ECLI:NL:RBNHO:2025:2099

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10943249 \ CV EXPL 24-375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid boekhouder voor tekortkomingen in boekhoudkundige dienstverlening

In deze zaak is de vraag aan de orde of een boekhouder tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst met zijn cliënten, WiseQ c.s., die betrekking had op het voeren van de volledige boekhouding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boekhouder gedeeltelijk tekort is geschoten en heeft de vordering van WiseQ c.s. voor een deel toegewezen. De boekhouder had zich verplicht om de boekhouding, belastingaangiften en jaarstukken op te stellen, maar heeft dit niet naar behoren gedaan. Hierdoor zijn WiseQ c.s. schade geleden, waaronder boetes van de belastingdienst. De tegenvordering van de boekhouder is afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boekhouder aansprakelijk is voor de schade die WiseQ c.s. hebben geleden door zijn tekortkomingen. De vordering van WiseQ c.s. tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 6.624,00, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De tegenvordering van de boekhouder is afgewezen, en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 10943249 \ CV EXPL 24-375
Vonnis van 27 februari 2025
in de zaak van

1.de besloten vennootschap WISEQ B.V.,

te Grootebroek,
2. de besloten vennootschap
WISEQ EUROPE B.V.,
te Utrecht,
eisende partijen,
verwerende partijen tegen de tegenvordering,
hierna samen te noemen: WiseQ c.s.,
gemachtigde: mr. D. Swildens,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.J.G. Mengelberg.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of een boekhouder te kort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst die zag op het uitvoeren van de volledige boekhouding. De kantonrechter oordeelt dat dit gedeeltelijk het geval is en wijst de vordering daarom voor een deel toe. De tegenvordering van de boekhouder wordt afgewezen, omdat de boekhouder onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is geweest van onverschuldigde betaling en de boekhouder de overeenkomst zelf heeft opgezegd waardoor de abonnementsgelden niet meer verschuldigd zijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 februari 2024
- de conclusie van antwoord met een tegenvordering
- het tussenvonnis van 30 mei 2024
- de reactie op de tegenvordering
- de mondelinge behandeling van 16 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- een akte indiening producties van [gedaagde]
- een antwoord akte met producties van WiseQ c.s.
- een antwoord akte van [gedaagde]
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 29 december 2020 een overeenkomst van opdracht gesloten, een zogenaamd ‘ZZP rust abonnement’. Op basis van deze overeenkomst heeft [gedaagde] zich verplicht tot onder meer de volgende werkzaamheden: Het voeren van een complete -online- boekhouding, het verzorgen van aangiftes BTW en inkomstenbelasting, het opmaken en bespreken van jaarstukken en het opstellen van maandelijkse rapportages. De kosten van dit abonnement bedroegen € 125,00 per maand. In de overeenkomst is verder opgenomen dat deze kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Verder is in de overeenkomst, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
Betaling
(…)
Ook dragen wij zorg voor de indiening van aangiften inkomsten- en omzetbelasting en verzorgen wij de afhandeling van verzoek- en bezwaarschriften betreffende fiscale aangelegenheden.
Verantwoordelijkheden
Als eigenaar bent u verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de aan ons ter beschikking gestelde informatie. U bent verantwoordelijk voor de inrichting en volledige aanlevering van een geordende administratie. Wij vertrouwen op uw medewerking en gaan ervan uit dat u de administratie, documentatie, de vastlegging en overige informatie die voor onze werkzaamheden nodig zijn, aan ons aanlevert c.q. zo volledig mogelijk digitaal zult verwerken in ons boekhoudsysteem.’
2.2.
Uit de overeenkomst volgt dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. In deze algemene voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 16 Aansprakelijkheid
(…)
4. Opdrachtnemer is uitsluitend aansprakelijk voor directe schade.
5. Onder directe schade wordt uitsluitend verstaan de redelijke kosten ter vaststelling van de oorzaak en de omvang van de schade, voor zover de vaststelling betrekking heeft op schade in de zin van deze voorwaarden, de eventuele redelijke kosten gemaakt om de gebrekkige prestatie van Opdrachtnemer aan de overeenkomst te laten beantwoorden, voor zoveel deze aan Opdrachtnemer toegerekend kunnen worden en redelijke kosten, gemaakt ter voorkoming of beperking van schade, voor zover Opdrachtgever aantoont dat deze kosten hebben geleid tot beperking van directe schade als bedoeld in deze algemene voorwaarden.
