ECLI:NL:RBNHO:2025:2609

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
c/15/360732 JU RK 25-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problematiek

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De gecertificeerde instelling, De William Schrikker Stichting, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door een belaste voorgeschiedenis en onvoldoende emotionele en fysieke veiligheid van haar ouders. De ouders kampen met hun eigen problematiek, waardoor zij niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 maart 2026, en benadrukt dat het perspectief van [de minderjarige] niet bij een van de ouders ligt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het perspectiefbesluit van de GI op goede gronden is genomen en dat de omgang tussen [de minderjarige] en haar ouders kan worden uitgebreid zodra zij hun behandeltrajecten succesvol hebben doorlopen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/360732 / JU RK 25-23
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.G. Burgers te Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 januari 2025;
  • het bericht van de GI van 22 januari 2025;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 februari 2025;
  • het e-mailbericht van [de minderjarige] van 14 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar persoonlijk begeleider [persoonlijk begeleider] ;
- [vertegenwoordiger van de GI] (jeugdbeschermer) en [vertegenwoordiger van de GI] (jeugdreclasseerder) namens de GI.
1.3.
De rechtbank heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een e-mail gestuurd naar de rechtbank en heeft afgezien van de mogelijkheid met de kinderrechter een gesprek te voeren.
1.4.
De moeder en haar persoonlijk begeleider hebben de zitting bijgewoond door middel van een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 maart 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is vervolgens verlengd tot 3 maart 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 november 2023 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze machtiging is vervolgens verlengd tot 3 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd. [de minderjarige] heeft sinds januari 2023 op verschillende plekken gewoond. Sinds november 2023 woont zij bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Er is het afgelopen jaar veel gebeurd rondom [de minderjarige] . [de minderjarige] wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit en is uit de voorlopige hechtenis geschorst onder bijzondere voorwaarden. De jeugdreclassering, maar ook de ouders, Parlan en de omgangsbegeleiding zijn betrokken bij het bepalen van de grootste zorgen over [de minderjarige] . De grootste zorgen over [de minderjarige] zien op de beschikbaarheid van de ouders, het bieden van emotionele en fysieke veiligheid en de persoonlijke problematiek van [de minderjarige] . De GI heeft de volgende doelen opgesteld en zal het komende jaar hier verder aan werken:
[de minderjarige] weet wat haar grenzen en die van anderen zijn;
[de minderjarige] kan praten over haar gevoelens en daarmee omgaan;
[de minderjarige] heeft ouders die beschikbaar zijn en haar emotionele en fysieke veiligheid bieden;
[de minderjarige] gaat naar school.
In de eerste helft van 2024 liep [de minderjarige] veel weg van de groep. Zij verbleef dan onder andere bij de vader en een vriendin. De GI kon de veiligheid van [de minderjarige] niet borgen als zij niet was waar ze moest zijn en heeft de ouders daar ook op gewezen. Het maken van verkeerde keuzes leek [de minderjarige] (deels) te overkomen. De verdenking van het strafbare feit laat zien dat het flink mis is gegaan. Sinds de schorsingsvoorwaarden zijn opgelegd, liet [de minderjarige] groei zien vanwege de duidelijkheid en structuur. In december 2024 is [de minderjarige] echter in de nacht seksueel misbruikt op de woongroep. Ze heeft niet om hulp geroepen, omdat zij tegen de regels in een tweede telefoon in bezit had die zij van haar vader had gekregen. Er is inmiddels aangifte gedaan en de dader is per direct van de woongroep verwijderd.
Sinds januari 2024 krijgt [de minderjarige] therapie van Parlan. Het lukt haar alleen om daar naartoe te gaan als de begeleiding mee gaat. Parlan signaleert dat er bij [de minderjarige] weinig eigenheid lijkt te zijn en dat betrouwbare ondersteuning, vooral vanuit het wonen heel belangrijk is. In december 2024 zijn ook de resultaten van het NIFP-onderzoek dat in de strafzaak is uitgevoerd bekend geworden. Er zijn diverse diagnoses gesteld. [de minderjarige] was heel teleurgesteld over het intelligentieonderzoek. De afgelopen maanden zijn de trauma’s van [de minderjarige] in kaart gebracht. Daarna kan worden gestart met EMDR. Sinds het misbruik ervaart [de minderjarige] meer boosheid en depressieve gevoelens, maar het lukt haar wel om over haar gevoelens te praten.
