.187,40 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11532217 \ VV EXPL 25-26
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
de stichting,
STICHTING WOONOPMAAT,
te Heemskerk,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonopmaat,
gemachtigde: mr. N. Reinalda,
tegen
de stichting,
STICHTING SCHULDVRIJ, IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN [gedaagde],
te [plaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon
De zaak in het kort
[gedaagde] huurt sinds 21 november 2023 van Woonopmaat een woning gelegen aan het adres [adres 1] te ([postcode 1]) [plaats 2]. Sinds augustus 2024 veroorzaakt [gedaagde] overlast in en rondom het gehuurde. Ook heeft [gedaagde] structurele en ernstige overlast veroorzaakt in en rondom de woning van zijn ex-vriendin die zij ook van Woonopmaat huurde. Ondanks de inzet van Woonopmaat, de politie en andere instanties is volgens Woonopmaat de overlast niet minder geworden. De vraag is nu of [gedaagde] als huurder, zulke ernstige overlast heeft veroorzaakt dat een ontruiming terecht is en [gedaagde] dus niet langer in de woning mag blijven wonen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de woning moet ontruimen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 maart 2025, met producties;
- de mondelinge behandeling van 18 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van Woonopmaat;
- akte aan de zijde van Woonopmaat van 14 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 21 november 2023 huurt [gedaagde] van Woonopmaat de woning aan de [adres 1] te ([postcode 1]) [plaats 2] (hierna: het gehuurde). Dit is een portiekwoning in een gebouw van vier verdiepingen. Acht woningen delen het portiek. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden [1] van toepassing verklaard.
2.2.
[gedaagde] huurde daarvoor van Woonopmaat de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2]. Vanwege sloop- dan wel renovatiewerkzaamheden moest [gedaagde] naar het gehuurde verhuizen.
2.3.
Op grond van de van de toepassing zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] gehouden om zich als een goed huurder te gedragen en mag hij geen overlast of hinder veroorzaken in en rondom het gehuurde.
2.4.
Bij beschikking van 30 juli 2024 is [gedaagde] onder bewind gesteld.
2.5.
[gedaagde] heeft een relatie gehad met [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). [betrokkene] heeft van Woonopmaat gehuurd de woning gelegen aan het adres [adres 3] te ([postcode 2]) [plaats 2]. [gedaagde] en [betrokkene] hebben sinds maart 2022 in en rondom deze woning structurele en ernstige overlast veroorzaakt. Ondanks de gesprekken die Woonopmaat met [betrokkene] en [gedaagde] heeft gevoerd en ondanks een verbod voor [gedaagde] om zich in de [adres 3] te begeven is de overlast niet gestopt. [betrokkene] heeft (uiteindelijk), nadat zij daartoe door Woonopmaat verzocht, de hiervoor genoemde huurovereenkomst opgezegd tegen 1 november 2024 en de woning ontruimd.
2.6.
Op 17 augustus 2024 heeft [gedaagde] een omwonende van de [adres 3] mishandeld waar hij strafrechtelijk voor is veroordeeld.
2.7.
[gedaagde] veroorzaakt sinds augustus 2024 ook overlast in en rondom het gehuurde. Op 9 oktober 2024 heeft [gedaagde] – nadat hij een week bedenktijd had gekregen - een gedragsaanwijzing ondertekend waarin staat dat hij:
- geen overlast (meer) mag veroorzaken in en rondom de [adres 1];
- niet meer in of om de woning aan de [adres 3] zal komen;
- zich zal onthouden van dreigende taal aan het adres van medewerkers van Woonopmaat en/of door haar ingeschakelde derden en/of direct omwonenden;
- de aanwijzingen van Woonopmaat en de door haar ingeschakelde hulpverlening op moet volgen;
- zich als een goed huurder moet gedragen.
In de gedragsovereenkomst staat verder dat als [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van één van deze verplichtingen, Woonopmaat gerechtigd is om de huurovereenkomst te (laten) ontbinden en het gehuurde te (laten) ontruimen.
2.8.
In december 2024 heeft Woonopmaat opnieuw overlastmeldingen en meldingen van vernieling in de portiek door [gedaagde] ontvangen.
2.9.
Bij brief van 12 december 2024 is [gedaagde], althans zijn bewindvoerder, verzocht om zijn overlastgevende gedrag te stoppen. Woonopmaat heeft in diezelfde brief ook verwezen naar de gedragsaanwijziging. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.10.
Per brief van 28 januari 2025 heeft Woonopmaat [gedaagde], althans zijn bewindvoerder, verzocht om de huurovereenkomst op te zeggen en het gehuurde vóór 4 maart 2025 te verlaten. In reactie daarop heeft [gedaagde] om een andere woning gevraagd en ook wilde hij de namen hebben van de melders. Daarnaast heeft [gedaagde] de volgende uitingen gedaan: “
Als ik op straat kom te staan dan wordt dat geen leuke situatie voor de klagers”, “En als ik dan toch dood ga dan neem ik jullie allemaal mee”.