6 Opdrachtnemer is nimmer aansprakelijk voor indirecte schade, daaronder begrepen gevolgschade, gederfde winst, gemiste besparingen en schade door bedrijfsstagnatie.’
2.3.
Per 1 februari 2022 is de abonnementsvorm gewijzigd naar een ‘ZZP relax abonnement’. De kosten hiervan bedroegen € 1.601,80 per maand.
2.4.
De overeenkomst tussen partijen is inmiddels geëindigd. .

3.Het geschil

de vordering
3.1.
WiseQ c.s. vorderen samengevat weergegeven:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de uit hoofde van de overeenkomst op hem rustende verplichtingen door zijn zorgplicht te schenden en daardoor gehouden is de door WiseQ c.s. geleden schade te vergoeden,
  • veroordeling van [gedaagde] betaling van € 18.508,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
  • een verklaring voor recht dat WiseQ c.s. op 6 april 2023 € 1.601,80 onverschuldigd hebben betaald en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van dat bedrag,
  • dat [gedaagde] wordt veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.180,08,
  • dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
WiseQ c.s. leggen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door de overeengekomen werkzaamheden niet dan wel niet juist uit te voeren. [gedaagde] heeft daardoor ook niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van een redelijk bekwaam handelend boekhouder mag worden verwacht. Als gevolg van dit handelen hebben WiseQ c.s. schade geleden. Deze schade bestaat uit:
  • een boete van € 500,00 van de Nederlandse belastingdienst en belastingrente van € 894,00 vanwege het niet tijdig doen van de aangiftes vennootschapsbelasting,
  • een boete van € 2.875,00 van de Belgische belastingdienst wegens het niet tijdig en onjuist indienen van de aangifte omzetbelasting,
  • een boete van € 3.505,00 van de Nederlandse belastingdienst wegens het niet tijdig en onjuist indienen van de aangifte omzetbelasting met betrekking tot het vierde kwartaal 2021,
  • € 10.734,00 vanwege een door de belastingdienst uitgebracht dwangbevel voor een betalingsachterstand.
Verder stellen WiseQ c.s. dat partijen hebben afgesproken de overeenkomst te beëindigen en dat de werkzaamheden van [gedaagde] na het eerste kwartaal van 2023 zouden stoppen en daarmee ook de betalingsverplichting van WiseQ c.s. Per abuis hebben WiseQ c.s. op 6 april 2023 echter nog abonnementskosten voor die maand aan [gedaagde] betaald. Deze betaling is onverschuldigd gedaan en moet daarom door [gedaagde] worden terugbetaald. Doordat [gedaagde] de door hem verschuldigde bedragen niet heeft voldaan en WiseQ c.s. hun vorderingen daarom uit handen hebben moeten geven, is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij tekort is geschoten. Hij voert daartoe kort weergegeven aan dat WiseQ c.s. zelf tekort zijn geschoten in hun verplichting om [gedaagde] te voorzien van een volledige, geordende en correcte administratie. Dat door deze tekortkoming van WiseQ c.s. de relevante aangiftes en jaarstukken niet tijdig konden worden ingediend, kan [gedaagde] daarom niet worden toegerekend. [gedaagde] voert verder aan dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, aangezien hij WiseQ c.s. meerdere malen heeft gevraagd de ontbrekende gegevens aan te leveren en ook werkzaamheden heeft verricht die WiseQ c.s. eigenlijk zelf had moeten doen. Verder betwist [gedaagde] dat de overeenkomst door WiseQ c.s. is opgezegd en dat als gevolg daarvan de overeenkomst per april 2023 is geëindigd. De betaling die WiseQ c.s. op 6 april 2023 hebben gedaan is dan ook niet onverschuldigd betaald en WiseQ c.s. hebben om die reden geen recht op terugbetaling van dat bedrag. Omdat de vorderingen van WiseQ c.s. moeten worden afgewezen bestaat er ook geen rechtsgrond voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
de tegenvordering
3.4.
