ECLI:NL:RBROT:2024:10243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10.098056.24 vordering TUL: 13/298063-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van een ontploffing en niet-ontvankelijkheid van benadeelde partijen

In de zaak tegen de verdachte, die op 18 maart 2024 aanwezig was bij een ontploffing in een woning, heeft de rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd en had de ontploffing gefilmd, maar de rechtbank oordeelde dat het filmen op zich geen uitvoeringshandeling van het teweegbrengen van een ontploffing is. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medepleger was van de ontploffing. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast waren er benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank deze vorderingen niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde ook dat de benadeelde partijen in de kosten van de verdediging moesten worden veroordeeld, maar deze kosten werden begroot op nihil. Tot slot werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.098056.24
Parketnummer vordering TUL: 13/298063-20
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. F.A.M. Engels, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 13/298063-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte was aanwezig bij de ontploffing. Op de telefoon van de verdachte staan filmpjes waarop de ontploffing te zien is. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de ontploffing heeft gefilmd. Hoewel de verdachte het explosief niet heeft afgestoken, is de rol van de verdachte van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. De medeverdachte regelde op zijn beurt de auto en plaatste het explosief. Gelet op de manier van samenwerken is sprake van nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte is aanwezig geweest bij de woning op de [adres] toen daar op 18 maart 2024 door de medeverdachte vuurwerk tot ontploffing is gebracht. De verdachte heeft verklaard dat hem door de medeverdachte was gevraagd om de explosie te filmen en dat heeft hij ook gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het enkele filmen geen uitvoeringshandeling van het teweegbrengen van een ontploffing is. Ook overigens is niet gebleken dat de verdachte ter plaatse enige actieve handeling heeft verricht gericht op het teweegbrengen van die ontploffing. Het dossier bevat verder onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte actief betrokken is geweest in de fase voorafgaand aan de ontploffing.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de gedraging van de verdachte – hoe kwalijk die ook moge zijn – van onvoldoende gewicht is om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken. Dit leidt ertoe dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van het teweegbrengen van de ontploffing.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.423,30 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,= aan immateriële schade. Ook heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het ten laste gelegde feit, die een vergoeding van € 7.500,= aan immateriële schade vordert.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vordering, worden zij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Vordering tenuitvoerlegging

6.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 mei 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren, waarvan een gedeelte groot 2 (twee) jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 augustus 2021.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen. Daarbij merkt de officier van justitie op dat een deel van de vordering, namelijk 1 (één) maand, op 17 maart 2023 reeds is toegewezen door de politierechter in Amsterdam. Derhalve verzoekt de officier om de vordering voor de overige 23 maanden toe te wijzen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren voor de andere maand.
6.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging afwijzen.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 mei 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. A. Hello en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 18 maart 2024 te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een
woning gelegen aan de [adres]
door aangestoken/brandend vuurwerk, althans brandbaar en/of explosief
materiaal, te gooien naar/in aanraking te brengen met die woning
ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en/of brand is ontstaan
en/of die woning en/of goederen in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand en/of beschadigd,
terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woningen en/of goederen in die
woning en/of goederen in omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning
aanwezige personen ([naam 1] en/of [naam 2]) en/of in omliggende woningen
aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel,
te duchten was.