ECLI:NL:RBNHO:2025:3039

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/15/361088 / FA RK 25-281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek betreft betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op de zitting van 11 februari 2025 niet is verschenen, maar eerder wel op 29 januari 2025. De vader van betrokkene heeft verklaard dat zijn zoon niet ter zitting zal verschijnen, wat door de rechtbank is geaccepteerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de aanwezigen, waaronder de advocaat van betrokkene en een onafhankelijke psychiater.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat betrokkene als wilsonbekwaam moet worden aangemerkt, wat betekent dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen met betrekking tot de voorgestelde verplichte zorg. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met medische verklaringen en het zorgplan, en heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 11 augustus 2025, en heeft het verzoek van de officier van justitie voor de langere termijn afgewezen, omdat er geen aansluitende zorgmachtigingen zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 18 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/361088 / FA RK 25-281
beschikking van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
BRP-adres [adres] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. V.E. de Haas, kantoorhoudende te Schagen.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 januari 2025, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het zorgplan van 23 december 2024;
  • de medische verklaring van 16 januari 2025, afgegeven en ondertekend door [psychiater] , psychiater;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 17 januari 2025;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister van 17 januari 2025;
  • een e-mailbericht van de advocaat van betrokkene van 21 januari 2025.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
29 januari 2025 en 11 februari 2025, in het gerechtsgebouw te Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2, 1817 BC te Alkmaar.
1.4.1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op de zitting van 11 februari 2025 niet is verschenen.
1.4.2.
De vader van betrokkene heeft verklaard dat zijn zoon weet van de dag en het tijdstip van de zitting, maar dat hij niet ter zitting zal verschijnen. Vader heeft hem dat afgeraden omdat het voor zijn zoon veel onrust en spanning geeft. Het niet op de zitting komen is een bewuste keuze van betrokkene.
1.4.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene wel op de zitting van 29 januari 2025 is verschenen en toen ook door de rechtbank is gehoord. De rechtbank concludeert, gelet op de verklaring van de vader van betrokkene, dat betrokkene afziet van zijn recht om verder gehoord te worden over het verzoek van de officier van justitie. Hierop heeft de rechtbank het verzoek buiten verdere aanwezigheid van betrokkene behandeld. De advocaat van betrokkene heeft daar mee ingestemd.
1.5.
De rechtbank heeft op 11 februari 2025 de volgende personen gehoord:
  • de advocaat van betrokkene;
  • [psychiater] , psychiater, opsteller van de medische verklaring van 16 januari 2025;
  • [vader en tevens mentor] , vader en tevens mentor van betrokkene;
  • [casemanager] , casemanager.
1.6.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit een proces-verbaal van de zitting van 29 januari 2025 blijkt dat de rechtbank de behandeling van het verzoek heeft aangehouden. Daarbij is overwogen dat de rechtbank nader voorgelicht wilde worden over het oordeel van de onafhankelijke psychiater [psychiater] , omtrent de wils(on)bekwaamheid van betrokkene.
2.2.
Namens betrokkene is verweer gevoerd tegen het verzoek van de officier van justitie.
Daarbij is primair aangegeven dat er sprake is van wilsbekwaam verzet tegen de verzochte
vormen van verplichte zorg, met uitzondering van medicatie en het aanbrengen van
beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten. Deze twee vormen van verplichte
zorg zouden kunnen worden verleend voor de duur van zes maanden zodat de rechtbank een
vinger aan de pols houdt.
Subsidiair is aangegeven dat het verzoek van de officier van justitie zou moeten worden
afgewezen omdat er te veel onvolkomenheden zijn met betrekking tot de medische
verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur.
2.3.
De rechtbank overweegt dat ter zitting door de onafhankelijke psychiater [psychiater]
een nadere toelichting is gegeven over zijn beoordeling van de wils(on)bekwaamheid
van betrokkene. Anders dan in de medische verklaring van 16 januari 2025 staat vermeld, is
[psychiater] van oordeel dat betrokkene als wilsonbekwaam moet worden aangemerkt.
Betrokkene is, gelet op zijn ziektebeeld, niet in staat tot een redelijke waardering van zijn
belangen ter zake van de voorgestelde verplichte zorg.
Dit betekent dat de rechtbank bij de beoordeling tot uitgangspunt neemt dat betrokkene
ter zake van de verzochte vormen van verplichte zorg als wilsonbekwaam moet worden
aangemerkt.
2.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat ter zitting door de casemanager is toegelicht
waarom alle vormen van verplichte zorg die in het verzoek van de officier van justitie staan
vermeld, nodig kunnen zijn bij de behandeling van betrokkene. Betrokkene is vorig jaar nog
langdurig verplicht in de kliniek opgenomen geweest.
Om deze reden ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals namens betrokkene is verzocht,
de vormen van verplichte zorg te beperken tot medicatie en het aanbrengen van beperkingen
in de vrijheid het eigen leven in te richten.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor betrokkene is, te weten:
- ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van de medische verklaring, het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting ter zitting van de casemanager, acht de rechtbank gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging de volgende vormen van verplichte zorg nodig:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Uit de overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat slechts in het geval dat betrokkene ernstig (psychotisch) ontregelt, wordt overgegaan tot opname en de daarbij behorende vormen van verplichte zorg.
Indien dat het geval is en het ernstig nadeel niet langer kan worden afgewend door middel van de hiervoor vermelde vormen van verplichte zorg, worden gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging ook de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
- het beperken van bewegingsvrijheid,
telkens voor maximaal drie maanden;
- het insluiten van betrokkene,
telkens maximaal zeven dagen;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene,
telkens maximaal zeven dagen;
- opnemen in een accommodatie,
telkens maximaal drie maanden.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.11.
Hetgeen namens betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van
zes maanden, en geldt aldus tot en met 11 augustus 2025.
Gelet op het verstrijken van de beslistermijn zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, is er geen sprake van een situatie van aansluitende zorgmachtigingen en kan het verzoek daarom niet voor de verzochte termijn van 12 maanden worden toegewezen (zie Hoge Raad 5 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:818).

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.8. is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.8. een kortere duur is vermeld;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
11 augustus 2025;
- Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, rechter, in tegenwoordigheid van E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.