3.1.De executeurs vorderen -na wijziging van eis- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
A. [gedaagde sub 1] veroordeelt tot voldoening binnen 14 dagen na vonnis, althans op een door de rechtbank te bepalen moment of momenten, op de betaalrekening bij de Rabobank ten name van de Maatschap [de maatschap] , een bedrag te voldoen van € 479.098, althans een door de rechtbank in goede Justitie te bepalen bedrag;
B. [gedaagde sub 1] veroordeelt tot het verlenen van zijn medewerking, op eerste vordering van de executeurs, indien van toepassing binnen 14 dagen na vonnis, althans op een door de rechtbank te bepalen moment, aan overboeking van de maatschapsrekening aan de boedelrekening van een bedrag van € 407.788,- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, zulks op straffe, bij gebreke om aan deze bepaling te voldoen, van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per gebeurtenis - waarbij onder ‘gebeurtenis’ wordt verstaan: de vordering daartoe van de executeurs - welke dwangsom mede strekt tot bestrijding van de kosten en tijdschade van indiening en behandeling van een verzoek tot vervangende gerechtelijke toestemming en de daarmee samenhangende overige kosten;
C. [gedaagde sub 1] gelast om binnen 14 dagen na vonnis kenbaar te maken of hij de activa van de voormalige maatschap ter voortzetting van de onderneming of gebruik in een nieuwe onderneming wenst over te nemen, in dat geval tegen vergoeding aan het ondernemings-vermogen van de voormalige maatschap van de waarde in het economisch verkeer van die activa, welke waarde alsdan zal worden bepaald door taxatie als bedoeld en geregeld in de maatschapsovereenkomst van 1991 onder artikel 12, tweede lid van die overeenkomst, dat wil zeggen door een college van drie hiertoe aan te wijzen onafhankelijke deskundigen, waarvan één zal worden benoemd door [gedaagde sub 1] , één door de executeurs en de derde deskundige door de twee door partijen benoemde deskundigen en welke waarde alsdan door [gedaagde sub 1] in geld aan het ondernemingsvermogen van de voormalige maatschap dient te worden voldaan binnen een periode van één maand, althans de periode die door de rechtbank
zal worden vastgesteld en in dat geval in termijnen zoals deze door de rechtbank worden vastgesteld en waarbij zal gelden dat ingeval [gedaagde sub 1] niet aan dit bevel voldoet, hij geacht zal worden te hebben besloten dat hij de bedoelde activa niet wenst over te nemen zodat deze door de executeurs en afwikkelbewindvoerder te gelde zullen mogen worden gemaakt, ook zonder de medewerking of toestemming van [gedaagde sub 1] ;
D. [gedaagde sub 1] veroordeelt tot het verlenen van zijn medewerking, op eerste verzoek van de executeurs c.q. afwikkelbewindvoerders, bij name [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] , binnen 14 dagen na vonnis voor zover van toepassing, aan overboeking van 100%, althans het percentage dat de rechtbank in goede justitie van toepassing acht, van de bedragen die [gedaagde sub 1] als gevolg van hetgeen is gevorderd sub C, op de bankrekening van de voormalige maatschap heeft voldaan, vanaf die rekening naar de boedelrekening, zulks op straffe, bij gebreke om aan deze bepaling te voldoen, van verbeurte van een dwangsom
van € 25.000,- per gebeurtenis - waarbij onder ‘gebeurtenis wordt verstaan: de vordering daartoe van de executeurs -, welke dwangsom mede strekt ter bestrijding van de kosten en tijdschade van indiening en behandeling van een verzoek tot vervangende gerechtelijke toestemming en de daarmee samenhangende overige kosten;
a. Dat het ondernemingsvermogen van de voormalige maatschap [de maatschap] niet reeds voor het overlijden onder bijzondere titel is overgegaan naar [gedaagde sub 1] ;
b. Dat tot de nalatenschap van [erflater] géén schuld behoort, bestaande uit de verplichting tot overdracht van het ondernemingsvermogen of delen daarvan aan [gedaagde sub 1] om niet of tegen andere voorwaarden dan die zijn vastgelegd in de maatschapsovereenkomst getekend door de vennoten in 1991;
c. Dat [gedaagde sub 1] gehouden is om aan de executeurs cq afwikkelbewindvoerders, bij name [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] , binnen een termijn van 14 dagen na de dag van verzending van het daartoe strekkende informatie- en inlichtingenverzoek aan [gedaagde sub 1] , of binnen de langere termijn als aangegeven in het informatie- en inlichtingenverzoek, de informatie en