2.11.
[gedaagde] kampt met verslavingsproblematiek.

3.Het geschil

3.1.
Woonopmaat vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de bewindvoerder veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Woonopmaat legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] door het veroorzaken van structurele ernstige overlast tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Volgens Woonopmaat is deze tekortkoming zodanig ernstig dat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Daarop vooruitlopend heeft Woonopmaat belang bij ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent weliswaar dat hij overlast (heeft) veroorzaakt, maar licht hierbij toe dat dit (mede) is gebeurd door toedoen van anderen. Het is allemaal begonnen omdat [gedaagde] – in verband met de sloop van de woning aan de [adres 2] – naar het gehuurde moest verhuizen. [gedaagde] meent dat hij door toedoen van Woonopmaat in een slechte buurt is geplaatst. Zo wordt in de portiek wiet gekweekt en wordt [gedaagde] door omwonenden bedreigd. Van deze bedreigingen doet [gedaagde] echter geen aangifte, omdat hij bang is. Verder voert [gedaagde] aan dat hij voor zijn alcoholprobleem in behandeling is bij Brijder Verslavingszorg en bij de AA. [gedaagde] vraagt om een andere woning, omdat de buurt niet goed voor hem is.

4.De beoordeling

De formele procespartij
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering die een persoon betreft wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder ter zake van kwesties die de onder het bewind gestelde goederen betreffen. [2] De Hoge Raad heeft geoordeeld [3] dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten goederen zijn in de hiervoor bedoelde zin. Woonopmaat heeft daarom terecht de bewindvoerder gedagvaard. In het vervolg zal echter over [gedaagde] zelf worden gesproken (die ook zelf het woord heeft gedaan op de zitting).
Spoedeisend belang
4.2.
Woonopmaat heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van de woning. Dit belang is gelegen in de verplichting haar (andere) huurders het rustige woongenot te verschaffen en hen te vrijwaren van overlast veroorzaakt door [gedaagde]. Woonopmaat is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Toetsingskader
4.3.
De kantonrechter moet in dit kort geding beoordelen of de door Woonopmaat gevorderde ontruiming toewijsbaar is. Daarbij wordt meegewogen wat partijen (ter zitting) naar voren hebben gebracht. Een ontruiming is ingrijpend. Een vordering tot ontruiming wordt in kort geding daarom alleen toegewezen als de overlast die [gedaagde] heeft veroorzaakt zo ernstig is, dat de kans heel groot is dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst vanwege die overlast zal ontbinden.
4.4.
De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. De kantonrechter begrijpt dat de gevolgen hiervan voor [gedaagde] groot zijn, maar de belangen van Woonopmaat en de buurtbewoners wegen zwaarder. Daartoe is het volgende redengevend.
Er is sprake van ernstige overlast
4.5.
Voorop staat dat een huurder gehouden is zich als goed huurder te gedragen. [4] Dit betekent onder meer dat hij geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken. Als de huurder dat toch doet, is sprake van een tekortkoming. Om de huurder te kunnen veroordelen tot ontruiming van de woning, moet de overlast ernstig en structureel zijn. Ook moet de verhuurder zich hebben ingespannen, door bijvoorbeeld gesprekken, om de overlastgever zijn gedrag te laten veranderen.
4.6.
Uit de overgelegde correspondentie en de ter zitting getoonde filmpjes blijkt voldoende dat [gedaagde] sinds augustus 2024 overlast aan omwonenden van de [adres 1] veroorzaakt. Die overlast bestaat niet alleen uit het maken van teveel geluid, maar ook uit het uiten van allerlei (schriftelijke) bedreigingen en ook het uitoefenen van (fysiek) geweld. Woonopmaat heeft toegelicht dat de meldingen omwille van de veiligheid van de bewoners zijn geanonimiseerd. De meldingen zijn volgens Woonopmaat afkomstig van verschillende bewoners. Zij hebben veelvuldig geklaagd en zijn bang voor represailles als hun namen bekend worden gemaakt. Uit het overlastdossier blijkt verder dat de politie en andere instanties nauw betrokken zijn bij de situatie. De politie is meermaals bij [gedaagde] langs gegaan als omwonenden klaagden over overlast. Dit heeft echter niet tot een verbetering geleid. Zo heeft een bewoner op 4 maart 2025 aan Woonopmaat laten weten dat hij zo min mogelijk naar buiten komt en dat hij [gedaagde] zoveel mogelijk probeert te ontlopen. Een andere bewoner heeft midden in de nacht meerdere Whats apps gestuurd aan een medewerker van Woonopmaat, omdat hij door het lawaai van [gedaagde] in zijn slaap gestoord werd. De wijkagent heeft bewoners geadviseerd om de deur niet open te doen voor [gedaagde] en meteen 112 te bellen als zij twijfels hadden over de situatie. Meerdere bewoners hebben bij Woonopmaat gemeld dat zij door [gedaagde] zijn bedreigd en één bewoner heeft [gedaagde] met een knuppel (tafelpoot) schreeuwend door de hal zien lopen. Uit een filmpje dat ter zitting is getoond, blijkt dat [gedaagde] in beschonken toestand bij buren aanbelt, weigert weg te gaan als de buren daarom vragen en na het sluiten van de deur daarop gaat bonken.