[gedaagde] vordert, nadat hij zijn vordering heeft vermeerderd, bij wijze van tegenvordering dat WiseQ c.s. worden veroordeeld tot betaling van € 1.815,00 en tot betaling van de abonnementsgelden over de periode mei tot en met september 2023, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.5.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat hij op 28 juni 2023 € 1.815,00 aan WiseQ c.s. heeft betaald als compensatie voor niet uitgevoerde werkzaamheden. Volgens [gedaagde] was er achteraf gezien geen reden om dat bedrag aan WiseQ c.s. te betalen en dienen WiseQ c.s. het bedrag daarom terug te betalen. Verder stelt [gedaagde] dat hij de overeenkomst met WiseQ c.s. op 28 juni 2023 heeft opgezegd, waardoor deze met inachtneming van de in de overeenkomst opgenomen opzegtermijn eind september 2023 is geëindigd. De abonnementsgelden over de periode mei tot en met september zijn WiseQ c.s. dan ook nog aan [gedaagde] verschuldigd.
3.6.
WiseQ c.s. voeren verweer. WiseQ c.s. vinden dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen, omdat de overeenkomst tussen partijen al per 1 april 2023 is geëindigd zodat [gedaagde] geen recht heeft op betaling van abonnementsgelden na die datum. WiseQ c.s. betwisten verder dat [gedaagde] de werkzaamheden waarvoor hij in eerste instantie een compensatie aan WiseQ c.s. heeft betaald wel heeft verricht. [gedaagde] heeft daardoor geen recht op teruggave van dat bedrag.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
WiseQ c.s. stellen zich op het standpunt dat [gedaagde] tekort is geschoten en dat [gedaagde] de als gevolg daarvan door WiseQ c.s. geleden schade moet vergoeden, hetgeen door [gedaagde] wordt betwist. Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] tekort is geschoten, moet de kantonrechter daarom eerst beoordelen wat partijen zijn overeengekomen.
4.2.
Bij beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar ook de betekenis die partijen in dat kader over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
Partijen hebben nagelaten om, nadat de abonnementsvorm is gewijzigd van een ‘ZZP rust abonnement’ naar een ‘ZZP relax abonnement’, een nieuwe overeenkomst te sluiten waarin is opgenomen wat er precies onder het ‘ZZP relax abonnement’ valt. Hierdoor kan de kantonrechter niet vaststellen wat partijen precies zijn overeengekomen. Vaststaat echter dat het maandbedrag na het wijzigen van de abonnementsvorm veel hoger is geworden. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat WiseQ c.s. in ieder geval mochten verwachten dat [gedaagde] de werkzaamheden zoals die in de overeenkomst voor het ‘ZZP rust abonnement’ staan vermeld, zoals het voeren van een volledige boekhouding, het doen van aangiftes en het opstellen van jaarstukken zou verrichten. Gezien de toename van het maandelijkse bedrag mocht WiseQ c.s. daarnaast echter nog meer van [gedaagde] verwachten. Hiervan uitgaande leidt dit ten aanzien van de door WiseQ c.s. gevorderde schadeposten tot de volgende conclusies.
De boete van € 500,00 en belastingrente van € 894,00 vanwege het niet doen van aangiftes vennootschapsbelasting
4.4.
Vaststaat dat [gedaagde] op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst zorg diende te dragen voor een tijdige aangifte van de vennootschapsbelasting. [gedaagde] betwist niet dat de belastingdienst een boete en belastingrente bij WiseQ c.s. in rekening heeft gebracht wegens het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2021 en 2022. Daarmee staat in beginsel vast dat [gedaagde] tekort is geschoten. De belastingdienst had deze bedragen immers niet opgelegd als de aangiftes tijdig waren gedaan.
4.5.
[gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat het niet tijdig doen van de aangiftes hem niet kan worden toegerekend, omdat WiseQ c.s. ondanks meerdere verzoeken daartoe heeft nagelaten de voor de aangiftes benodigde stukken aan [gedaagde] aan te leveren. Dit zorgde er volgens [gedaagde] voor dat hij nog geen aangifte kon doen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde] bij de akte die hij na de mondelinge behandeling nog heeft genomen een aantal stukken overgelegd. Deze stukken, bestaande uit e-mails die [gedaagde] aan WiseQ c.s. heeft gestuurd, dateren allemaal van na 3 mei 2023 en dus bijna anderhalf jaar na het verstrijken van het boekjaar 2021. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde] niet accuraat genoeg is geweest in het bijhouden van de administratie en pas op heel laat moment – naar het oordeel van de kantonrechter op een te laat moment – bepaalde gegevens bij WiseQ c.s. heeft opgevraagd. Dit terwijl van [gedaagde] – als boekhouder - had mogen worden verwacht dat hij, indien hij bepaalde stukken miste, dit veel eerder aan WiseQ c.s. had laten weten, hij concreet had aangegeven welke gegevens hij miste en WiseQ c.s. had aangespoord om de ontbrekende stukken te overleggen. [gedaagde] wist of had als boekhouder immers moeten weten dat aan het te laat indienen van deze aangiften negatieve consequenties zou kunnen hebben voor WiseQ c.s. Het had dan ook op zijn weg gelegen WiseQ c.s. tijdig te wijzen op deze risico’s. Dat geldt temeer omdat WiseQ c.s., gezien het bedrag dat zij maandelijks aan [gedaagde] betaalden, mochten verwachten dat zij in grote mate ontzorgd zouden worden en dat [gedaagde] zorg zou dragen voor het tijdig doen van aangiftes.