[de minderjarige] heeft begeleide omgang met de ouders afzonderlijk. [de minderjarige] maakt zich zorgen over haar ouders en dat heeft veel invloed op haar welzijn maar het lukt haar steeds beter om voor zichzelf te kiezen. De GI heeft zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van [de minderjarige] bij de vader thuis. De vader gebruikt nog steeds drugs (crack) en alcohol. De moeder heeft veel meegemaakt, onder andere een terugval in drugsgebruik (crack). Ze was niet beschikbaar voor [de minderjarige] . De moeder is niet opgewassen tegen [de minderjarige] .
In september 2024 is [de minderjarige] gestart bij het [College] College, wat feitelijk dagbesteding is om terug te werken naar schoolgang. Inmiddels lukt het haar meestal om drie dagen per week naar [College] te gaan. Verder is zij gestart met een bijbaantje. [de minderjarige] is vermoeid door alle recente gebeurtenissen waardoor volledige schoolgang nu niet lukt en de GI meent dat een bijbaantje op dit moment te veel is. [de minderjarige] doet ontzettend haar best om zich aan de schorsingsvoorwaarden te houden, omdat ze bang is dat ze anders terug moet naar de justitiële jeugdinrichting (JJI).
3.3.
De GI is van mening dat het voor [de minderjarige] heel belangrijk is dat zij duidelijkheid krijgt over waar zij zal opgroeien en heeft daarom in januari 2025 een perspectiefbesluit genomen. Volgens de GI ligt het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet bij een van de ouders thuis. Voor de vader geldt dat hij dagelijks drugs en alcohol gebruikt. De GI zou pas een terug naar huis-onderzoek kunnen inzetten als de vader in behandeling is geweest voor zijn verslaving en drie maanden clean is. Het is de vader niet gelukt om in behandeling te gaan en hij is nog steeds in gebruik. De moeder woont op een beschermde plek waar [de minderjarige] niet bij kan inwonen, en lukt het haar niet om [de minderjarige] de opvoeding te geven die zij nodig heeft. De GI heeft het perspectiefbesluit in januari 2025 met de ouders besproken. Als het contact met de vader na de behandeling die hij alsnog wenst te ondergaan goed blijft gaan, kan de GI altijd nog uitbreiding van de omgang overwegen.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader is het niet eens met het perspectiefbesluit van de GI, omdat de vader goede hoop heeft dat [de minderjarige] op termijn weer bij hem kan wonen. De vader worstelt op dit moment nog met zijn verslaving en zal binnenkort langdurig worden opgenomen voor een detox en een natraject zodat de vader op dit moment niets concreets kan bieden. Na de behandeling en een woningruil zodat hij los raakt van zijn netwerk hoopt de vader te kunnen laten zien wat hij als vader waard is voor [de minderjarige] . De vader vindt het misdadig dat het misbruik op de groep heeft kunnen plaatsvinden en meent dat [de minderjarige] sinds de uithuisplaatsing meer achteruit dan vooruit is gegaan. De vader merkt dat [de minderjarige] daardoor de laatste tijd behoorlijk depressief is geraakt. Hij heeft elke dag contact met haar en dat verloopt erg goed. Dat maakt dat er nu andere tijden zijn aangebroken dan die waarin de vader is teruggevallen.
4.2.
De moeder vindt het moeilijk dat de GI het perspectiefbesluit heeft genomen dat [de minderjarige] niet meer bij haar ouders gaat wonen, maar zij begrijpt het en het komt voor haar ook niet als een verrassing. De vader moet eerst aan zichzelf werken en dat gaat nog lang duren. De moeder ziet in dat zij zelf niet voor [de minderjarige] kan zorgen Het gaat wel goed met de moeder: zij is clean en is zelfs gestopt met roken. Ook volgt zij een opvoedcursus. De moeder blijft een jaar in [plaats] wonen om de stijgende lijn voort te zetten en gaat daarna op zoek naar een eigen woning. De moeder heeft de wens dat [de minderjarige] een keer bij haar komt logeren.

5.De mening van [de minderjarige]

5.1.
