3.3.Het besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering is volgens eisers bovendien onevenredig. Door opschorting, intrekking en woningsluiting zijn cliënten volledig zonder inkomen geraakt terwijl zij afhankelijk zijn van de uitkering. Dit raakt de kern van artikel 20 Grondwet: bestaanszekerheid en artikel 8 ,van het EVRM: recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Het college toont volgens eisers geen enkel besef van proportionaliteit.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit zorgvuldig voorbereid. Het onderzoek van het college is voldoende geweest en – anders dan eisers stellen – mocht het college van de juistheid van de onderzoeksresultaten uitgaan. Verder zijn eisers in de gelegenheid gesteld om hun standpunten met bewijsstukken te onderbouwen en is hen ook een termijn gegeven voor het overleggen van gevraagde informatie.
5. Volgens de voorzieningenrechter mocht het college uitgaan van de informatie die van de politie is ontvangen voor wat betreft de (vermoedelijke) hoeveelheden van (vermoedelijk) harddrugs die zijn aangetroffen. Dat hier van een vermoeden wordt gesproken maakt niet dat het college niet heeft mogen concluderen tot het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid harddrugs. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat hiervan reeds sprake is als meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen, er in totaal 80 wikkels zijn gevonden, en door eiser [eiser] (consistent) is verklaard dat de inhoud daarvan cocaïne betreft.
6. De in de woning van eisers aangetroffen over 80 wikkels verdeelde handelshoeveelheid harddrugs, samen met de grote hoeveelheid cash (€ 3.850,00) en de omstandigheid dat hij op straat is aangehouden met een in 12 wikkels verpakte handelshoeveelheid harddrugs, bieden voldoende grondslag voor de conclusie van het college dat eiser (in de periode in geding) handelde in harddrugs. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de cocaïne enkel voor eigen gebruik is geweest. De enkele niet onderbouwde verklaring is daarvoor onvoldoende.
7. Omdat eiser [eiser] hiermee inkomsten kon verwerven, konden die activiteiten van invloed zijn op het recht op bijstand. Daarom moest hij deze activiteiten melden bij het college. Dat is vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Omdat hij dat niet heeft gedaan, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser [eiser] de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden.
8. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
9. Hierin is eiser [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet geslaagd. Eiser [eiser] heeft verklaard geen boekhouding te hebben bijgehouden en verder geen informatie te willen geven over de persoon bij wie hij de drugs heeft aangekocht en diens contactgegevens. Dit dient voor zijn rekening en risico te komen. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand in de periode in geding niet kon worden vastgesteld.
10. Het college heeft het recht op bijstand van eisers dan ook op goede gronden ingetrokken.
11. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Het gaat hier om een verplichte intrekking als bedoeld in de artikelen 54, derde lid, eerste volzin, van de PW. Van een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zoals eiser voor ogen heeft is in dit geval geen ruimte.
12. Geheel ten overvloede wijst de voorzieningenrechter eisers erop dat zij, indien zij menen dat zij (inmiddels weer) recht op bijstand hebben, daartoe een aanvraag kunnen indienen bij het college. Zoals ter zitting aan de orde is gekomen kunnen zij het college in dat verband ook om een voorschot verzoeken.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit kan standhouden. Het verzoek om voorlopige voorziening wijst de voorzieningenrechter af. Voor teruggave van het griffierecht en een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.