4.6.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het door [gedaagde] gedane beroep op ‘eigen schuld’ niet slaagt en dat [gedaagde] wel degelijk toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De schade die WiseQ c.s. als gevolg hiervan heeft geleden, dient [gedaagde] dan ook te vergoeden. Dat [gedaagde] als gevolg van een ongeval enige tijd niet heeft kunnen werken, doet daaraan niets af en is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico behoort te komen. Bovendien had [gedaagde] een derde in kunnen schakelen om te zorgen dat zijn werkzaamheden tijdens zijn afwezigheid werden verricht.
De door de Belgische belastingdienst opgelegde boete van € 2.875,00 wegens het niet tijdig en onjuist indienen van de aangifte omzetbelasting
4.7.
Volgens [gedaagde] heeft de Belgische belastingdienst in eerste instantie weliswaar een boete opgelegd aan WiseQ c.s. wegens het niet tijdig indienen van de aangifte omzetbelasting, maar is die boete na het alsnog indienen van de aangifte kwijtgescholden. Wel zou er door de belastingdienst rente in rekening zijn gebracht wegens het niet tijdig betalen van de omzetbelasting. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het betalen van belastingschulden geen onderdeel uitmaakte van de aan hem verstrekte opdracht en dat hij daarom niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de rente wegens het niet tijdig betalen van de omzetbelasting. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet volledig. Uit de door WiseQ c.s. als productie 15 overgelegde e-mail volgt dat de belastingdienst rente in rekening heeft gebracht vanaf 20 januari 2023 en dat de rente tot het moment dat de aangifte correct door de belastingdienst was ontvangen was opgelopen tot € 1.725,00. Dit deel van de rente is daarmee een direct gevolg van het niet tijdig indienen van de aangifte door [gedaagde] . Niet weersproken is echter dat WiseQ c.s. , nadat de aangifte alsnog was gedaan, zelf zorg dienden te dragen voor het betalen van de uit de aangifte voortvloeiende aanslag. Dat WiseQ c.s. dat niet (tijdig) hebben gedaan en de rente daardoor verder is opgelopen kunnen zij dan ook niet aan [gedaagde] tegenwerpen. De door WiseQ c.s. geleden schade als gevolg van het niet tijdig indienen van de aangifte omzetbelasting wordt daarom begroot op € 1.725,00.
De boete van € 3.505,00 van de Nederlandse belastingdienst wegens het niet tijdig en onjuist indienen van de aangifte omzetbelasting met betrekking tot het vierde kwartaal 2021
4.8.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de boete is opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de aanslag omzetbelasting door WiseQ c.s. en dat hij daar niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden aangezien het tijdig betalen van aanslagen niet tot zijn werkzaamheden behoorden. Dit verweer faalt en dat wordt als volgt toegelicht.
