ECLI:NL:RBNHO:2025:3076

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11548579
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over huurovereenkomst en ontruiming na schuldsanering

In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen de bewindvoerder van een huurder en de verhuurder, Stichting De Woonschakel. De huurovereenkomst van de huurder, [naam], werd in 2019 ontbonden door de kantonrechter, die de huurder ook tot ontruiming van de woning heeft veroordeeld. Na de ontbinding volgde een minnelijk en wettelijk schuldsaneringstraject, waarbij de huurder in 2020 werd toegelaten tot de WSNP. De verhuurder heeft gedurende deze periode de tenuitvoerlegging van het vonnis uit 2019 opgeschort, maar heeft in februari 2025 aangekondigd over te gaan tot ontruiming. De bewindvoerder vordert in kort geding dat de verhuurder wordt verboden om het vonnis uit 2019 ten uitvoer te leggen, stellende dat de verhuurder onrechtmatig handelt door het vonnis uit 2019 alsnog te executeren. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder haar recht tot tenuitvoerlegging niet heeft prijsgegeven en dat er geen nieuwe huurovereenkomst is ontstaan. De bewindvoerder wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11548579 \ KG EXPL 25-21
Vonnis in kort geding van 10 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap DE BEWINDVOERDER ALKMAAR E.O. B.V. ALS BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN DIE (ZULLEN) TOEBEHOREN AAN [naam] , wonende te [plaats],
te Alkmaar,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. R.P. Groot,
[toevoeging verleend onder [nummer] ],
tegen
de stichting STICHTING DE WOONSCHAKEL WESTFRIESLAND,
te Medemblik,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: De Woonschakel,
gemachtigde: mr. I.M. Sinnige

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brief van 26 februari 2025 met een voorwaardelijke eis in reconventie en producties van De Woonschakel
- de brief van 26 februari 2025 met productie 7 van de bewindvoerder
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van de bewindvoerder
- de pleitnota van De Woonschakel.

2.De feiten

2.1.
De Woonschakel en de heer [naam] (hierna: [naam] ) sluiten op 24 juni 2013 een huurovereenkomst betreffende de woning aan [adres] in [plaats] . De goederen van [naam] staan op dat moment onder bewind.
2.2.
In de periode 2014 – 2017 ontslaat de kantonrechter van deze rechtbank drie bewindvoerders met benoeming van nieuwe bewindvoerders.
2.3.
In 2017 start voor [naam] een minnelijk schuldsaneringstraject via de gemeente. Daarna ontslaat de kantonrechter in 2018 opnieuw een bewindvoerder met benoeming van een nieuwe bewindvoerder. In 2019 staakt de gemeente het minnelijke schuldsaneringstraject vanwege frauduleuze handelingen van [naam] . Ook in 2019 wordt een bewindvoerder ontslagen en een nieuwe bewindvoerder benoemd.
2.4.
In 2019 is er een rechtszaak tussen De Woonschakel en de toenmalige bewindvoerder van [naam] . In het vonnis van deze rechtbank van 11 september 2019 ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst met [naam] en veroordeelt zij de bewindvoerder tot ontruiming van de woning en tot betaling van de huurachterstand van € 5.617,12.
2.5.
De Kredietbank informeert De Woonschakel per brief van 31 maart 2020 dat een nieuw minnelijk schuldsaneringstraject voor [naam] is gestart. Omdat niet alle schuldeisers instemmen met een minnelijke regeling, wordt een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) gedaan. [naam] wordt op 24 november 2020 toegelaten tot de WSNP.
2.6.
De Woonschakel meldt bij de WSNP-bewindvoerder een vordering op [naam] aan van € 4.751,97.
2.7.
Op 25 februari 2022 ontslaat de kantonrechter de toenmalige bewindvoerder wegens gewichtige redenen bestaande uit zeer bedreigende uitlatingen van [naam] en wordt [naam] niet in de gelegenheid gesteld een opvolgend bewindvoerder voor te dragen.
