6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, die staan in een onderlinge verhouding van eendaadse samenloop, als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer twee weken het slachtoffer van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. De verdachte en het slachtoffer verbleven samen in een woonruimte achterin een garage. Die woonruimte was vanaf de openbare weg niet zichtbaar en ook vanuit de garage was – door de geblindeerde vensters – geen enkel zicht op wat zich in de ruimte afspeelde. Daar heeft de verdachte het slachtoffer herhaaldelijk mishandeld door haar te slaan (met zijn vuist) en te schoppen. Het slachtoffer heeft hierdoor diverse bloeduitstortingen en verwondingen opgelopen, met name in haar gezicht. Het slachtoffer mocht van de verdachte de woonruimte niet verlaten. Hij heeft de ruimte afgesloten en haar sleutels en telefoon afgepakt. Uiteindelijk heeft het slachtoffer de hulp kunnen inroepen van de hoofdbewoonster van het pand, die daarop direct de politie heeft gebeld. De politie heeft het venster in de deur van de woonruimte moeten inslaan om het slachtoffer uit de situatie te kunnen bevrijden.
Door zijn handelen heeft de verdachte het slachtoffer in een zeer onveilige en beangstigende situatie gebracht. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de nadelige gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer heeft gehad. Ter terechtzitting heeft hij geen blijk gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Bijzonder kwalijk is bovendien dat de verdachte drie jaar eerder hetzelfde slachtoffer in vergelijkbare omstandigheden vijf weken lang van haar vrijheid heeft beroofd en haar meermaals heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 2 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Meer specifiek wijst de rechtbank erop dat de verdachte slechts enkele weken na zijn laatste detentie opnieuw is gerecidiveerd. De verdachte liep tijdens het bewezenverklaarde nog in een proeftijd, wat hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten (tegen hetzelfde slachtoffer) te plegen. De rechtbank weegt voornoemde omstandigheden in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de eerdergenoemde rapportages van de psycholoog en de psychiater, opgesteld op 20 oktober 2024 door drs. J. Yntema
(GZ-psycholoog) en op 28 oktober 2024 door drs. A. Banaei Kashani (psychiater).
De conclusies van de gedragsdeskundigen luiden – zakelijk en samengevat weergegeven – dat de verdachte lijdt aan een posttraumatische-stressstoornis, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis, cocaïne, alcohol en opioïden. Bij de verdachte is sprake van inadequate, vermijdende copingstrategieën, gebrekkige leefomstandigheden, weinig zelfinzicht en beperkt probleembesef. De stoornissen van de verdachte hebben in enige mate doorgewerkt in de bewezen verklaarde feiten. De deskundigen adviseren om die reden de feiten (indien bewezen) in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundigen schatten de kans op herhaling van agressief gedrag (bij het ontbreken van een behandelingskader) als hoog in. Er zijn nauwelijks beschermende factoren. De deskundigen concluderen dat de chronische en hardnekkige problematiek van de verdachte vraagt om een langdurige behandeling en begeleiding. Zij achten van essentieel belang dat de verdachte een langdurige, intensieve klinische behandeling zal volgen gericht op de verslavingsproblematiek en – op termijn – de traumaklachten en persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte.
Op de vraag binnen welk juridisch kader de interventies ter beperking van het recidivegevaar moeten worden gerealiseerd, heeft de GZ-psycholoog (onder meer) als volgt geantwoord:
“
Gezien de doorwerking van de genoemde stoornissen in het ten laste gelegde, het feit dat betrokkene na zijn vorige detentie weer snel is gerecidiveerd in een verdenking soortgelijk gewelddadig gedrag en het hoge recidiverisico, is het van belang dat betrokkenes behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven. Betrokkene lijkt nauwelijks gemotiveerd te zijn voor behandeling en wil hieraan graag zijn eigen voorwaarden stellen zoals een tijdslimiet. De verwachting is dat een verplichte klinische opname in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht wederom te kort zal schieten om betrokkene langdurig in behandeling te kunnen houden. Genoemde behandeling zou dan ook naar mening van onderzoeker het beste plaats kunnen vinden in het kader van een TBS om betrokkene zodoende goed in behandeling te kunnen houden. De moeilijkheid van de TBS met voorwaarden maatregel is echter dat betrokkene gemotiveerd moet zijn om zich aan voorwaarden, waaronder klinische opname, moet houden. Gezien het uit de beschreven stoornissen voortkomende gebrek aan ziektebesef en-inzicht, zijn neiging om zich tegen hulpverlening te verzetten, eerder gestagneerde hulpverleningstrajecten en toezicht, lijkt de kans van slagen van een behandeling binnen een TBS met voorwaarden klein. Anderzijds is betrokkene nooit eerder klinisch opgenomen en zou hij, mits gemotiveerd, goed kunnen profiteren van deze behandeling waardoor voor hem ook de meerwaarde hiervan gezien zou kunnen worden.”
De rapportage van de psychiater houdt in dit verband (onder meer) het volgende in:
“
Alles overziend, wordt, bij een bewezenverklaring, gezien de hoge kans op herhaling van agressief gedrag, de benodigde intensieve en langdurige behandeling, het vrijwel volledige gebrek aan ziekte-inzicht en het mislukken van eerdere kaders, ter bescherming van de maatschappij, geadviseerd betrokkene terbeschikkingstelling op te leggen. Bij mensen met soortgelijke problematiek wordt in theorie de maatregel tbs met voorwaarden afdoende geacht om de kans op herhaling te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Betrokkene is niet eerder langdurig klinisch behandeld en ambulante behandeling is niet eerder goed van de grond gekomen. Bij betrokkene is het echter de vraag of deze maatregel (tbs met voorwaarden) een kans van slagen heeft, daar hij eerder heeft laten zien zich niet aan voorwaarden te willen houden, niet akkoord te gaan met een langdurige klinische behandeling en hij ambulante behandeling, behalve het gebruik van medicatie, heeft afgehouden. Gezien het zorgmijdende en het eigengereide gedrag van betrokkene en gezien de complexiteit en de ernst van de problematiek wordt de kans van slagen van tbs met voorwaarden gering geschat. TBS met dwangbehandeling lijkt op dit moment het enige kader waarmee de kans op herhaling tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd kan worden.”