4.9.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de boete het gevolg is van het verzoek van WiseQ c.s. om de omzet van WiseQ over 2022 geheel te boeken op WiseQ B.V., terwijl partijen volgens [gedaagde] eerder overeen waren gekomen dat de omzet geboekt zou worden op WiseQ Europe B.V. WiseQ c.s. betwisten op hun beurt dat dit zo met [gedaagde] was afgesproken. Wat hier ook van zij, [gedaagde] als boekhouder wist of had moeten weten dat het corrigeren van de omzetboekingen tot een enorme aanslag zou leiden die WiseQ c.s. vermoedelijk niet in één keer kon betalen, hetgeen dan mogelijk negatieve consequenties in de vorm van een boete zou hebben. Van [gedaagde] had dan ook verwacht mogen worden dat hij WiseQ c.s. hier voor het uitvoeren van correcties op had gewezen. Dat hij dit heeft gedaan is gesteld nog gebleken. Dat de belastingdienst vervolgens een boete heeft opgelegd omdat WiseQ c.s. de aanslag niet tijdig heeft voldaan, is daarmee een direct gevolg van het (nalatig) handelen van [gedaagde] . Dat [gedaagde] nadat de boete was opgelegd nog contact met de belastingdienst heeft gehad over het verrekenen van de teruggave aan WiseQ Europe B.V. en de schuld van WiseQ B.V. maakt dat niet anders. Niet gebleken is immers dat de belastingdienst als gevolg daarvan de eerder opgelegde boete heeft laten vervallen. De conclusie is dan ook dat deze schadepost aan [gedaagde] kan worden toegerekend.
Het door de belastingdienst in rekening gebrachte bedrag van € 10.734,00 vanwege een door de belastingdienst uitgebracht dwangbevel voor een betalingsachterstand.
4.10.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord toegelicht dat hij op 13 juni 2023 namens WiseQ c.s. bezwaar heeft gemaakt tegen de kosten van betekening van het dwangbevel. Op 6 mei 2024 zou hij van een medewerker van de belastingtelefoon hebben vernomen dat de invorderingsprocedure is stopgezet en dat de kosten daardoor zijn komen te vervallen. WiseQ c.s. hebben in reactie hierop op de zitting aangegeven dat zij het bedrag wel degelijk hebben betaald en hebben aangeboden daar alsnog bewijs van te overleggen. Ondanks dat WiseQ c.s. na de zitting nog een akte hebben genomen en daarbij ook nieuwe producties hebben overgelegd, hebben zij daarbij geen bewijs overgelegd van hun stelling dat het bedrag van € 10.734,00 daadwerkelijk aan de belastingdienst is betaald. Gezien de mogelijkheden die WiseQ c.s. hebben gehad om stukken in te dienen, zal hen die gelegenheid niet meer worden geboden. Doordat niet vast is komen te staan dat WiseQ c.s. deze kosten hebben betaald, kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van schade aan de kant van WiseQ c.s.
Exoneratie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat WiseQ c.s. als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde] voor € 6.624,00 schade heeft geleden. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat hij niet aansprakelijk is voor die schade, omdat in de door hem gehanteerde algemene voorwaarden een exoneratie beding voor indirecte schade en gevolgschade is opgenomen. WiseQ c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat [gedaagde] de algemene voorwaarden bij het sluiten van de nieuwe overeenkomst in februari 2022 niet (opnieuw) ter hand heeft gesteld.
4.12.
De kantonrechter stelt voorop dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de mogelijkheid tot vernietiging van een of meerdere (exoneratie)bedingen in de algemene voorwaarden omdat niet voldaan zou zijn aan het kennisnemingsvereiste.
4.13.
De algemene voorwaarden zijn in het onderhavige geval naar het oordeel van de kantonrechter wel van toepassing op de tussen partijen gesloten overeenkomsten. Uit de overgelegde overeenkomst van 29 december 2020 blijkt namelijk dat in die overeenkomst is verwezen naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat WiseQ c.s. door deze overeenkomst zonder voorbehoud of protest te aanvaarden, de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Indien WiseQ c.s. bezwaar hadden gehad tegen deze toepasselijkheid, dan hadden zij hiertegen uitdrukkelijk moeten protesteren. Dat zij dit gedaan hebben, is gesteld noch gebleken. Of WiseQ c.s. de inhoud van de algemene voorwaarden kenden, is voor de toepasselijkheid niet relevant.
4.14.
Dat partijen vervolgens in februari 2022 mondeling nieuwe afspraken hebben gemaakt, maakt niet dat de algemene voorwaarden, gelet op de voortdurende relatie tussen partijen, niet van toepassing zijn op die nieuwe afspraken. De omstandigheid dat de algemene voorwaarden op de daarvoor gesloten overeenkomst tussen partijen van toepassing waren, maakt dat WiseQ c.s. bekend verondersteld wordt met het feit dat [gedaagde] algemene voorwaarden hanteert en met de bedoeling van [gedaagde] dat die algemene voorwaarden ook op de nieuwe afspraken van toepassing zouden zijn. [gedaagde] mocht daarop vertrouwen.