In het bericht van de GI naar aanleiding van een gesprek met [de minderjarige] over het verzoek van de GI staat dat zij graag bij haar vader wil wonen. Volgens [de minderjarige] wordt daar alleen toch niets mee gedaan, omdat de GI zal aangeven dat dit niet mag. [de minderjarige] weet niet of ze tot haar achttiende op de groep wil wonen. Zij wil uiteindelijk toewerken naar zelfstandig wonen. In een mailbericht van Parlan aan de rechtbank is als reactie van [de minderjarige] geschreven dat zij het liefst bij haar vader wil wonen, maar dat ze het ook goed vindt om op [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] te wonen.

6.De beoordeling

Verlenging van de ondertoezichtstelling
6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan uit het belaste verleden van [de minderjarige] , waarin haar ouders onvoldoende beschikbaar voor haar zijn geweest en zij onvoldoende emotionele en fysieke veiligheid heeft ervaren. Daardoor kampt zij met trauma’s en is de relatie met haar ouders verstoord. Zij voelt desondanks veel loyaliteit naar haar ouders toe en maakt zich zorgen over hoe het met haar ouders gaat. Dat is lang ten koste gegaan van haar eigen ontwikkeling. Inmiddels zijn meerdere diagnoses bij [de minderjarige] gesteld en krijgt zij nu ruim een jaar therapie. Op dit moment is [de minderjarige] bezig haar levensverhaal in kaart te brengen. Omdat [de minderjarige] veel heeft meegemaakt en haar trauma’s nog niet volledig in kaart zijn gebracht, is het nog niet mogelijk te starten met EMDR. [de minderjarige] wordt inmiddels verdacht van een ernstig strafbaar feit. Het is nog niet bekend wanneer de strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld, en dat levert onduidelijkheid op voor [de minderjarige] . De voorwaarden die haar zijn opgelegd bij schorsing van de voorlopige hechtenis hebben haar wel duidelijkheid en structuur opgeleverd, wat haar heeft doen groeien. Helaas is zij in december 2024 ook nog slachtoffer geworden van seksueel misbruik. Sinds het misbruik voelt [de minderjarige] zich vaker boos en depressief. [de minderjarige] kan sinds zij therapie krijgt beter over haar gevoelens praten en lijkt zich meer te focussen op haar eigen ontwikkeling dan zich zorgen te (blijven) maken over haar ouders. Ook gaat [de minderjarige] weer gedeeltelijk naar dagbesteding en is ze recentelijk gestart met een bijbaantje, hoewel de GI inschat dat een bijbaan op dit moment nog te veel is voor [de minderjarige] .
6.2.
Tevens blijkt dat de zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen in dit geval onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat de ouders allebei kampen met hun eigen beperkingen en [de minderjarige] daardoor niet volledig kunnen bieden wat zij nodig heeft.
6.3.
De rechtbank verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. [1]
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en het opgroeiperspectief
6.4.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] niet bij een van de ouders kan wonen. Het is duidelijk dat de moeder (op dit moment) geen opvoedersrol voor [de minderjarige] op zich kan nemen vanwege haar persoonlijke problematiek. Het gaat wel goed met de moeder, nu zij sinds een half jaar op een locatie voor beschermd wonen woont en is afgekickt. Verder volgt zij op dit moment een opvoedcursus en is ze gemotiveerd om verdere positieve stappen in haar leven te maken. Door deze positieve ontwikkeling zien de moeder en [de minderjarige] elkaar elke twee weken onder begeleiding. Op korte termijn is echter niet te verwachten dat de rol die de moeder op dit moment in het leven van [de minderjarige] speelt, significant zal toenemen.
De vader is nog in gebruik van harddrugs. De vader is van plan om af te kicken door detox en daarna een langdurige opname bij de [verslavingskliniek] op [plaats] . Nog niet bekend is wanneer deze behandeling gaat plaatsvinden en wanneer deze afgerond zal zijn. De vader is daarom ook niet beschikbaar als (hoofd)opvoeder van [de minderjarige] . Uit de stukken en de behandeling ter zitting is wel gebleken dat [de minderjarige] en de vader een goede band met elkaar hebben. Zij spreken elkaar dagelijks en de contactmomenten verlopen positief. Waar de vader voorheen niet altijd direct liet weten dat [de minderjarige] bij hem thuis zat toen ze was weggelopen, gaat dit volgens de GI de laatste tijd beter. De vader heeft toegelicht dat hij nu daadwerkelijk gemotiveerd is zijn verslaving achter zich te laten en van plan is een woningruil te organiseren om een nieuwe terugval te voorkomen.