2.8.
In 2022 is er een kort gedingprocedure tussen De Woonschakel en [naam] en de WSNP-bewindvoerder over overlast van [naam] en een nieuwe huurachterstand. In het kort geding vonnis van 22 oktober 2022 oordeelt de kantonrechter van deze rechtbank dat [naam] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt en er voldoende grond is voor ontbinding. Vanwege zijn verslavingsverleden en de hulp die hij heeft aanvaard op persoonlijk en financieel vlak legt de kantonrechter een gedragsaanwijzing op, op straffe van een dwangsom en veroordeelt hij [naam] voorwaardelijk, in het geval twee keer een dwangsom is verbeurd, tot ontruiming.
2.9.
De Woonschakel meldt op 1 februari 2023 de nieuwe schuld van € 3.321,41 (bestaande uit de proceskostenveroordeling van het vonnis uit 2022, een nieuwe huurachterstand en glasschade) aan de WSNP-bewindvoerder en verzoekt in te zetten op een tussentijdse beëindiging van de WSNP.
2.10.
Op 23 februari 2023 benoemt de kantonrechter op verzoek van [naam] de bewindvoerder tot beschermingsbewindvoerder.
2.11.
In een e-mail van 7 maart 2023 gaat De Woonschakel akkoord met een betalingsvoorstel ter aflossing van de nieuwe schuld, maar wijst zij de bewindvoerder erop dat bij een beëindiging van de WSNP zonder schone lei tot executie van het vonnis uit 2019 wordt overgegaan.
2.12.
De rechtbank wijst in een vonnis van 16 mei 2023 een verzoek van de WSNP-bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de WSNP vanwege het ontstaan van nieuwe schulden af en wijst het verzoek van de bewindvoerder tot verlenging van de duur van het traject met 24 maanden toe.
2.13.
WerkSaam vordert met het terugvorderingsbesluit van 18 april 2023 de volledige bijstandsuitkering van € 26.761,60 terug van [naam] en legt hem een bestuurlijke boete op van € 717,39. De bestuursrechter van deze rechtbank verklaart in het vonnis van 1 augustus 2024 het beroep tegen dat besluit ongegrond.
2.14.
[naam] verbeurt daarna twee dwangsommen van € 100,00 vanwege overtreding van de gedragsaanwijzing in het vonnis van 2022, die per exploten van 23 augustus 2023 en 29 februari 2024 aan [naam] worden aangezegd.
2.15.
Met het vonnis van 28 november 2024 van deze rechtbank eindigt de WSNP van [naam] zonder toekenning van de schone lei vanwege het niet voldoen aan de informatieverplichting en het laten ontstaan van nieuwe schulden: [naam] die op zijn verzoek van de sollicitatieplicht was vrijgesteld omdat hij niet in staat zou zijn te werken heeft toch werkzaamheden verricht en betalingen ontvangen zonder deze af te dragen aan de boedel en zonder de WSNP-bewindvoerder te informeren, wat heeft geleid tot een nieuwe schuld van ruim € 27.000,00.
2.16.
In het arrest van 21 januari 2025 bekrachtigt het hof Amsterdam dit vonnis. Het hof is van oordeel dat [naam] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de informatieverplichting door werkzaamheden te verrichten als ventilatietechnicus/klusjesman en daarmee geld te verdienen zonder de WSNP-bewindvoerder daarover te informeren en een nieuwe schuld te laten ontstaan. Het hof verwerpt het betoog van [naam] dat hij niet wist dat hij de bewindvoerder daarover moest informeren. Op verzoek van [naam] en na daarover te hebben geprocedeerd is hij vrijgesteld van de sollicitatieverplichting, zodat het hem zonder meer duidelijk had moeten zijn dat hij bij de bewindvoerder moest melden dat hij desondanks aan het werk ging en geld verdiende. Dat geldt ook als [naam] kan worden gevolgd in zijn standpunt dat hij € 600,00 heeft verdiend, waarover het hof opmerkt dat het verloop van de bestuursrechtelijke procedure erop duidt dat er aanzienlijk meer is verdiend. Verder ziet het hof onvoldoende grond het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 1 augustus 2024 af te wachten en gaat daarom uit van het bestaan van de nieuwe schuld aan WerkSaam.