Ter terechtzitting van 4 februari 2025 heeft de rechtbank de psychiater als deskundige gehoord. De psychiater heeft op de zitting nader toegelicht dat een tbs-maatregel met voorwaarden bij soortgelijke problematiek als bij de verdachte in beginsel het meest passend is en ook toereikend is om dergelijke problematiek te behandelen, maar haar twijfels met name zien op de motivatie van de verdachte om zich (langdurig) aan voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op het rapport van Tactus Reclassering, opgemaakt op 24 december 2024 door V. Heugen. De reclassering gaat uit van de medische bevindingen en conclusies van de deskundigen en adviseert bij bewezenverklaring een tbs-maatregel met voorwaarden aan de verdachte op te leggen, die dadelijk uitvoerbaar moet zijn, met aansluitend de GVM. De reclassering adviseert tevens de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden als die aan de tbs-maatregel met voorwaarden worden verbonden. Het advies van de reclassering wordt (onder meer) als volgt onderbouwd:
“
Betrokkene maakt ten aanzien van de reclassering een meer gemotiveerde en begeleidbare indruk. Het valt niet uit te sluiten dat deze houding mede is ingegeven door mogelijke oplegging van een TBS met dwangverpleging. Desondanks ziet de reclassering mogelijkheden voor een toezicht in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden met een klinische aanvang. Te meer omdat betrokkene zelf hulpvragen heeft geformuleerd, zijn medewerking heeft toegezegd en er door het IFZ een indicatie is afgegeven voor een langdurige klinische behandeling. Hoewel betrokkene eerder reclasseringstoezicht
opgelegd gekregen heeft, was dit vanwege ontbrekende motivatie, nog niet eerder met langdurige klinische behandeling in de bijzondere voorwaarden opgenomen. Momenteel geeft betrokkene aan dat hij inziet klinische behandeling nodig te hebben, om zodoende mogelijk zijn leven weer op orde te krijgen. Betrokkene geeft aan inmiddels 56 jaar te zijn en niet nog meer tijd in detentie te willen doorbrengen.”
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen. De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend en zal hiermee rekening houden in de strafoplegging. Oplegging van een straf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de raadsman, doet echter geen recht aan de ernst van de feiten. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte moet worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag moeten worden gesteld. Niet kan worden volstaan met het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Naar de inschatting van de rechtbank zal dat de verdachte onvoldoende stimuleren om de voorwaarden na te leven.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging op dit moment niet noodzakelijk. De rechtbank concludeert dat de behandeling en begeleiding die de verdachte nodig heeft in een minder ingrijpend, maar evengoed stevig en streng gereguleerd kader plaats kan hebben. De rechtbank neemt hierbij de nadere toelichting van de psychiater op de zitting in aanmerking, inhoudende dat een
tbs-maatregel met voorwaarden in beginsel het meest passend en ook toereikend is om soortgelijke problematiek als bij de verdachte te behandelen. De rechtbank deelt de door de deskundigen geuite twijfels omtrent de motivatie van de verdachte en heeft er oog voor dat de door hem op de zitting getoonde bereidheid om zich aan de voorwaarden te houden mogelijk (hoofdzakelijk) extrinsiek is ingegeven, namelijk door de vrees dat hem een
tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd. Feit blijft echter dat de verdachte niet eerder een langdurige klinische behandeling heeft moeten ondergaan en zich daartoe ter terechtzitting bereid heeft verklaard. De reclassering ziet mogelijkheden voor een toezicht in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de verdachte een kans te bieden om een dergelijk traject te laten slagen.
Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden
– met uitzondering van het contactverbod met de aangeefster – verbinden. De verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen van oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van feit 1 een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door de verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel.
De rechtbank kan, op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Feit 1 betreft een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De duur van een eventuele tbs-maatregel met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan de detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelDe rechtbank acht het ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen noodzakelijk dat aansluitend aan de tbs-maatregel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr aan de verdachte wordt opgelegd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan.
De rechtbank leidt uit de deskundigenrapportages af dat de psychische problematiek van de verdachte chronisch en hardnekkig is en dat het – met die problematiek verband houdende – recidiverisico op nieuwe geweldsdelicten hoog is. Gelet daarop dient er naar het oordeel van de rechtbank rekening mee te worden gehouden dat ook na beëindiging van de tbs-maatregel met voorwaarden – die naar huidig recht in duur is beperkt tot negen jaren – langdurig toezicht noodzakelijk is om het recidiverisico terug te dringen naar een aanvaardbaar risico of op een aanvaardbaar niveau te houden.
De rechtbank acht het daarom aangewezen dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de tbs-maatregel is beëindigd, op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen en de inhoud en de duur daarvan bepalen
(artikel 6:6:23b van het Wetboek van Strafvordering (Sv)).
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de vrijheidsbeneming van de verdachte in verband met de aan hem opgelegde gevangenisstraf in deze zaak eindigt en/of de verdachte in het kader van de klinische behandeling (zoals omschreven in het dictum onder voorwaarde 4) zal worden opgenomen in de kliniek, dan wel in een overbruggingsplek in afwachting van plaatsing in de kliniek. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de terbeschikkingstelling zijn verbonden.
De schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5).