6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op dertienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Op 13 februari 2024 hebben de verdachte en zijn medeverdachten, in opdracht van een ander, een ontploffing veroorzaakt aan [adres] . Hierbij is gebruikgemaakt van zwaar knalvuurwerk, namelijk een Cobra, dat door de verdachten is vastgemaakt met plakband aan een flesje met benzine. Op het moment dat de verdachten voor de woning stonden hebben ze gezien dat het licht in de woonkamer aan was en de televisie aanstond. Toch heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] een baksteen door het raam van de woonkamer gegooid, waardoor de ruit is gesneuveld en er glas in de woonkamer terecht is gekomen. Vervolgens heeft de medeverdachte [medeverdachte 2] de vuurwerkbom richting het raam gegooid. Deze vuurwerkbom is in de voortuin tot ontploffing gekomen. De rechtbank vindt het onbegrijpelijk dat de verdachten wisten dat er iemand in de woning was, en zij toch deze levensgevaarlijke situatie hebben gecreëerd. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en de veiligheid(sgevoelens) van anderen. De zorgwekkende ontwikkeling dat dit soort explosies steeds vaker voorkomt, levert ook gevoelens op van angst en onveiligheid in de samenleving.
Met zijn handelen heeft de verdachte, met de medeverdachten, een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De gevolgen van hun handelen hadden vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer de vuurwerkbom wel in de woning terecht was gekomen of er een grote brand was ontstaan. Gezien het tijdstip van de ontploffing, rond 20:00 uur, was het voor de hand liggend dat er personen in de woning aanwezig waren. Zoals gebleken was dit ook het geval en waren de bewoners, de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , in hun woning aanwezig. De ontploffing is voor hen zeer bedreigend en beangstigend geweest en zij hebben hier nog steeds erg veel last van. Dit blijkt mede uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die op de zitting namens de benadeelde partijen zijn voorgelezen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst ten voordele van de verdachte in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 4 februari 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad, in aanmerking genomen.
De Raad heeft in het rapport geadviseerd om de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan de hulpverlening van El Caminar. De Raad is van mening dat een werkstraf een passende reactie is om consequenties aan het delictgedrag te verbinden. Daarbij vindt de Raad het van belang dat aan de bijzondere voorwaarden een maximale periode van een jaar wordt verbonden, aangezien de jeugdreclassering al enige tijd betrokken is en de verdachte goed meewerkt.
Op zitting hebben de Raad en de jeugdreclassering bovenstaand advies onderschreven en hieraan het volgende toegevoegd. De Raad adviseert om naast de werkstraf, aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest van de verdachte, op te leggen. De Raad adviseert geen voorwaardelijke jeugddetentie, omdat dit voor de verdachte heel belastend zou zijn. Verder heeft de Raad het opleggen van een contactverbod met de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en een locatieverbod voor [straatnaam] in [plaats] geadviseerd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf verder in zijn voordeel meegewogen dat hij nog erg jong is, inmiddels al geruime tijd begeleid wordt door de jeugdreclassering en zich al die tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van de verdachte bij het teweegbrengen van de ontploffing, in die zin dat hijzelf niet degene is die de vuurwerkbom heeft gegooid. Tot slot heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte geschrokken is van de ontploffing en oprecht spijt lijkt te hebben van zijn aandeel daarbij.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor uiteengezette ernst van het feit, op zichzelf een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. In soortgelijke zaken wordt een dergelijke straf ook wel opgelegd.
De rechtbank ziet echter in de hierboven genoemde omstandigheden aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie en aan hem een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet – conform het advies van de Raad – geen aanleiding om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en schat in dat een deels voorwaardelijke werkstraf de verdachte er voldoende van zal weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich tijdens die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de Raad geadviseerd in het rapport en op de zitting aangevuld. De rechtbank ziet geen aanleiding om een maximale termijn van één jaar aan de bijzondere voorwaarden te verbinden, nu de jeugdreclassering indien nodig zelf eerder kan besluiten tot het afsluiten van deze voorwaarden. De rechtbank zal tenslotte bepalen dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, van het onvoorwaardelijke deel van de werkstraf zal worden afgetrokken, voor iedere dag twee uren.