2.17.
De Woonschakel zegt in een exploot van 12 februari 2025 aan op 13 maart 2025 over te gaan tot gerechtelijke ontruiming van de woning van [naam] op basis van het vonnis uit 2019.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De bewindvoerder vordert De Woonschakel te verbieden om op basis van het vonnis van 11 september 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank over te gaan tot ontruiming van de woning.
3.2.
De bewindvoerder legt aan de vordering ten grondslag dat De Woonschakel onrechtmatig handelt door het vonnis uit 2019 ten uitvoer te leggen. De Woonschakel heeft ervoor gekozen het vonnis destijds niet ten uitvoer te leggen. Dat heeft zij ook niet gedaan toen tijdens de WNSP nieuwe schulden ontstonden, wat wel mogelijk was. [1] Daarom heeft De Woonschakel de gerechtvaardigde indruk gewerkt dat zij een nieuwe huurovereenkomst wilde aangaan dan wel is een nieuwe huurovereenkomst ontstaan. Ook in de kort gedingprocedure wordt ervan uitgegaan dat er een huurovereenkomst is. Pas in maart 2023 wordt gemeld dat in geval van een tussentijdse beëindiging van de WSNP wordt overgegaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis uit 2019. De situatie van [naam] is nu echter stabiel. [naam] heeft een bewindvoerder, een ambulant begeleider en volgt een traject bij de GGZ. De tijdens de WSNP ontstane schuld is voor een groot deel ingelopen en de huur wordt tijdig betaald. Het is onredelijk het oude ontruimingsvonnis alsnog ten uitvoer te leggen. De Woonschakel maakt zich schuldig aan misbruik van bevoegdheid. Daarbij ontstaat bij ontruiming een noodtoestand omdat [naam] dan dakloos zal worden.
3.3.
De Woonschakel voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van de bewindvoerder. Zij voert het volgende aan. De Woonschakel heeft het vonnis destijds niet geëxecuteerd, omdat er een betalingsregeling liep en zij de nieuwe bewindvoerder een kans wilde geven orde op zaken te stellen. Daarna speelde een minnelijk schuldsaneringstraject en vervolgens werd [naam] toegelaten tot de WSNP met als gevolg dat de tenuitvoerlegging van het vonnis was opgeschort. In 2023 is [naam] erop gewezen dat Woonschakel het vonnis zal executeren als geen schone lei aan hem wordt verleend. De Woonschakel heeft geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij daarvan zou afzien. Op basis van het vonnis van 2019 is nog € 4.752,00 verschuldigd en van de schuld die in de WSNP is ontstaan resteert nog € 1.222,18. Vanwege de hoge schuldenlast van [naam] is het aannemelijk dat de bewindvoerder de huur niet meer volledig kan betalen, laat staan de aflossingsregeling kan nakomen. Van een onrechtmatige situatie om het vonnis te executeren is geen sprake. Het vonnis is in kracht van gewijsde en Woonschakel maakt geen misbruik van haar bevoegdheid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De Woonschakel vordert samengevat - ontruiming van de woning aan [adres] te [plaats] uiterlijk op 13 maart 2025. De bewindvoerder voert daartegen verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door De Woonschakel ook niet weersproken.
4.2.
In deze zaak gaat het om een vonnis van de kantonrechter uit 2019 tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [naam] waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat. [naam] is in de woning blijven wonen en De Woonschakel heeft nu alsnog de ontruiming van de woning aangezegd op basis van het vonnis uit 2019. De bewindvoerder wil met deze procedure voorkomen dat het vonnis wordt geëxecuteerd, zodat sprake is van een executiegeschil.