4.7.
[gedaagde] ontkent de door hem veroorzaakte overlast ook niet echt, maar bagatelliseert de ernst daarvan of legt de schuld hiervan bij anderen. Hij heeft toegelicht dat de situatie is ontstaan door een omwonende die volgens [gedaagde] wiet kweekt en daarin handelt en dat hij door (een vriend van) deze persoon is mishandeld en bedreigd. Hoewel [gedaagde] stelt dat hij hierdoor zijn gebroken arm heeft opgelopen, heeft hij geen aangifte bij de politie gedaan. Dat in de portiek wiet wordt gekweekt, is niet gebleken. Dat [gedaagde] het slachtoffer is van boze buren die het zonder reden op hem hebben gemunt, is niet aannemelijk en ook niet geloofwaardig.
4.8.
[gedaagde] veroorzaakt niet alleen overlast in en rondom het gehuurde, maar ook heeft hij overlast veroorzaakt in en rondom de woning aan de [adres 3] te ([postcode 2]) [plaats 2] waar de ex-vriendin ([betrokkene]) van [gedaagde] tot november 2024 woonachtig was. Uit dat overlastdossier blijkt dat omwonenden vanaf maart 2022 veelvuldig hebben geklaagd over overlast door [betrokkene] en [gedaagde]. Die overlast was vergelijkbaar met de overlast die de bewoners op de [adres 1] ervaren. Op of omstreeks 31 oktober 2023 is [gedaagde] bevolen om zich niet meer in de [adres 3] te begeven. Daar heeft hij zich blijkens het overlastdossier niet aan gehouden. Op 17 augustus 2024 is de situatie geëscaleerd en heeft [gedaagde] een omwonende van de [adres 3] mishandeld waar hij voor is veroordeeld. Ondanks meerdere gesprekken met [betrokkene] en [gedaagde] stopte de overlast niet. Uiteindelijk heeft [betrokkene] – na een verzoek van Woonopmaat – de huurovereenkomst opgezegd en is zij vertrokken.
4.9.
Gelet op het voorgaande gedraagt [gedaagde] zich zodanig dat het huurgenot van buurtbewoners is aangetast. Hij maakt, ook midden in de nacht, veel lawaai en hij bedreigt omwonenden. Vast staat dat hij meerdere keren voor zijn gedrag is gewaarschuwd en daarnaast is met hem besproken dat hij zijn gedrag moe(s)t veranderen. Met het ondertekenen van de gedragsaanwijzing van 9 oktober 2024 heeft [gedaagde] de verplichting om zich als goed huurder te gedragen en geen overlast te veroorzaken, (welke verplichting ook dus al uit de huurovereenkomst en de wet voortvloeien), nog eens uitdrukkelijk aanvaard. Hij heeft toen ook excuses gemaakt. Desondanks zijn vanaf december 2024 opnieuw overlastmeldingen bij Woonopmaat binnen gekomen en ook heeft hij zich niet onthouden van dreigende taal aan het adres medewerkers van Woonopmaat en/of door haar ingeschakelde derden en/of direct omwonenden.
[gedaagde] moet het gehuurde ontruimen
4.10.
Gezien het voorgaande is voldoende gebleken dat voor direct omwonenden inmiddels een onhoudbare situatie is ontstaan. Hoewel het belang van [gedaagde] om in het gehuurde te blijven groot is, weegt dit niet op tegen het belang van Woonopmaat als verhuurder om het woongenot van omwonenden te (blijven) beschermen en te zorgen voor een veilige woonomgeving. Gelet hierop kan met grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter op grond van de ernst van de overlast de huurovereenkomst zal ontbinden. De gevorderde ontruiming is daarom toewijsbaar. De omstandigheid dat [gedaagde] een kwetsbare man is met verslavingsproblematiek maakt het voorgaande niet anders. Daarvoor is de overlast te ernstig en te langdurig. Wel is er aanleiding om de termijn van de ontruiming te bepalen op twee weken na betekening van het vonnis.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonopmaat worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
119,40
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.187,40
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Stichting Schuldvrij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde], om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres 1] te ([postcode 1]) [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woonopmaat zijn, en de sleutels af te geven aan Woonopmaat,
5.2.
veroordeelt Stichting Schuldvrij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde], in de proceskosten van € 1.187,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Stichting Schuldvrij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde], tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte Woonopmaat februari 2022
2.Artikel 1:1441 lid 1 BW.
3.Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525.
4.Artikel 7:213 BW en de artikelen 6.3 en 6.8 van de algemene voorwaarden.