ECLI:NL:RBNHO:2025:1601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/15/360474/KG RK 24/832
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. I.E. Voorberg, de rechter die eerder beslissingen had genomen over aanhoudingsverzoeken van de verzoeker. De verzoeker had een strafzaak aanhangig, waarbij een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf was ingediend. De verzoeker had eerder aanhoudingsverzoeken ingediend, omdat er een externe klachtencommissie van de reclassering zich boog over zijn klachten. De rechter had deze verzoeken afgewezen, wat de verzoeker deed vrezen voor onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van de aanhoudingsverzoeken geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die objectief gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid konden onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve beslissing van de rechter op zich geen basis voor wraking kan zijn. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/360474/KG RK 24/832
Beslissing van 11 februari 2025
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonend in Alkmaar,
hierna: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. I.E. Voorberg,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Bij deze rechtbank is in de strafzaak tegen verzoeker geregistreerd onder parketnummer: 15.304155.23, een vordering ingediend strekkende tot tenuitvoerlegging van de op 17 juni 2024 door de politierechter opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een taakstraf voor de duur van 40 uren. De grondslag voor de vordering is het overtreden van opgelegde bijzondere voorwaarden. De mondelinge behandeling van deze vordering is bepaald op 30 december 2024.
1.2.
Bij emailbericht van 2 december 2024 heeft verzoeker een aanhoudingsverzoek gedaan, omdat een externe klachtencommissie van [reclassering] zich buigt over zijn klachten over de toezichthouder en diens leidinggevende van de reclassering. Als de klachten gegrond worden verklaard, kan verzoeker redelijkerwijs niet worden verweten dat hij zich tijdelijk niet aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Deze uitspraak kan van invloed zijn bij de beoordeling van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De uitspraak van de externe klachtencommissie wordt uiterlijk op 7 januari 2025 verwacht, zo voert verzoeker in zijn aanhoudingsverzoek aan.
Dit aanhoudingsverzoek heeft de rechter gemotiveerd afgewezen. Op 9 december 2024 heeft verzoeker gereageerd op de afwijzingsbeslissing van de rechter en wederom gevraagd de behandeling van de zaak aan te houden. Ook dit aanhoudingsverzoek heeft de rechter, gehoord de officier van justitie, afgewezen.
1.3.
Op 27 december 2024 heeft verzoeker het onderhavige wrakingsverzoek ingediend en op 30 december 2024 heeft hij een emailbericht gezonden aan de strafgriffie waarin hij meedeelt niet bij de behandeling van de strafzaak aanwezig te zullen zijn, met uitleg waarom.
1.4.
De rechter heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd en daarin meegedeeld dat de rechter niet in wraking berust.
1.5.
Bij emailbericht d.d. 10 januari 2025 heeft de officier van justitie [naam] zijn visie op het wrakingsverzoek van de verzoeker gegeven. Hij concludeert tot afwijzing van het verzoek.
1.6.
Het wrakingsverzoek is vervolgens behandeld ter openbare terechtzitting van de wrakingskamer van 11 feruari 2025. Verzoeker en de rechter zijn ter terechtzitting gehoord.
1.7.
De wrakingskamer heeft na een schorsing direct na afloop van de mondelinge behandeling uitspraak gedaan.

2.De beoordeling

Uitgangspunt

2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Dit is de subjectieve toets. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Dit is de objectieve toets.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk, maar niet doorslaggevend.
2.2.
Ter zitting van 11 februari 2025 hebben verzoeker en de rechter hun schriftelijk ingenomen standpunten nader toegelicht en gehandhaafd.
2.3.
Volgens verzoeker heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt door zijn verzoeken tot aanhouding af te wijzen en de uitspraak van de externe klachtencommissie van [reclassering] niet af te wachten. De rechter heeft volgens hem het eerste aanhoudingsverzoek afgewezen op onduidelijke en feitelijk onjuiste gronden. Het tweede aanhoudingsverzoek heeft de rechter afgewezen zonder enige onderbouwing, aldus verzoeker.
2.4.
Het wrakingsverzoek richt zich feitelijk alleen tegen de beslissingen van de rechter voorafgaande aan de inhoudelijke zitting om de aanhoudingsverzoeken af te wijzen. Dat kan echter geen grond voor wraking opleveren.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing die nadelig voor verzoeker uitpakt, geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel.
Het enkele feit dat de rechter een voor een partij negatieve (proces)beslissingen neemt, levert geen grond voor wraking op. Dat is vaste rechtspraak sinds Hoge Raad 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413). De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat verzoeker bang is dat de rechter ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging een beslissing zal nemen die voor hem ongunstig is en er geen hoger beroep van de beslissing in zijn zaak open staat, maakt dat niet anders.
Daar komt bij dat de rechter bij de afwijzing van het aanhoudingsverzoek heeft meegedeeld dat het geschil tussen verzoeker en de reclassering tijdens de zitting besproken zal worden.
2.5
Uit het verhandelde ter zitting en uit de stukken zijn verder geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan de rechter, verzoeker en de officier van justitie een afschrift van deze beslissing toe te zenden.
3.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. Gisolf, voorzitter, en mrs. S.I.A.C. Angenent-Bakker en N.M.L. Rogmans, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025
griffier voorzitter