inlichtingen omtrent het ondernemingsvermogen van de voormalige maatschap te verstrekken die de executeurs in staat stelt om de waarde van elk van de onderdelen het ondernemingsvermogen vast te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- voor elke dag dat [gedaagde sub 1] in gebreke blijft om aan deze verplichting te voldoen;
d. Dat [gedaagde sub 1] geen vordering heeft op de nalatenschap in verband met de in 2010 door de maatschap verstrekte lening aan de familie [naam] althans enige vordering op grond van die verstrekte lening wegens verjaring niet opvorderbaar noch verrekenbaar is;
e. Dat [gedaagde sub 1] geen vordering op de nalatenschap heeft uit hoofde van allocatie van de verkoopopbrengst van [adres 3] aan het privévermogen van [erflater] en [moeder] enerzijds en het ondernemingsvermogen anderzijds, althans dat voor zover [gedaagde sub 1] een vordering op de nalatenschap heeft als gevolg van de mate van allocatie, het niet aan de privévermogens (van [erflater] en [moeder] ) te alloceren deel dient te worden gealloceerd aan het ondernemingsvermogen van de maatschap en niet aan [gedaagde sub 1] in privé, zodat ter zake voor dat deel sprake is van een kapitaalstorting zijdens [erflater] en [moeder] in het maatschapsvermogen voor dat deel;
f. Dat [gedaagde sub 1] geen vordering op de nalatenschap heeft als gevolg van arbeids-ongeschiktheid — of enige andere reden voor verminderde arbeidsinzetbaarheid van [erflater] en/of [moeder] gedurende het bestaan van de maatschap;
g. Dat [gedaagde sub 1] geen vordering op de nalatenschap noch op het ondernemingsvermogen van de voormalige maatschap heeft met betrekking tot door de Brandweer aan hem uitbetaalde vergoedingen;
h. Dat [gedaagde sub 1] geen vordering op de nalatenschap of het ondernemingsvermogen van de voormalige maatschap heeft wegens voorzien in het levensonderhoud van [erflater] en/of [moeder] ;
i. Dat de waarde van de woning van [erflater] en [moeder] ten tijde van het overlijden van [moeder] voor de bepaling van de omvang van de nalatenschap van [moeder] dient te worden gesteld op een bedrag van € 249.000,-;
j. Dat de waarde van de Mercedes van [erflater] en [moeder] ten tijde van het overlijden van [moeder] voor de bepaling van de omvang van de nalatenschap van [moeder] dient te worden gesteld op een bedrag van € 6.500,-;
k. Dat de waarde van de Mercedes van [erflater] ten tijde van het overlijden van [erflater] voor de bepaling van de omvang van de nalatenschap van [erflater] dient te worden gesteld op een bedrag van € 5.500,-;
1. Dat de waarde van het in de kluis van [erflater] en [moeder] aanwezige geld ten tijde van het overlijden van [moeder] en ten tijde van het overlijden van [erflater] dient te worden gesteld op een bedrag van € 9.122,-
m. Dat de waarde van de door de executeurs aangetroffen juwelen per de datum van overlijden van [moeder] en per de datum van overlijden van [erflater] dient te worden gesteld op een bedrag van € 15.000,-, zijnde ongeveer de helft van de door een juwelier geadviseerde nieuwwaarde van die juwelen;
n. Dat niet is gebleken van een onderhandse lening van [eiser sub 1] van zijn ouders ten tijde van het overlijden van [moeder] en dat de onderhandse lening van [eiser sub 1] van [erflater] , ten tijde van diens overlijden, een bedrag van € 45.000,- bedroeg;
o. Dat de waarde van de woning van [erflater] ten tijde van diens overlijden dient te worden gesteld op € 250.000,-;
p. Dat de executeurs niet gehouden zijn aan [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 1] bankafschriften te overleggen over de jaren voor 2021 die zij niet in de administratie van [erflater] hebben aangetroffen;
q. Dat niet is gebleken van schenkingen die [erflater] en/of [moeder] bij leven zouden hebben gedaan die thans nog relevantie hebben voor de bepaling van de omvang van de nalatenschappen van [moeder] en/of [erflater] , anders dan de schenkingen ad € 500,00 aan elk der kleinkinderen en aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ;
r. Dat de vorderingen die de nalatenschap ingevolge het sub nummers A t/m D gevorderde heeft, voor de waardebepaling van de nalatenschap van zowel [moeder] als [erflater] , wegens (verwachte) oninbaarheid van de vorderingen dienen te worden gewaardeerd op nihil, onder de bepaling dat alle bedragen die ingevolge deze betalingsverplichtingen van [gedaagde sub 1] op enig moment aan de boedel ten goede zullen komen, ponds-ponds gewijs conform de uitdelingsrechten van alle betrokkenen op grond van de wet en het testament, op tweejaarlijkse basis (dus om het jaar) aan hen zullen worden uitgekeerd.
F. Gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure,
inclusief nakosten.
In reconventie aan de zijde van [gedaagde sub 1]