4.3.
In een executiegeschil kan de kantonrechter de tenuitvoerlegging van een dergelijk vonnis slechts schorsen, als de verhuurder – kort gezegd – misbruik van bevoegdheid maakt. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of als de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.4.
Dat sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in het vonnis uit 2019 is niet gesteld of gebleken. Ter beoordeling ligt dan ook de vraag voor of De Woonschakel misbruik van bevoegdheid maakt of dat sprake is van een noodsituatie van [naam] .
4.5.
Volgens de bewindvoerder heeft De Woonschakel het gerechtvaardigd vertrouwen gewerkt dat de huurovereenkomst is verlengd dan wel dat er een nieuwe huurovereenkomst is ontstaan. De wet bepaalt dat een huurovereenkomst – ongeacht de duur waarvoor deze is aangegaan – voor onbepaalde tijd wordt verlengd als na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvinden van de verhuurder het gebruik van het gehuurde behoudt, tenzij van een andere bedoeling blijkt. [2] Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze bepaling niet belet dat een huurder na ontbinding van de huurovereenkomst nog een tijdje het gebruik van de woning behoudt met het vonnis als een stok achter de deur dat hij zich aan het vonnis houdt. Die situatie moet echter worden onderscheiden van de situatie dat de huurder het gebruik van de woning behoudt met goedvinden van de verhuurder. Het gedogen van het voortgezet gebruik van de woning is in de eerste situatie namelijk in belangrijke mate gericht op het voorlopig niet ten uitvoer leggen van het vonnis, waartoe de verhuurder zich wel het recht voorbehoudt. Pas als de verhuurder zijn recht tot tenuitvoerlegging van het vonnis prijsgeeft of dit recht heeft verwerkt, doet de situatie zich voor dat de huurovereenkomst is verlengd. Een periode van gedogen van voortgezet gebruik met het voorbehoud van tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis mag echter niet van onbeperkte duur zijn, omdat dit de ratio van huurbeschermingsbepalingen kan doorkruisen. [3]
4.6.
De bewindvoerder wijst erop dat De Woonschakel ruim een jaar de tijd had het vonnis ten uitvoer te leggen voordat [naam] werd toegelaten tot de WSNP. De Woonschakel heeft daar tegenin gebracht dat er een betalingsregeling met de nieuwe bewindvoerder liep en zij dat een kans heeft willen geven en niet lang daarna een minnelijke schuldsaneringsregeling werd gestart, gevolgd door de wettelijke regeling (WSNP). Hoewel de periode tussen het vonnis en de uiteindelijke toelating van [naam] tot de WSNP ruim een jaar was, volgt uit deze omstandigheden – met de schuldenproblematiek van [naam] – juist dat het gedogen van het voortgezet gebruik was gericht op het voorlopig niet ten uitvoer leggen van het vonnis met dat vonnis als stok achter de deur. Daarbij wordt opgemerkt dat als De Woonschakel wel tot executie had willen overgaan, dit vanwege de start van de schuldsaneringsregelingen hoogstwaarschijnlijk had geleid tot een verzoek tot het instellen van een moratorium. De Woonschakel heeft haar recht tot tenuitvoerlegging van het vonnis dan ook niet prijsgegeven of dit recht verwerkt, zodat niet de situatie zich voordoet dat de huurovereenkomst is verlengd.
4.7.
Vervolgens wordt [naam] toegelaten tot de WSNP en geldt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming van de woning is opgeschort voor de duur van de schuldsanering. [4] Dit voor zover het vonnis ziet op in het verleden ontstane betalingsachterstanden en de lopende huurtermijnen worden voldaan. De huurovereenkomst wordt dus voor de duur van de schuldsanering verlengd. Dit sluit aan op de hiervoor genoemde bepaling [5] over voortgezet gebruik van het gehuurde na beëindiging van de huurovereenkomst. Als de lopende huurtermijnen niet worden voldaan of de WSNP tussentijds wordt beëindigd, herleeft de bevoegdheid tot ontruiming op basis van het vonnis van 2019 weer.
