Uitspraak
VONNIS AFWIJZING DWANGAKKOORD
geboren op: [geboortedatum] 1974 te [plaats]
wonende te: [plaats]
gevestigd te: Leiderdorp
hierna te noemen: Burgerme
gemachtigde: mr. J. van de Peppel
1.Samenvatting
2.Beslissing van de rechtbank
3.Gevolgen voor schuldenaar
4.Redenen voor deze beslissing
- Schuldenaar heeft een totale schuldenlast van € 157.174,17. De schuld aan de weigerende schuldeiser(s) is in totaal € 11.446,12 en dat is 7,28% van de totale schuldenlast. Schuldenaar heeft aangeboden schuldeisers zonder voorrang 6.35% van hun vordering en schuldeisers met voorrang 13% van hun vordering ineens te betalen met behulp van een lening van zijn moeder van € 10.000,-.
- Schuldenaar heeft belang bij de aangeboden schuldregeling omdat hij op die manier van zijn schulden verlost kan worden.
- De andere schuldeisers hebben belang bij de aangeboden schuldregeling omdat deze voor hen tot een beter resultaat leidt dan toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp).
- Een schuldeiser heeft recht op betaling. De rechtbank kan daarom alleen in bijzondere gevallen een schuldeiser dwingen om in te stemmen met een schuldregeling. De rechtbank moet daarbij rekening houden met de belangen van schuldenaar en alle schuldeisers.
- De rechtbank let bij haar beoordeling op het volgende:
- De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van een bijzonder geval. De weigerende schuldeiser hoeft niet mee te werken aan de aangeboden schuldregeling. De rechtbank is met de weigerende schuldeisers van oordeel dat ten aanzien van het thans geboden bedrag onvoldoende vast staat dat daarmee het maximaal haalbare is geboden. Schuldenaar moet bij de huidige arbeidsmarkt én maximale inspanning geacht worden in staat te zijn op (hele) korte termijn een baan te vinden waarbij de kans aanmerkelijk is dat hij in een periode van 18 maanden meer kan sparen dan het thans geboden bedrag. Zo schatte schuldenaar ter zitting zelf in dat hij zo’n € 2.400,- netto zou moet kunnen verdienen, wat gezien het vtlb van schuldenaar al meer oplevert dan € 10.000,- . Daarnaast meent schuldenaar te beschikken over een vordering op schuldeisers. Een zodanige vordering valt binnen het vermogen van schuldenaar dat te gelde moet worden gemaakt ten behoeve van alle schuldeisers. Binnen het bestek van deze procedure kan de rechtbank niet beoordelen of deze vordering inderdaad enige waarde vertegenwoordigt. Maar gezien het feit dat schuldenaar desgevraagd geen afstand wenst te doen van deze vordering, blijft dit ongewis. Nu ook om deze reden in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat schuldenaar het maximale heeft geboden, is dat aanleiding voor afwijzing van het dwangakkoord. In een eventuele wsnp kan de bewindvoerder dan alsnog bezien of incasso van deze vordering aangewezen is. Het verzoek om een dwangakkoord zal derhalve worden afgewezen. Gelet hierop kunnen de overige argumenten van schuldeisers onbesproken blijven.
5.Stukken waarop deze beslissing is gebaseerd
- verzoekschrift van schuldenaar met bijlagen;
- verweerschrift van schuldeiser;
- proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2025, waarbij aanwezig waren schuldenaar met mr. [schuldhulpverlener], schuldhulpverlener, Dhr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2] van Burgerme met mr. J. van de Peppel.