4.15.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van WiseQ c.s. aldus dat zij ook een beroep wensen te doen op de vernietigbaarheid van de (exoneratie)bedingen in de algemene voorwaarden. Ten dien aanzien overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien de gebruiker aan de wederpartij niet de redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Artikel 6:234 eerste lid onder a BW bepaalt dat de gebruiker de wederpartij die mogelijkheid heeft geboden indien hij de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld. WiseQ c.s. stellen alleen dat de algemene voorwaarden bij het sluiten van de tweede overeenkomst niet ter hand zijn gesteld, maar betwisten niet dat zij de algemene voorwaarden op het moment dat de eerste overeenkomst werd gesloten wel hebben ontvangen. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat WiseQ c.s. de algemene voorwaarden bij het sluiten van de eerste overeenkomst wel hebben ontvangen en dat maakt dat de algemene voorwaarden wel degelijk aan WiseQ c.s. ter hand zijn gesteld. Voor zover WiseQ c.s. met haar verweer dus heeft bedoeld dat het exoneratiebeding vernietigd moet worden, faalt dit betoog.
4.16.
Dat het beroep op vernietiging van het exonoratiebeding faalt, betekent echter niet dat [gedaagde] de door WiseQ c.s. geleden schade niet hoeft te vergoeden. WiseQ c.s. hebben namelijk ook nog een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en dat beroep slaagt. Bij art. 6:248 lid 2 BW gaat het om de vraag of de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op een contractueel beding in de weg staat. Het antwoord op die vraag hangt af van alle omstandigheden, zoals de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen, de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest en de zwaarte van de schuld (ter zake van het veroorzaken van de desbetreffende schade) mede in verband met de aard en de ernst van de bij enige gedraging betrokken belangen. [1]
4.17.
Zoals eerder overwogen is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten en niet de zorg heeft betracht die van hem als boekhouder mocht worden verwacht. Als gevolg hiervan hebben WiseQ c.s. een aanzienlijk bedrag aan schade geleden, terwijl WiseQ c.s. wel gedurende een lange periode maandelijks een zeer aanzienlijke vergoeding voor het uitvoeren van hun administratie aan [gedaagde] hebben betaald. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op de aansprakelijkheidsbeperking uit zijn algemene voorwaarden kan beroepen.
Onverschuldigde betaling
4.18.
WiseQ c.s. stellen zich op het standpunt dat overeenkomst tussen partijen per 1 april 2023 is geëindigd en dat [gedaagde] vanaf die datum geen aanspraak meer kan maken op betaling van de maandelijkse abonnementskosten. [gedaagde] heeft dit betwist. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust de bewijslast op de partij die zich op een bepaald rechtsgevolg van gestelde feiten beroept als die feiten worden betwist. In dit geval moeten WiseQ c.s. dus stellen en zo nodig bewijzen dat de overeenkomst na het eerste kwartaal van 2023 is geëindigd. De kantonrechter is van oordeel dat WiseQ c.s. dit onvoldoende hebben gedaan. Ter onderbouwing van haar stelling hebben WiseQ c.s. een tweetal verklaringen overgelegd. Ondanks dat uit die verklaringen volgt dat de samenwerking tussen WiseQ c.s. en [gedaagde] zou eindigen, blijkt uit de overgelegde stukken ook dat er na 1 april 2023 nog veelvuldig per e-mail is gecommuniceerd tussen partijen over (het afronden van) werkzaamheden. Hieruit volgt dat er door [gedaagde] ook na 1 april nog werkzaamheden zijn verricht voor WiseQ c.s. [gedaagde] heeft in beginsel recht op betaling van die werkzaamheden en de abonnementskosten voor de maand april 2023 zijn dan ook niet onverschuldigde betaald door WiseQ c.s. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Conclusie
4.19.
De conclusie is dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 6.624,00. Bij deze uitkomst hebben WiseQ c.s. geen belang meer bij de door hen gevorderde verklaring voor recht. Uit de omstandigheid dat een deel van het door hen gevorderde bedrag wordt toegewezen, vloeit immers al voort dat [gedaagde] deels tekort is geschoten. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom niet worden toegewezen.
4.20.