6.5.
[de minderjarige] zit bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] op dit moment op een plek die structuur, therapie en rust om te werken aan haar eigen ontwikkeling kan bieden. Dat er in het afgelopen jaar, terwijl [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] verbleef zulke ingrijpende dingen zijn gebeurd, maakt niet dat de plek niet geschikt is voor [de minderjarige] . De oorzaak van de gebeurtenissen is complex en niet enkel terug te voeren op haar verblijf en de begeleiding die werd geboden. Bovendien is er voor zover mogelijk adequaat gehandeld. [de minderjarige] heeft in haar leven al op verschillende plekken verbleven en verschillende opvoeders gekend. De ondersteuning en begeleiding van [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] is [de minderjarige] trouw gebleven en voor haar dus betrouwbaar gebleken. Er zal de komende tijd voor [de minderjarige] ongetwijfeld nog een aantal moeilijke momenten volgen die verband houden met haar behandeling en de afhandeling van het misbruik en de strafzaak. Belangrijk is dat [de minderjarige] ook dan op betrouwbare ondersteuning kan rekenen.
6.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . [2] De rechtbank zal de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor de duur van een jaar.
6.7.
De rechtbank ziet zich ook gesteld voor de vraag of de GI het perspectiefbesluit op goede gronden heeft genomen. [3] De GI heeft toegelicht dat het voor [de minderjarige] belangrijk is om duidelijkheid te krijgen over de plek waar zij verder zal opgroeien, zodat zij hierover geen loyaliteitsconflict (meer) ervaart en zij zich op haar eigen ontwikkeling kan richten. De rechtbank onderschrijft de visie van de GI op dit punt. Verder ziet de rechtbank in hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding voor het oordeel dat de GI op goede gronden heeft besloten dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet bij een van haar ouders ligt. Zoals hiervoor is overwogen, is [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] op haar plek, kan zij rekenen en vertrouwen op ondersteuning en begeleiding en krijgt zij daar de ruimte om te werken aan haar eigen ontwikkeling. Hoewel de rechtbank de hoop van de vader en [de minderjarige] om in de toekomst weer samen te kunnen wonen begrijpt, dient het belang van rust en duidelijkheid voor [de minderjarige] zwaarder te wegen. Daarbij komt dat er nog veel onzekere factoren zijn, zoals of en wanneer de vader zijn behandeling kan starten en kan afronden, of hij na behandeling een terugval weet te voorkomen, waar hij dan kan gaan wonen en wat dit voor [de minderjarige] zou betekenen. Door de GI is ter zitting verder aangegeven dat zelfs als het de vader lukt om clean te blijven, er eerst nog een onderzoek zou moeten plaatsvinden naar de opvoedvaardigheden van de vader voordat duidelijk is of [de minderjarige] bij hem zou kunnen wonen. Zoals door de GI op zitting ook is toegelicht, zou een terugplaatsing die niet slaagt grote nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van [de minderjarige] en dient dat te worden voorkomen.
Het voorgaande betekent dat [de minderjarige] zal opgroeien bij de woongroep waar zij nu verblijft, en waar zij op termijn kan doorgroeien naar een zelfstandige woonruimte.
6.8.
Het is de rechtbank duidelijk dat [de minderjarige] een sterke band met haar ouders heeft en dat de ouders veel van [de minderjarige] houden. Het perspectiefbesluit staat niet in de weg aan eventuele uitbreiding van omgang tussen [de minderjarige] en haar ouders nadat zij hun behandeltrajecten succesvol hebben doorlopen. De rechtbank gaat ervan uit dat als het in de toekomst weer goed gaat met beide ouders, de GI zal onderzoeken of de omgang en het contact tussen [de minderjarige] en haar ouders kan worden uitgebreid.
6.9.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 3 maart 2026;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 maart 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. M.M. van Weely, voorzitter, mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. H.E.L. Grooten, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.