Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Strafmotivering
7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
[slachtoffer 1]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 79.950,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 3]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 50.000,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2019 tot aan de dag van volledige betaling, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 2]de verplichting op tot
betaling aan de staatvan een bedrag van € 244.961,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag van volledige betaling, bij gebreke van (volledige) betaling en verhaal te vervangen door 230 dagen gijzeling.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot
betaling aan de staatvan een bedrag van € 79.950,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling, bij gebreke van (volledige) betaling en verhaal te vervangen door 80 dagen gijzeling.
[slachtoffer 3]de verplichting op tot
betaling aan de staatvan een bedrag van € 50.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2019 tot aan de dag van volledige betaling, bij gebreke van (volledige) betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen gijzeling.