4.8.
Tijdens de WSNP kon De Woonschakel niet meer ontruimen op basis van het vonnis uit 2019, maar daarna is een nieuwe huurachterstand ontstaan. De Woonschakel had toen weer het recht op basis van het vonnis uit 2019 tot ontruiming over te gaan. Dat heeft zij niet gedaan. Wel is zij een kort gedingprocedure gestart om de woning te ontruimen vanwege overlast. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van [naam] en de hulp die hij inmiddels had aanvaard, heeft dat echter niet geleid tot een ontruimingsvonnis maar tot een gedragsaanwijzing. De Woonschakel heeft daarna niet stilgezeten. Zij heeft de WSNP-bewindvoerder geïnformeerd over de nieuwe schuld en heeft haar verzocht in te zetten op een tussentijdse beëindiging van de WSNP. Ook heeft De Woonschakel in een bericht van 7 maart 2023 aan de bewindvoerder laten weten dat haar ter ore is gekomen dat de WSNP binnenkort tussentijds zal worden beëindigd en zij direct daarna alsnog tot ontruiming zal overgaan op basis van het vonnis uit 2019. Deze feitelijke omstandigheden maken dat het voor de bewindvoerder en [naam] steeds duidelijk had moeten zijn dat De Woonschakel haar recht tot tenuitvoerlegging van het vonnis niet heeft prijsgegeven. Dat in het vonnis uit 2022 over overlast wordt uitgegaan van een huurovereenkomst brengt onvoldoende gewicht in de schaal om tot het oordeel te komen dat de huurovereenkomst is verlengd. Andere feiten of omstandigheden waaruit valt af te leiden dat De Woonschakel het vertrouwen bij de bewindvoerder of [naam] heeft gewekt dat zij zou afzien van tenuitvoerlegging van het vonnis, dan wel dat recht zou hebben verwerkt, zijn niet gesteld of gebleken. De slotsom is dan ook dat geen (stilzwijgende) nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen.
4.9.
De bewindvoerder heeft ten slotte aangevoerd dat de ontruiming van de woning voor [naam] een noodtoestand zal doen ontstaan, omdat hij dan dakloos raakt. Hoewel [naam] een groot belang heeft bij behoud van de woning, had hij dat ook in 2019. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat na dat vonnis feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat de executie van het vonnis blijkbaar een zodanige noodtoestand zal doen ontstaan voor [naam] dat dit misbruik van bevoegdheid oplevert.
4.10.
De conclusie is dat De Woonschakel terecht heeft aangevoerd dat het vonnis uit 2019 zijn werking niet heeft verloren en dat zij dat vonnis rechtsgeldig ten uitvoer kan leggen.
4.11.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Woonschakel worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
Totaal
610,50
in voorwaardelijke reconventie
4.12.
De vordering in reconventie van De Woonschakel is onder de voorwaarde ingesteld dat de kantonrechter in de zaak van de vordering haar verbiedt om op basis van het vonnis van 11 september 2019 over te gaan tot ontruiming van de woning. Omdat de kantonrechter de vordering van de bewindvoerder heeft afgewezen, is de voorwaarde waaronder de hiervoor genoemde tegenvordering van De Woonschakel is ingesteld niet in vervulling gegaan. De vordering in reconventie hoeft daarom niet te worden beoordeeld.
4.13.
Overigens had een beoordeling van de vordering in reconventie vanwege de hoogte van de huurschuld geleid tot toewijzing van de gevorderde ontruiming.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van de bewindvoerder af,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 305 lid 2 Faillissementswet.
2.artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Artikel 305 lid 2 Faillissementswet.
5.Artikel 7:230 Burgerlijk Wetboek (BW)