WiseQ c.s. maken ook aanspraak op betaling van wettelijke handelsrente over de door hen geleden schade. De regeling van wettelijke handelsrente ziet echter op betalingsverbintenissen uit handelsovereenkomsten. Het gaat daarbij om de verbintenis tot betaling van de tegenprestatie voor de geleverde goederen of diensten. Hiervan is in dit geval geen sprake. Het gaat hier namelijk om een schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst. Dit betekent dat WiseQ c.s. slechts wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW kunnen vorderen. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim verkeert. Omdat WiseQ c.s. in de dagvaarding onvoldoende hebben toegelicht vanaf welk moment [gedaagde] in verzuim is, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag dat de dagvaarding is betekend.
4.21.
WiseQ c.s. hebben tot slot aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat voldoende is onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zal er een bedrag worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld, te weten € 706,20. Omdat buitengerechtelijke incassokosten ook een vorm van schadevergoeding zijn, is ook over de buitengerechtelijke incassokosten slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar.
4.22.
Partijen hebben beide op punten ongelijk gekregen en daarom zal worden bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen.
de tegenvordering
4.23.
De tegenvordering van [gedaagde] bestaat uit twee delen. Enerzijds vordert [gedaagde] dat WiseQ c.s. worden veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 1.815,00 wat [gedaagde] op 28 juni 2023 aan WiseQ c.s. heeft betaald, en anderzijds uit betaling van de abonnementskosten over de periode mei tot en met september 2023. Beide delen van de tegenvordering komen niet voor toewijzing in aanmerking. Dit wordt als volgt toegelicht.
Onverschuldigde betaling € 1.815,00
4.24.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij ten onrechte een bedrag van € 1.815,00 aan WiseQ c.s. heeft terugbetaald. In eerste instantie had hij dit bedrag betaald, omdat hij in tegenstelling tot hetgeen was afgesproken de jaarrekeningen niet heeft opgesteld en ingediend. Nu stelt hij zich echter op het standpunt dat hij er alles aan heeft gedaan om de jaarrekeningen op tijd af te ronden en zo compleet mogelijk aan te leveren bij WiseQ c.s. en dat de kosten voor die werkzaamheden dus wel door hem zijn gemaakt. [gedaagde] heeft erkend dat de jaarrekeningen uiteindelijk niet door hem zijn opgesteld en ingediend. Dit terwijl hij dit op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst wel had moeten doen. In beginsel heeft hij dan ook geen recht op betaling voor die werkzaamheden. Dat [gedaagde] wellicht wel de nodige voorbereidende werkzaamheden heeft verricht, maakt dat niet anders. Bovendien heeft [gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd waar die werkzaamheden uit hebben bestaan en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn. Dit deel van de vordering komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
Abonnementskosten mei tot en met september 2023
4.25.
[gedaagde] legt aan dit deel van de vordering ten grondslag dat hij de overeenkomst met WiseQ c.s. op 28 juni 2023 heeft opgezegd, maar dat er in de tussen partijen gesloten overeenkomst een opzegtermijn van drie maanden is opgenomen waardoor de overeenkomst per 1 oktober 2023 is geëindigd. [gedaagde] heeft echter niet onderbouwd dat hij na 28 juni 2023 nog werkzaamheden voor WiseQ c.s. heeft verricht. De kantonrechter acht het daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [gedaagde] aanspraak maakt op vergoeding van de abonnementskosten over de maanden juli tot en met september 2023.
4.26.
[gedaagde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter ook geen recht heeft op betaling van de abonnementskosten over de maanden mei en juni 2023. Hoewel [gedaagde] voldoende heeft onderbouwd dat er in die maanden nog wel werkzaamheden door hem zijn verricht, is de kantonrechter ook van oordeel dat WiseQ c.s. voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] bij het uitvoeren van de werkzaamheden steken heeft laten vallen en niet de voortvarendheid heeft betracht die van een boekhouder verwacht mag worden. Onder die omstandigheden acht de kantonrechter het niet redelijk dat WiseQ c.s. de abonnementskosten voor de maanden mei en juni 2023 moet betalen.
Conclusie
4.27.
De conclusie is dat de tegenvordering wordt afgewezen. Als gevolg zijn ook de door [gedaagde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente niet toewijsbaar.
4.28.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WiseQ c.s. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
474,00

5.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan WiseQ c.s. te betalen een bedrag van € 7.330,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 8 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
de tegenvordering
5.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.